NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
No. 5.
Woensdag 15 Januari 1896.
Vijf en~twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Feuilleton.
ma*
AMERSFOOBTSCHE COUHUT.
VOOR
abonnementsprijs:
Fer 3 maanden f 1.—Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Oroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Indien men mag gelooven, wat maar
schalk Martinez Campos seint, dan begint
ook de toestand op Cuba weer iets gun
stiger te worden voor de Spanjaarden.
De Cubanen hadden zich in twee beu
den verdeeld, de eene onder bevel van
Maiimo Ötomez, de andere onder Maceo.
Beide divisies rukten van verschillende
zijden van den zuidkaut de provincie
Dinar del Rio binnen, op den voet gevolgd
door twee Spaansche kolonnes, onder
bevel van de generaals Galvez en Aldewa.
De Spanjaarden geraakten reeds slaags
met de achterhoede dei beide Cubaansche
afdeelingen, natuurlijk want het be
richt komt uit Madrid met succes.
Overigens is nog niets naders over den
toestand bekend. Voor de Spanjaarden
blijft het vooruitzicht, om den opstand te
bedwingen, ondanks de telegrammen van
maarschalk Martinez Campos zeer gering,
vooral met bet oog op de aanzienlijke
uitgaven, die daardoor worden veroor zaakt
en waarlegen de minister van financiën
niet is opgewassen.
Met de Engelsche expeditie legen de
Ashantijnen gaat bet nog niet naar
wensch.
Aan het bekende voornemen van koning
Prempeh om onderbandelaars te zenden,
wordt te Londen nog geen groote waarde
gehecht. Men gelooft daar, dat het doel
des konings uitsluitend is daarmede tijd
te winnen en het voortrukken der En
gelsche troepen te vertragen.
Sir Francis Scott zal zich echter daar
door wel niet laten verschalken. De
Engelsche troepen zetten althans ondanks
de hitte en de daardoor veroorzaakte
ziekte onder de soldaten, den tocht voort
naar Komassie, waar koning Prempeh
zijne strijdkrachten heeft vereer.igd.
De ziekte van prins Hendrik van Bat-
tenberg, koningin Victoria's schoonzoon,
schijnt aanleiding te geven tot ernstige
ongerustheid. De minister van oorlog
ontving gisteren uit Cape Coast Castle
het volgende telegram: «De Prins Van
Battenberg is zooeven te Prahsu aange
komen. De toestand zijner gezondheid
is ongunstiger geworden. De prins zal
vooiloopig te Prahsu blijven".
De prins lijdt, naar men weet, aan
hevige koortsen. Men hoopt echter te
Londen, dat er spoedig betere tijdingen
zullen komen. Prins Hendrik, de broeder
van den gewezen Bulgaarechen vorst,
prins Alexander van Battenberg, is 38
jaren oud en in 1885 in het huwelijk
getreden met prinses Beatrice, de jongste
dochter van koningin Victoria.
Te Rome is een telegram ontvangen
van majoor Galliano, den tevelhebber
der Italiaanscbe troepen te Makallé. In
deze depêche, den 12den Jan. Massowah
verzonden, wordt medegedeeld, dat de
Abessiniërs zich tot dien dag rustig heb
ben gehouden. Volgens dit bericht be
hoort ook het bekende opperhoofd Man-
gascha tot de gesneuvelden.
Tevens wordt te Rome door eenige
laden beweerd, dat de Engelsche regee
ring zich nu bereid heeft verklaard, de
Italianen toe te staan, troepen bij Zeilah
aan wal te zetten en deze over het
Engelsche grondgebied te laten trekken,
ten einde Koning Meneliks leger in den
rug te kunnen aanvallen.
Aanvankelijk werd, naar men weet,
een dergelijk verzoek door Lord Salisbury
van de hand gewezen. Wellicht is de
Engelsche Premier nu inschikkelijker
geworden met het oog op de vele moeie-
lijkheden, waarmede de Engelsche regee
ring overal te kampen heeft.
De Eerste Kamer bezint Donderdag-
voormiddag 11 uur hare zittingen met
de behandeling van het wetsvoorstel-
Hartogh. Daarna komen aan de orde
de invoering van de faillissementswet en
van hel Berlilloriagestelsel.
De gouden Zuil.
Men verzekert, dat de hoofdprijs in de
tentoonstellingsloterij, de gouden zuil, ter
waarde van f lOo.OOO door iemand te
's Gravenhage is getrokken.
Generaal vau der Heijden.
Generaal Karei van der Heijden is
Zondag gehuldigd als een dapper, on'er-
saagd, beleidvol officier, als een veldheer
van doorzettende wilskracht, aan wier:
de geschiedenis van ons Indisch leger
enkele harer schoonste bladzijden heelt
te danken.
Maar dat Van der Heijden by de vele
eerbewrjzingen, die hern in den loop
der jaren zijn ten deel gevallen, tevens
een eenvoudig gemoedelijk soldaat is
gebleven, het zou, indien wij het niet
alreeds wisten, kunnen blijken uit het
volgende trekje, dat wij opgeleekcnd
vinden in de «Amst. Ct."
De ontmoeting (Zot,dag) met zijn oude
soldaten was hem te machtig geweest.
De zenuwen, waardoor hij de laatste
dagen geplaagd werd, soms hevig geplaagd,
waren hem de baas. De dokter moest
hem een huismiddeltje toedienen om hem
staande te houden.
Toen wij den jubilaris bezochten, was
hij wat tot kalmte gekomen en vonden
wij hem aan de telefoon, sprekende met
het telegraafkantoor te Velp. Dit kan
toor is slechts op enkele uren geopend,
vooral des Zondags, en de telegrammen
hoopten zich op.
In al zijn eenvoudigheid en weinig be
grip van de waarde, die de telegrammen
voor anderen, voor heel de natie konden
hebben, antwoordde hy «Bewaart ze
maar tot van middag en laat ze dan
maar te gelijk brengen." Trouwens, hoe
weinig de verwachtingen van den gene
raal voor dezen dag gespannen waren,
bleek wel uit het volgende:
De verschillende bezoekers, vooral de
commissie van Indische officieren hadden,
toen zij te 12 uur hun huldeblijk aan
boden, en ook de pers had reeds in den
voormiddag een regen van telegrammen
verwacht, «aaronder die van de Konin
ginnen en de Regeering. Maar dezen
bleven uit en angstig werd er gefluis
terd zouden de Koninginnen den gen
raai vergeten?
Een der gasten op Bronbeek en met
den generaal goed bekend, ging op onder
zoek uit en vroeg aan de dienstbode; of
er geen telegrammen meer gekomen Wa
ren. Jawel meneer. Waar zijn ze dan.
Wel, in de keuken, de generaal heeft
gezegd, ik moest ze maar bewaren tot
van avond, dan kon de generaal ze op
zijn gemak lezen. Maar u mag ze wel
lezen. En de bezoeker vond in de keuken
in een vaas niets meer of minder dan
lusschen een bundeltje telegrammen, die
van den Duitschen Keizer en den hertog
van Baden.
Men kan zich de verrassing voorstellen
van den kleinen grooten man, toen daar
van lezing werd gedaan-
Een en al verbazing, dat de Duitsche
keizer en de hertog van Baden aan hem,
den eenvoudigen man op Bronbeek,
dachten.
De doofstomme wielrijder.
Er is weer bericht ontvangen van den
heer A. G. G. Sutherland-Royaards, den
doofstomme, die per rijwiel «en reis
maakt door Europa zonder eenig gela
bij zich.
In een brief, door hem gericht aan
den heer D. Zuiderhoek, vertegenwoordi
ger te Amsterdam van Burger's rijwielen
en opgenomen in het «N. v. d. D.,"
schrijft hij o. a.
«Het laatste hoorde u over mijn reis
uit Rusland, Czestochowa. Ik ging over
Cranica naar Krakau en wilde toen over
Czernowits en Ismail naar Coustantmopel.
In de Ismail beduidde men mij echter,
dat ik, wanneer ik mijn leven liefhad,
niet door zou rijden, met het oog op de
Turksche troebelen. Ik volgde dien wenk
en reisde terug naar Krakau en over
Wijslowilz naar Oppeln, waar ik 2 dagen
bleef en daarop over Glatz naar Nachod
(Bohemen) ging. Hier in de buurt raakte
ik slaags met een troep Zigeuners over
en weer vielen schoten. Ik kreeg in
mijn rechterbovenbeen eeD matten kogel,
welke later verwijderd is, maar moest
uit zelfbehoud een der kerels overhoop
schieteD. Ik werd door gendarmen ont
zet, over Königgratz vervoerd naar Par-
dubitz, ben daar gebleven en ging toen
verder naar Praag. Hier ontmoette ik
een ouden kenDis, Bohemer van geboorte.
Na den Eiffelloren en zooveel meer ge
zien te hebben, trapte ik over Nervèatie
naar Pilsen, om 't beroemde Pilzener bier
eens te proeven."
In de tweede helft dezer maand hoopt
de heer Sutherland Royaard in Amster
dam terug te wezen.
Het welbekende Tijdschrift Eigen
Haarduitgave van de te Amsterdam
gevestigde Naamlooze Vennootschap van
dien naam onder redactie van Jo. de
Vries, Dr. E D. Pijzei, Dr. E. van der
Ven en E. S. Witkamp is bij den aan
vang van zijn twee-en-twintigsten jaar
gang getrouw gebleven aan zijne tra
ditie: verscheidenheid en degelijkheid
van inhoud en fraaie illustratiën te geven.
De eerste nummers bevatten o. a. het
begin van een roman van Louise B B,
«Een misdeelde," een nagelaten artikel,
van Prof. Dr. P. J. Veth over de Maleiers
in de Kaapstad, Een kijkje in de Mari
nierskazerne te Amsterdam, met mooie
teekeninger. van H. M Krabbé, eene goed
geslaagde reproductie van een schildery
van J. Mans (botter op het strand), en
ten bewijze dat de actualiteit niet
uit het oog wordt verloren een arti
kel «De strijd om het Goudland," met
vele afbeeldingen van Johannesburg en
portretten van de bij dezen strjjd be
trokken personen.
Gedeserteerd.
Bij den garnizoens-commandant te Ber-
gen-op-Zoom heeft zich aangemeld de
persoon A. de Lange, voorgevende deser
teur te zijn van het Koloniaal-Wefdepót
en in Octobei 1894 als soldaat van dat
korps te zijn gedeserteerd. Nadat hij
van het regiment Grenadiers en Jagers
met eene nieuwe verbintenis en f 300
handgeld bij het Indische leger was over-
gegian, is hij van een hem verleend verlof
achtergebleven en daarna naar België
gedeserteerd.
Hij zal nu naar Arnhem worden over
gebracht om daar voor die desertie voor
den krygsraad terechtgesteld te worden.
Wilde zwazien.
Van het eiland Tessel schrijft men:
Ons eiland wordt tegenwoordig weder
bezocht door vluchten wilde zwanen
Cygnus mucicus Bechot.) Dat er kolos
sale exemplaren onder zijn, kan blijken
uit het feit, dat een jager alhier er een
bemachtigd heeft, die 23 halve Kg, weegt.
Waar werd oprechter trouw?
De zoon van een bakker op een Gel-
dersch dorp ving dezer dagen in een
steenen val een paar boekvinken, een
manr.elje en een wijfje. Het wijfje liet
hij vliegen; het mannetje werd in een
16)
„Het voorrecht om uwe hand te kus
sen," spreekt de jonge Graaf ridderlijk:
„Dat zoude meer waard zijn dan al wat
uwe toonbank heden heeft bevat."
„O Graaf I" (met een kleinen, verlegen
glimlach): „Welk een denkbeeld. Maar
toch," (aarzelend) «voor de armen" ik
weet het waarljjk niet. Nu, wat geeft
gij er voor.
«Vijf honderd franken."
«Duizend." zegt de Hertog glimlachend.
HÜ is thans der overwinning zeker
de beurs van den Graaf kan het tegen
de zijne niet volhouden.
«Twee duizend," zegt de Graaf.
«Drie duizend," roept de Hertog.
«Vier duizend."
«Vyf duizend."
«Zes duizend."
«Zeven duizend."
«Acht duizend."
«Negen duizend."
«Tien duizend."
Er ontslaat stille de jonge Graaf
is zeer bleek geworden hjj bezit ge
heel de ijdelheid van een Franschman
het valt hem hard verslagen te worden,
vooral onder de oogen van zoo vele toe
schouwers.
Er heeft zich eene menigte vergaderd
het schouwspel wordt opwekkend
de Hertogin is ingesloten ook al wenschte
zij het, zoude zij zich niet hebben kun
nen verwijderen, althans niet zonder de
opmerkzaamheid sterk getrokken te heb
ben. Wat Alsager betreft, hij wordt ver
deeld tusschen medegevoel voor Viva en
haat jegens hare mededingster, op wie
hij woedende blikken werpt, als wilde
hij haar daarmede vermoorden. Zij ziet
hem vlak in het gelaat met spotachtigen
glimlach.
«Komaan, Graaf!" zegt de Hertog
schertsend: «hebt gij uw laatste woord
gezegd I tien duizend franken is niet veel
voor het voorrecht waarnaar gij daareven
zoozeer haaktet. Op mijn woord I dat
was een heerlijk denkbeeld van ul"
Terwijl de Hertog spreekt, wendt hij
zich half om en lyÜS' het gelaat zijner
vrouw in het oog. Het is zeer welspie-
kend. Maar in dien vluchtigen blik ont
waart hij iets anders: hij ziet dat de
rozenknop Viva's kleed verlaten heeft en
Kapitein Clive versiert.
De Hertog bemerkt zeer goed dat Al
sager zijne vrouw bewondert, en hij is
volstrekt niet jaloersch zelfs doet het
hem veeleer genoegen, en indien Viva
het geschikt oordeelen kan om een ander
zulk een openlijk bewijs van hulde te
geven, dan geefj zulks hem voorzeker
vrijheid voor datgene wat hij thans ver
licht. Zoo werpt hij haar een vroolijken
glimlach toe, waarop zij met geen enkel
teeken van herkenning antwoordt.
«Elf duizend zegt de Graaf, pogende
zijne stem vastheid te geven.
«Twaalf duizend!" uit de Hertog kalm.
«Dertien duizend I"
«Veertien duizend!"
«Vijftien duizend I"
«Zestien duizend I"
«Zeventien duizend
«Bravo! Bravo I" mompelt de menigte,
geheel tot bewondering gedreven door
den heldenmoed van den jongen Graaf.
«Negentien duizend I" stamelt de Graaf.
«Twintig duizend!" zegt de Hertog op
een toon van kalmte die doet raden dat
hij bereid is, zoo noodig, tot honderd
duizend te gaan.
Mevrouw de Marsal's oogen stralen van
zegepraalViva's hart slaat bijna stil
van tootD; Alsager grijpt onwillekeurig
hare hand in de zijne en klemt haar
vast zij is zich zelfs die handeling niet
bewust. De Graaf is zeer bleek hij
buigt voor den Hertog en zegt op lagen
toon -.
«Mijne beurs kan niet met de uwe
wedijveren, Hertog."
«Geeft gij het zóó spoedig op?" roept
de Hertog taitend uit: «twintig duizend
franken schijnen slechts eene nietigheid
voor het voorrecht hetwelk, zoo gy het
u wèl herinnert, gij zelf hebt gevraagd,
Graaf."
De Graaf bijt zich woedend op zijn
knevels; de Hertog keert zich af om de
hand te nemen welke Met rouw de Mar-
sal hem met meer verlegenheid dan een
schoolmeisje toesteekt. De Hertog wiens
houding tegenover eene vrouw geen man
in Parijs kan overtreffen, neemt de hand
en kust haar met eene eerbiedige toe
wijding, die een licht gemompel van toe
juiching door de menigte doet uiten.
«Waarlijk, Hertog, ik voel mij be
schaamd," fluistert de Gravin. «Enfin,
c'est pourles pauvres. 01" (voorgevende
tharja eerst Viva in het oog te krygen):
«daar is de Hertogin. Lieve Hertogin I
stel mij weder gerust, zeg mij dat gij
eerst nu zijt aangekomen; dat gij niet
getuige zijt geweest van de dwaze buiten
sporigheid van den Hertog."
De Hertogin is zichzelve bewonderens
waardig meester.
«O ja!" antwoordt zij op kouden, hoog-
moedigen tooo «Ik zag de geheele onder
handeling."
«Lieve Hertogin; gy maakt mij ver
legen; gij doet mij blozen. Het was de
inval van dien orideugenden graaf de M.
eu voor ik zelfs tijd tot denken had
maar enfin!" (met lichte schouderopha
ling): «het was voor de armen: alles is
veroorloofd Ier wille van liefdadigheid."
«Klaar blykelykl" antwoordt de Her
togin met een blik harer fiere oogen die
de andere terug deed deinzen. «En enkele
vrouwen zijn zóo liefdadig dat zij alles
voor de armen opofferen. Zelfs den
schijn."
En, haar arm in dien van Alsager
leggende, zweeft zij voorbij.
Gedurende een paar minuten treden
zij in stille voort, en dan keert zij zich
met plotselinge beweging riaar hem toe,
en onwillekeurig hare hand vaster om
zijne arm klemmende, zegt zij: «Hoezeer
haat ik die vrouw I"
«Eu ik I" antwoordt hij, twee andere
zeer veel zeggende woorden tusschen zijn
tanden versmorende.
Al het genoegen is voor dien dag by
Viva verdwenen; zij gevoelt een woest
verlangen om het tooneel, welks vroo-
lijkheid haar terugstoot, te ontvluchten.
Zij is bevreesd voor zichzelve, bang