NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
DE DEER WII0NESW00D.
Nu. 35.
Woensdag 1 Mei 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
De Keizerlijke familie m Japan.
BINNENLAND.
F euilleton.
IMERSFOOITStiE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.— Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
fngezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De tegenwoordige keizer en kei
zerin van Nipon zijn zonder twijfel
twee der merkwaardigste figuren in
de moderne historie.
De keizer Mutsu Hito, geboren te
Kioto, 3 Nov. 1852, besteeg als knaap
van nog geen 16 jaar den troon, 13
Febr. 1867. Het was een jongen
zonder eenige kennis van de wereld,
die zijn korte leven in volkomen af
zondering had doorgebracht gelijk
alle keizerlijke prinsen voor hem. Hij
was onderwezen in de Chineesche
klassieken, in het verzen-schrijven,
in het schikken van bloemen en in
de theeceremonies. Een opleiding
dus, die wel wat te wenschen over
liet bij een aanstaand regeerder van
meer dan veertig millioen menschen
Toch heeft die man getoond een
krachtig karakter te bezitten, en een
geest zeer ontvankelijk voor nieuwe
ideeën. Ja die nieuwe ideeën heeft
hij zoo snel achtereen in zich op
genomen, dat de meerderheid der
natie niet in staat was ze behoorlijk
zich eigen te maken. Zijn vooruit
streven naar de hoogte der beschaafde
naties was te radicaal.
De dwaling is ingezien en een wij
ziging in heerschende gebruiken wordt
niet genomen voordat het volk door
opvoeding ontvankelijk is gemaakt.
Tot 1868 werd de keizer beschouwd
als de geestelijke leidsman van het
volk, en geen onderdaan kon zijne
Heiligheid zien en leven. Bij een
audiëntie, die zeer zelden gegeven
werd, bleef zijn gelaat onzichtbaar
voor den bezoeker, die ook op groo-
ten afstand moest blijven. Hij mocht
niet tweemaal dezelfde kleeding dra
gen of van hetzelfde bord eten. Deze
dingen vergeleken bij den tegen
woordige» toestand doen aan een
sprookje uit duizend en een nacht
denken, maar nochtans is het waar.
Mutsu Hito is de honderd-een-en-
twintigste vorst in zijn geslacht, dat
afstamt van Jimmu Tenno, den zoon
des hemels, die over Japan regeerde
bijna 7 eenwen voor onze jaartelling.
Hij was de eerste Mikado die in per
soon in een staatsraad verscheen.
Daar zwoer hij, dat hij in der daad
zou regeeren, en beloofde hij, dat
een beraadslagende vergadering zou
gevormd worden, dat de openbare
meening gezaghebbend zou zijn, dat
onbeschaafde gebruiken uit oude tij
den zouden verdwijnen, dat onpar
tijdigheid en recht vaardigheid zouden
heerschen. Weinig later werd een
gezantschap van 49 man de wereld
ingezonden, om de stelsels van op
voeding en het beste op het gebied
van wetenschap en kunst te bestu-
deeren. Bij het afscheidsdiner zei
de Mikado o. a. het volgende: »Wij
hebben behoefte aan inrichtingen
voor de ontwikkeling der vrouw.
Onze vrouwen moesten niet onbe
kend zijn met die groote beginselen
waarvan het geluk in het dagelijksch
leven zoozeer afhangt. Hoe gewich
tig is de opvoeding van de moeders,
die voor een groot deel de toekomst
in haar hand hebbenDaarom wordt
aan echtgenooten en zusters vrijheid
gegeven hare bloedverwanten op bui-
tenlandsche reizen te vergezellen, op
dat zij zelf kunnen kennis maken
met betere stelsels van opvoeding,
en dan na haar terugkeer het ge
leerde in toepassing kunnen brengen
Ruim een jaar na zijne troonsbe
stijging huwde Mutsu Hito met Ha-
ruko, de tegenwoordige keizerin, de
dochter van een der aanzienlijkste
edelen. De keizer mag de toekom
stige keizerin niet zoeken in eigen
familiekring, maar is in zijn keuze
beperkt tot de dochters van de vijf
hoogste adelijke families. Zoo hij
verkiest mag hij nog elf andere
vrouwen hebbendeze, gekozen uit
de voornaamste families, nemen een
hooge plaats in, maar de keizerin
alleen is wettige vrouw en heeft deel
in de vorstelijke eerbewijzen. In 1870
verschenen keizer en keizerin voor
het eerst tezamen in het openbaar,
maar de keizerin reed op eenigen
afstand achter den keizer. In 189Ü
zaten zij in hetzelfde rijtuig.
De Japanneezen zijn er zoo lang
zamerhand aan gewend, om het aan
gezicht van den Mikado te aanschou
wen, en zij hebben de ondervinding
kunnen opdoen, dat zij ondanks die
aanschouwing in 't leven blijven
maar zijn naam is even verheven en
zijn persoon even heilig als voorheen.
Zijn prestige is niet verzwakt door
den voortgang van het volk op de
baan van beschaving. De priesters
vertellen de rnenschen, dat zij hunne
goden niet met zoovele persoonlijke
gebeden en wenschen behoeven lastig
te vallen, want de Mikado bidt dage
lijks voor zijn volk en zijn gebeden
worden eerder verhoord dan de hunne,
en de menschen gelooven het wel,
De keizer is grooter dan zijn meeste
onderdanen, maar heeft een sleepen
den gang. Zijn schuine oogen zijn
donker en doordringend, hoofdhaar
en baard opzijn-Engelsch geschoren
zijn zwart. Hij heeft dikke lippen en
groote onderkaak, hetgeen een ken-
teeken zou zijn van een vast karak
ter en een sterken wil, Hij gaat ge
kleed op zijn Europeesch en vertoont
zich in het openbaar in generaals
uniform en gedecoreerd. Ofschoon
hij meer voor de wereld leeft dan
eenig ander Oostersch potentaat,
leeft hij voor ons doen nog te veel
afgezonderd; weken achtereen komt
hij niet voorschijn.
In het begin zijner regeering leerde
hij vreemde talen, maar hij gaf het
spoedig op, omdat het te veel tijd
en arbeid kosttevertalingen leest
hij echter veel. De titel Mikado is
niet in gebruik bij de Japaneezen en
zij hooren hem niet gaarne door
vreemden gebruiken. De beschaafden
noemen hun souverein Shnojo-sarna
en het gewone volk zegt Tenshi-sama
Tenno is de naam in oflicieele
stukken.
Niettegenstaande zijn vrij hooge
ontwikkeling gelooft de keizer nog,
dat Adam reeds keizer van Japan
was, Als het zoo voorkomt gaat hij
tot den oorsprong van zijn dynastie
terug, en stelt dien vóór tien duizend
jaar, d. w. z. bij de schepping dei-
wereld.
De keizerin, geboren 29 Mei 1850,
heeft na haar huwelijk haar intocht
in de wereld gehouden. Eerst volgde
zij nog de Japansche gewoonte om
de tanden zwart te verwen en de
wenkbrauwen al' te scheeren, maar
spoedig volgde zij hierin evenals in
de kleeding de westersche mode. Dat
waren moeielijke dagen voor het hof,
toen het bevel kwam op zijn Euro
peesch gekleed te gaanDe dingen
werden het onderste boven of het
binnenste buiten aangetrokken, en in
vele gevallen werd in letterlijken zin
liet bijbelwoord waarheidde laat-
sten zullen de eersten en de eersten
zullen de laatsten zijn Het zal heel
wat moeite gekost hebben te gewen
nen aan corsetten en hooge hakken
voor wie al haar leven loshangende
gewaden en sandalen gedragen had
den. Jammer dat de schilderachtige
nationale dracht werd afgelegd, de
mode-slavernij hadden zij niet moe-
ton binnenhalen.
De keizerin is een ontwikkelde
vrouw, een moeder voor haar volk,
die in het lot der lijdenden en be-
hoeftigen levendig belang stelt. Zij
heeft zelf geen kinderen en is als
iedere kinderlooze moeder in Japan
een voorwerp van medelijden. De
kroonprins Haru, geboren in 1879, is
de zoon van den keizer en madame
Yanagiwara. Tien kinderen zijn jong
gestorven, twee prinsesjes leven nog.
Prins Haru ontvangt een uitstekende
opvoeding, tot voltooing daarvan zal
hij, over enkele jaren een groote
wereldreis ondernemen. De liberale
partij koestert van hem groote ver
wachtingen. Voor den keizer en het
hof is hij een wonder. Maar zij ver
geten, dat zij zelf eerst veel hadden
af te leeren alvorens zij iets konden
leeren, terwijl hij het kind, onder
geheel andere omstandigheden, in een
geheel andere atmosfeer geboren, de
opvoeding op maagdelijken bodem
kon beginnen.
De Koninginnen te Londen.
Het is voor het groote publiek en ook
voor den journalist, die niet doorkneed
is in de diepste geheimen der hofge
bruiken, moelelijk zich een begrip te
vormen var. wat met het woord «incog
nito" iju eigenlijk wordt bedoeld. Dagen
lang was, kennelijk van hoog-ofücieele
zijde, te Londen gewezen op het parti
culier karakter van het Koninklijk bezoek
aan Engeland. Een ontvangst door het
Gemeentebestuur te Queensborough, een
begroeting door Engelsche oorlogschepen,
een militair escorte, alles moest achter
wege blijven.
En toch is onze Vorstinnen een ont
vangst bereid, als slechts te beurt kan
vallen aan een regeerende vorstin, die
harteljjk welkom is in het land dat zij
bezoekt.
ln den vroegen ochtend van Zatei-
dag regende het te Queensborough
onafgebroken; 't weer was ellendig, maar
dit belette niet, dat allerlei aanstalten
voor de ontvangst werden gemaakt. Vlag
gen weiden uilgestoken, zoowel aan de
landingsplaats als aan het station, en dit
laatste werd bovendien met rood doek
behangen.
Omstreeks kwart voor tienen kwam
de Valk aan, begeleid door het pantser
schip Sans pareil. Spoedig verscheen
ons Koninginnetje op het dek, in een
hingen mantel met een stroohoedje op,
bloemen in de hand, en wat het be
langrijkste was, met blozende wangen,
een afdoend bewijs, dat de zeereis H.M.
niet slecht bekomen was, hetgeen voor
een deel zeker ook aan den kalmen over
tocht te danken was.
Vol belangstelling keek de jeugdige
Vorstin naar de toebereidselen voor de
UIT HET ENOELSCH VAN MORLEY PRESTON
DOOR
2) M
Op eene rustbank dicht bij den grooten
steenen haard lag eene rude dame met
een vriendelijk en schoon, doch door
smart verwrongen gelaatde bruine oogen
zagen noch helder en vroolijk, hoewel
de bezitster daarvan reeds lang haar
60ste jaar moest hebben bereikt. Met
een vriendelijken glimlach stak zij hare
hand naar mij uit.
«Milicent Tenton niet waar? Uwe
moeder en mijne dochter waren zulke
goede vriendinnen, mijn beste kind, dat
ik hoop dat wij nog betere zullen worden.
Ik tioud heel veel van jonge menschen
en ik geloof ook dat zij over het alge
meen wel met mij over weg kunnen,
daarom vertrouw ik dat gjj hier gelukkig
zult zijn. Wat uw kleine discipelen aan
gaat, die houden nu al van u en hebben
uwen komst verlangend te gemoet gezien.
Mag ik u even verzoeken voor mjj te
willen schellen? Dank u. Miller," tot
den binnenlredenden deftigen huisknecht,
«verzoek de jonge dames beneden te ko
men, en zeg dat Algi» met hen mede
moet komen. Zij wureu zoo bedroefd
miss Manvers te moeten missen," gii g
zjj voort, zich weder tot mjj wendende.
«Zij werd gisteren geheel onverwacht
door een biief van haar zaakwaarnemer
tot vertrekken genoodzaakt, en hoewel
wij wisten dat zij toch gaan zoude, schokte
het ons uilen zeer toen zij heen ging.
Daar zijn de kinderen;" toen haastige
voetstappen in den gang gehoord werden.
«ik hoop dat gij goede vrienden zult
worden."
Toen ik op de kleine troep nederzag
achtte ik het zeer waarschijnlijk dat wij
dat zouden worden. Daar waren twee
meisjes, mooie blonde kopjes, van tien en
twaalf, en een pracht van een jongen van
ongeveer zeven jaar, met lichtbruine lok
ken en met dezelfde trotsche bruine oogen
van zijne grootmoeder; een kind dat men
slechts behoefde te zien om het lief te
hebben. Mrs. Temple r.ep de kinderen
naar zich toe en stelde hen aan mij voor.
«Hier hebt gij nu May en Gracie, miss
Tenton, die ik hoop dal gij altijd lief en
gehoorzaam zult vinden, en dit is Algie,
een kleine deugniet."
May, de oudste, kwam schoorvoetend
en met uitgestrekte hand naar mjj toe'
Ik nam hare hand, en, getroffen door de
gelijkenis die ik in haar kinderlijke trek
ken meende te ontdekken met die van
mijn lief vriendinnetje Etta, bukte ik mij
en diukte mijn lippen op hare volle wang.
Gracie, de blond gelokte, aardige, kleioe
heks, snelde, dit ziende naar mij toe en
kuste mij recht hartelijk, terwijl eindelijk
ook Algie wat dichter bij schoof, en het
waagde een angstig onderzoek in te stel
len of ik ook sprookjes wist te vertellen.
Toen ik hem op dat punt gerust stelde,
vroeg hij mij op mijn schoot te mogen
zitten, een verzoek dat ik terstond
inwilligde en vervolgens of ik maar
eens dadeljjk een begin wilde maken met
eene geheel nieuwe vertelling. Doch
hierop zeide Mrs. Temple, die gedu
rende die nadere kennismaking glim
lachend naar ons had zitten te kijken,
«nu niet, maar latei zal miss Tenton,
zoo zjj althans tevreden over u is, mis
schien wel zoo goed willen zijn u een
sprookje te vertellen; nu is zij echter
te moè van de reis en moet zij een wei
nig rust gaan genieten. Laat gij miss
Tenton hare kamer eens zien May, en
Grace vraagt gij intusschen aan mad.
Hariisson, haar dadelijk thee boven te
brengen. Gij zult u zeker wel wat willen
opfrisschen," voegde zij er bij, zich tot
mij wendende, «en daar wij spoedig eten,
kan ik u een kop thee aanbevelen. Mocht
er evenwel het een of ander zijn dat gij
liever zoudt wenschen, dan zult gij mij
genoegen doen het te zeggen; het zal
mij heel aangenaam zijn, de overtuiging
te verkrijgen dat gij u tehuis gevoelt."
Ik bedankte de beleefde oude dame
hartelijk, en volgde mijne kleine geleidster.
Wij gingen de kamer uit, en een grooten
tweeden trap op, vervolgens door een
langen gang die haar licht ontving door
de schilderachtige met klimop begroeide
vensters, die ik reeds van buiten had
opgemerkt en eindelijk in eene groote
slaapkamer, hoog van verdieping.
Het was een vroolijk vertrek, dat uit
zag op het voorplein en met een keurig
meubilair', stoelen en sofas met gedraaide
pooten en sitsen overtrokken, een zeer
groot mahoniehouten ledikant, zwart v in
ouderdom en met damasten gordijnen
omhangen, een kunstig bewerkte antieke
garderobe van gesneden hout in hetzelfde
genre, en een bijzonder ouderwetsch
schoorsteenstuk van eene zwart gepo
lijste houtsoort dat kunstig was gebeeld
houwd, waren met smaak in de kamer
veideeid. De breede vensterbanken langs
welke ramen passiebloemen groeiden en
bloeiden, waren gezellig met damast over
trokken er. kussens belegd, die eenigszins
verscholen, waarschijnlijk even oud waren
als de gordijnen van het ledikant en die
welke voor de ramen hingen en van de
zelfde stof waren vervaardigd. Voor een
der ramen was eene kleine schrijftafel
geplaatst, als bjjna het eenig nieuwer-
wetsche meubel dat zich in de kamer
bevond.
Wat eene prettige kamer I riep ik uit,
terwijl ik mij nederzette in eene ven
sterbank, en naar buiten ziende, zag ik
over eenige reusachtige pijnboomen heen,
in de verte prachtige weilanden met gra
zend vee, en pas geploegde akkers over
welker donker bruine aarde kraaien rond
vlogen, en de zaaier ijverig heen en weder
liep langs de voren; in het oosten ver
toonden zich aan den gezichteinder eene
reeks van lage en gedeeltelijk in mist ge
hulde heuvelen, terwijl over het geheele
landschap een gloed lag van schitterend
azuur.
«Ik ben toch zoo blij dat zij u bevalt,"
antwoordde May, vroolijk glimlachende
en nu al hare verlegenheid vergetende,
«ik houd toch zoo veel van die oude ka
mers grootmama had u die van miss
Manvers willen geven, doch ik zeide dat
deze u beter zoude bevallen, dus nu kunt
gij denken hoe prettig het voor mij is,
hel u te hooren bevestigen. Watmeer
gjj wilt zal ik u morgen het geheele huis