nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND l\t>. 53. Woensdag 3 Juli 1895. Vier-eo-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. F euilleton. BANJAERT. AMERSFOO HE COUMNT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden f 3Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Vail X6 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Een merkwaardig oud gebouw hebben wij onder de hand van den slooper zien vallenmerkwaardig niet als een schoon product der bouw kunst, niet omdat het een antiek ge veltje bezat, want de kunstminnaar en antiquaar bleven er niet voor stil staan maar merkwaardig was het voor de geschiedenis van Amersfoort alsook voor vele Amersfoorters en oud-stadgenooten, die met De Géne- stet instemmen Latijnsche school, Latijnsche poort Gezegend en gezellig oord, O wereld vol illuzie Vol lust en Grieksch en lief en leed, O wereld, die ik nooit vergeet, Vol vriendschap en vol ruzie Vergeten doen wij die wereld niet, en of er leed en ruzie geweest is, wij weten het niet meer: alleen het »lief" en de «vriendschap" zijn in herinnering gebleven, zooals dat gewoonlijk gaat en vooral in de jonge jaren. We herinneren ons nog de «lieve standjes voor de poort" en de verschillende uitgehaalde streken, toen we «zoo ^prettig slecht waren en om geen pensa gaven." Dat fort in het Heerestraatje deed ons aange naam terugdenken aan dien zaligen tijd, toen ons hoofd, ons hart was vol en dol, toen we nog geen men- schenrol speelden. Maar «de goede dagen zijn geweest, en uitgespeeld het korte feestsinds werd het leven politiek, moraal, kritiek en polemiek Op die Latijnsche school waren wij zoo half en half studenten, gedroe gen ons tenminste alsof wij het waren, en de primitieve inrichting der school leende zich daar ook beter toe dan die van de moderne gymnasia. Hier zorgt men voor vloeren vrij van ver zakking en van zwieping en zonder hiaten, waardoor liet onmogelijk wordt de benedenwoners op een zand- regen te onthalenhier heeft men de trappen zoo gemaakt, dat men niet in de lokalen komt opduiken, en zooveel meer is verdwenen met de nieuwgebouwde scholen. Bovendien worden er meer vakken gedoceerd, wordt er meer van de alumni ver- eischt, zoodat de tijd kostbaarder is geworden en het den gymnasiasten geraden is, niet studentikoos te zijn alvorens zij een akademie gezien hebben. VVij noemden het gebouw merk waardig voor de geschiedenis onzer stede; laten wij een en ander mee- deelen bij wijze van lijkrede, nu onze stad dat gebouw verloren heeft. Het juiste jaar van de stichting der Latijnsche school is niet bekend, men neemt wel aan, dat zij omstreeks het jaar 1200 reeds bestond, eerste stellige vermelding van haar' bestaan is van het jaar 1380 Officieel schijnt echter 1376 als stichtingsjaar te zijn aangenomen, daar in 1876 het vijfde eeuwfeest gevierd werd. Blijkens een bericht uit de 16de eeuw moet de school toen zeer bloeiend geweest zijn. De meeste burgers lieten hunne kinderen de Latijnsche taaie leeren eer zij aan koopmans schappen of handwerken gesteld wier den. «De kennis der Latijnsche taal was in Amersfoort zóó algemeen ge worden, dat slechts zeer weinigen onder de inwoners te vinden waren, welke die taal niet spraken. De ambachtsman, zelfs de geringste ver stond haarde handelaar was daaren boven gemeenzaam met het Grieksch. De jonge dochters en dienstmaagden hadden tot gewoonte latijnsche liede ren te zingen Men hoorde die taal alom op de straaten Cicero zoude behagen gehad hebben in de zuiver heid en netheid der uitdrukking. Zoo buitengemeen was het verlan gen der ouders naar vermeerdering van kennis bij hun kroost, dat, tijdens eene overstrooming, de inwoners lie ver, ten koste van veel goud, de hulp van vreemdelingen tot redding van het vee, dat buiten de stad graasde hadden willen betalen, dan één enkelen dagdaartoehunne kinderen van school onderwijs af te roepen." Dit bericht is waarschijnlijk niet geheel vrij van overdrijving, maar overigens staan wij versteld over het geleerde Amersfoort van die dagen en over het bijna al te voorbeeldig gedrag dier ouders, voor wie leerplicht nog gansch onnoodig was. Die sympathie van het publiek voor het latijn bleef nog lang bestaan nog in de 17de eeuw werden door de scholieren bij gelegenheid van de jaarmarkt op een theater voor het stadhuis Latijnsche tooneelstukken opgevoerd. Het getal leerlingen was ook zeer groot en wordt zelfs een ge- tal v^rj §00 genoemd. Door welke oorzaken dit getal zooveel kleiner geworden is mettertijd zullen wij niet nagaan en alleen er aan herinneren dat de latijnsche school toen de eenige was, waar onderwijs was te bekomen de eerste leerschool voor alle be roepen. De latijnsche school was eerst aan de Appelmarkt op de plaats waar nu het garnizoens-bureel gevestigd is. In 1622 is zij overgebracht naar het klooster van St. Agniet in het Heerestraatje, en wel naar de kerk van St. Agniet zooals van Bernmel schrijft. Daar bleef zij tot de opening van het te genwoordig gymnasium in 1880. De zusters van St. Agnes, die zich om streeks 1380 hier vestigden, hebben in 1487 de bovengenoemde kerk laten bouwen; in 1597 toen de zusters waren uitgestorven is het klooster met de kerk aan de stad getrokken, en nadat de kerk tot verschillende doeleinden verhuurd is geweest is in 1622 de Latijnsche school er in ge vestigd. Of nu het ons bekende ge bouw die bedoelde kerk was of wel een ander gebouw van het klooster, is mij niet recht duidelijk geworden er wordt toch van een afbreken der kerk melding gemaakt. Hoe dit dan zij, het eenige overblijfsel van die kerk is nog de klok op het oude huis van bewaring in de Muurhuizen, welke klok altijd nog het Latijntje geheeten wordt. Enkele stukken uit de Latijn sche school bevinden zich in parti- kulier bezit, bij yerkoop van den in ventaris uit piëteit door oud-leerlingen opgekocht. Op dezelfde plaats gaat nu wederom een school verrijzen, die weer meer in overstemming zal zijn met de oor spronkelijke bestemming van de plaats. Waar eenmaal ynnige joncferen en weduwen neerstelijk sogten ruste haeres harten ende saligheyd hae- ren zielen, daar zullen nu dochte- ren van denzelfden geloove in nuttige werenschappen ende godsdienstigheid worden opgebracht tot geneugte van die olders en vrienden der voornoemde dochterkens. Moge dat onderwijs niet minder goede vruchten dragen. «De Latijn sche schoole is ook beroemt geweest door de verschelde wetenschappen en taaien die .daar geleerd wierden, waardoor ze niet alleen zoveel door- lugtige en geleerde mannen op ver schelde tijden heeft uitgeleverd, die tot ambassadeurs, raadsheeren, medi- cijns van keizers en koningen zijn geëmploijeert, maar wierde veele jonge luiden uit de naburige landschappen hier na toe getrokken, zelfs uit verre afgelegene gewesten zijn op deze schoole zodanige perzoonen besteld, daar koningen en vorsten uit voort- gekoomen zijn. Onder anderen mede Andreas de Castanea de Sylvas, zoone van den koning van Soyen. Item Marcus de Fretis, zoone van den koning van Kielang, en noch drie of vier anderen van hunne landslieden uit Oostindien." Vele beroemd geworden stadgenoo- ten hebben der school tot eer ge strekt, waar zij hunne studiën hebben aangevangen. Als zoodanig kunnen wij noemen: Johannes Vonk, kanse lier in de orde van 't gulden vlies, ambassadeur van Karei V en Filips II en president over de Nederlandsche zakenWillem Vonk, ambassadeur bij den koning van Denemarken Al- bertus de Wijs, raadsheer van Fer dinand I en Maximiliaan II en gezant bij den Sultan van Turkije; Paulus Buys, pensionaris van Leiden, advo- kaat der staten van Holland, raads heer van prins Willem 1Johan van Oldenbarneveld, ridder heer van Stou- tenburg, de ons bekende groote staatsman, en zijn broeder Elias van O pensionaris van Rotterdamvoorts de bouwmeester Jacob van Campen, Nic. Zoesius, bisschop van 's Hertogen bosch, en nog vele anderen zouden te noemen zijn, ook onder de lange reeks rectoren. En waar zou dan de grens der beroemdheid zijn? Dit mag men met reden vragen, wanneer de reeks van beroemde mannen zoo lang wordt, dat wel geen andere stad op zoo'n lange rij van grootheden kan bogen. Beroemd is echter een betrek kelijk begrip en naarmate men den cirkel van bepaling grooter of kleiner neemt wordt de reeks beroemdheden vrij klein of zoo groot, dat de reke naar zelf er juist nog onder valt. Let eens op, Amersfoort heeft lang geteerd op het roemrijk bezit van de menigte antieke geveltjes (misschien zes op zen hoogst), nu zal het eerlang met grooten roem alomme vermeld worden als de bakermat, als de grootste bakermat van beroemde mannen. Voor de bovenvermelde en verdere bijzonderheden verwijzen wij naar de twee historie-schrijvers van Amers foort: A. van Bemmel en W. F. N. van Roolselaar. OORSPRONKELIJKE NOVELLE DOOR A. J. O. KBEHER. 1) Toen jonkheer Willen Banjaert, een paar jaar zyn veertigsten verjaardag achter zich had, gevoelde hij voor de eerste maal, dat hij geen jongeling meer was. Op zekeien nacht droomde hij, dat zijn groote teen uit het lid was. Hij werd wakker van de pijn, betastte zijn voet en trachtte te vergeefs op te sporen, hoe zijn teen ontwricht konde zyn. Den vorigen dag had hij eene stevige wan deling door zyne bosschen afgelegd en wel, als naar gewoonte, over sloolen en greppels gesprongen, maar hij herin nerde zich niet zich bezeerd te hebben, en toch scheen niets anders dan enculose zyn pijn te veroorzaken. De jonker bezat eenige kennis van de geneeskunde; vooral was hij in de vee artsenijkunde tamelyk ervaren, zoodat men in het dorp beweerde, dat wanneer de jonker er geen raad voor wist, niemand verder de hand aan een ziek beest be hoefde uit te steken. Ja, men zeide ronduit, dat hij veel bekwamer was dan de dorpssmid, die, hoewel hij eeo patent als veearts bezat, en op wiens deur een bordje prijkte met dien titel onder het afbeeldsel van een rood-bonte koe, zelf in moeilijke gevallen den jonker, met de vereischte plechtigheid en het inacht- nemen der behoorlijke formaliteiten, om diens voorlichting verzocht en aldus diens superioriteit ook in de veterinaire weten schap erkende. Bij dat alles genoot de landedelman de algemeene achting, en was nog al over zich zeiven voldaan. Nu is het voor vele lieden nog al gemak kelijk het zoover in de wereld te bren gen maar allicht zal de wereld bij de meesten meer hierop hebben af te din gen, en niet zoo goed voldaan zyn, als allen die hem kenden, over den joDker voldaan waren. De jonker ontleende aan dat voldaan zijn ook over zich zeiven, zekere gedeci deerdheid en rondheid, die bijna ieder dadelijk voor hem innam en door welke hij een eens opgevat voornemen gewoon was spoedig te volvoeren. Nadat nu de jonker naar zijne meening zich vol komen overtuigd had van 't geen hem schortte, en oordeelende dat snelle her stelling alleen volgen konde en ook wel volgen zoude, na de herplaatsing der beentjes van zijn rechter grooten teen in hunnen gewonen en behoorlijken stand, besloot hij eens ain dien teen te trekken en voegde de daad bij de gedachte, maar zijne pijn werd onuitstaanbaar. In eens ging er een licht voor hem op en met een zucht zeide hjj: »Het pootjenl" Gelijk ieder weel, is »het pootjen" een gevolg van eigen of erfzonde. Wij zijn niet geroepen den oorsprong van jonker Banjaerts voeteuvel na te sporen, wij willen hem noch zijne vaderen be zwaren en het komt ook in de geschie denis, die wij thans willen verhalen, in het geheel niet te pas, hoe hij aan het pootjen, maar wel hoe hij aan eene vrouw kwam. Zoo is het dan ook niet mijn voornemen, voor de duizend en zooveel- ste maal, hier, bjj wyze van onwelkome zedepreek voor dezen of genen mijner lezers, die dit verhaal mochten volgen, op een oogenblik dat hij met het voeteuvel gekweld is, het algemeen gevoelen te herhalen, dat lieden die aan het pootjen lijden doorgaans zeer lastig zijn, al ben ik genoodzaakt hier eene plaats in te ruimen aan de betui ging van juffer Eva, de huishoudster, «dat er met den jonker niet langer te eggen of te ploegen was." Ik voor mij vind die uitdrukking zeer ongepast, om dat ze onwillekeurig herinnert aan ossen en buffels, en de jonker was zulk een gulhartig, gedienstig, eenvoudig, oprecht edelman als ooit een geleefd heeft, ge lijk de lezer en lezeres, hoop ik, uil de volgende bladzijden zullen ervaren, al laten we niet aanstond zijn besten kant zien. Evenwel juffer Eva zeide, dit met den jonker niet meer te eggen of te ploegen was, sedert hij, ten gevolge van zijne ontdekking het besluit genomen had, zich in een leuningstoel naast den haard van het woonvertrek te installeeren, tot dal zijne kwaal zoude gewtken zijn; een verschrikkelijk iets voor iemand, die gewoon was zeer veel beweging te ne men, weinig aan lectuur deed en geen ander gezelschap had dan eene oude huishoudster, die nooit een woord sprak dan dut betrekking had op de onaan genaamheden verknocht aan haar huiselijk beheer, of over geschiedenissen om en bij de halve eeuw oud en bijna woor delijk reeds duizende malen herhaald bij wijze van uitzondering en als feest gave, nu en dan eens afgewisseld door een mager dorpsnieuwtje. Reeds een paar dagen had de jonker met verlangen den nacht tegemoet ge zien, en zich verheugd in bet vooruit zicht, dat de volgende nacht hem toch wat rust brengen zoude. Reikhalzend wenschte hij het einde zijner kwaal, maar nog zat hij daar als invalide, met zijn been op het podegra-stoeltje, en scheen iedere seconde hem eene minuut te duren; en bij dat al was er niemand die hem kwam bezoeken en geen einde aan zyne verveling. Eva zat in het schemerdonker, aan den overkant der tafel te breien. Het gesprek was al trager en trager gaan vlotten en eindelijk gestorven de nevelen van den avond hadden hare oogleden dicht doen vallen, totdat ze met het hoofd al dieper en dieper knikkende, alsof ze hoe langer hoe meer vrede met de wereld kreeg, in slaap viel, en ein delijk, al verder en verder voortgesleept in het verlies van alle zelfbewustheid en weibetamelijkheid, luid-op begon te ronken. In het begin vond de jonker deze ge luiden geschikt tot het maken van eenige comisch-bittere bespiegelingen, maar wel dra werd hem dat ronken onuitstaanbaar en vervolgens begon het bittere zijner bespiegelingen zoozeer op het comische de overhand te verkrijgen, dat hij driftig werd en aan Eva's slaap een einde maakte, door met zijne vuist zoo hard op de tafel te slaan dat het theegoed rinkinkte en de doove hond, huilende van schrik

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1895 | | pagina 1