NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
Gemengd Nieuws.
No. 7.
Woensdag 22 Januari 18S6.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMERSFOOBTSCHE COVBANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Fer 3 maanden f 1.— Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De Tentoonstellings-loterij.
Volgens het ïNieuws" is de gouden
zuil gevallen op een lot, toebehoorende
voor een deel aan het syndichat voorde
uitgifte der loterij voor een ander deel
aan de vereeniging Hotelwezen-Tentoon
stelling.
Niettegenstaande dit onverwachte voor
deel is echter, zooals ook kan blijken uit
hetgeen reeds vroeger daaromtrent weid
medegedeeld, de opbrengst der loterij
niet groot genoeg om de uitgaven welke
daarvoor benoodigd geweest zijn, te
dekken.
Naar wjj vernemen moet van een
voornemen tot geheele omwerking van
het aanhangige wetsontwerp op de per-
soneele belasting, gelijk door sommigen
werd beweerd, geen sprake zijn.
Alleen ten aanzien van den grondslag
haardsteden kan waarschijnlijk een wijzi
ging van regeeringewege worden tege
moet gezien.
Een arine-rijke vronw.
Voor eenige dagen werd in de buurt
schap Sluitersveld, gem. Ambt Almeloo,
eene alleen wonende vrouw dood iu hare
woning gevonden. Eene korte ongesteld
heid moet een einde aan haar leven ge
maakt hebben.
Het vermogen van deze vrouw wordt
geschat op pl. m. f200.000, zegge twee
honderdduizend gulden, en deze arme-
rijke vrouw sliep in haar leven op zak
ken, terwijl zij haar bedden bewaarde.
Ook in andere opzichten was haar leven
schier gelijk aan dat der armen. Zij be
hoorde tot die leden, van wie men zoo
nu en dan in de couranten hoort, dat zij
in het bezit van een groot kapitaal, toch
de voorwerpen zijn van kommer en el
lende.
Per airnis.
In de uNieuwe Koerier" wordt uit
Ëaarlo het volgende verhaaltje als his
torisch medegedeeld.
Een pachter kwam zjjn landheer be
talen. Hij klaagde steen en been over
de slechte tijden. Hij had het geld niet
by elkaar kunnen krijgen voor de pacht
en overhandigde den pachtheer een zak
geld, waarin zich de gedeeltelijke pacht
som bevond.
De landheer telde het geld na en werd
werkelijk bewogen door de klachten van
zijn pachter. Doch tot zijn verbazing
bemerkte hij, dat nog meer geld dan de
pachtsom bedraagt zich in den zak be
vond. Hij wijst er den pachter op en
deze. antwoordt doodleuk o, dan heb
ik den verkeerden zak meegenomen.
Door den Heer B. Hes, Jur. Cand.
te Groningen zijn eenige cursussen naar
het Sijsteem Stolze Werij opgericht,
waaraan in het geheel 19 personen deel
nemen.
Aan de Dames E. A. Franpois, z.
b. Rotterdam; T. van der Wall, z. b.
Onstwedde; W. G. van Zadelhoff z. b.
Utrecht; en aan de Heeren J. Mantel,
Landboi wer, Bovenkarspel G. J. Meijer,
Kantoorbediende, Amsterdam G. Scheper
Onderwijzer, Ede; J. B. Tijm, Adsp. On-
derw. West-Terschelling; P. van der
Velden, Kantoorbediende, Amsterdam;
A. van Werkhoven, Muziekonderwijzer,
Leiden; J. Willemse, Stafmuzikant, Kon.
Ned. Marine, Helder, kan Diploma A,
van de zuivere toepassing van het Cor
respondentieschrift en vertrouwdheid met
het Sijsteem Stolze Werij worden ver
strekt.
Over het proefschrift van 1 candidaat
voor diploma A moest afwijzend worden
beschikt.
De moord te Rotterdam.
Naar men uit Rotterdam meldt, doet
de justitie een ijverig onderzoek in deze
zaak te Utrecht instellen. Men wil ztlfs
beweren, dat van Berkel naar de cellulaire
gevangenis te Utrecht is overgebracht.
't Schijnt intusschen zeker dat hij een
maand voor dat de geheimzinnige moord
plaats had aldaar van een zwager H. aan
het Sint Lucasbolwerk geld ter leen heeft
gevraagd. Ook schijnt het zijp. rondreis-
biljet naar Hamburg aan hel daarvoor
bestemd kantoor te Utrecht te hebben
gekocht.
Bismarck in fiissingen.
Hij slaat er een Fransche slag in, zegt
men wel. Dat deed zeker ook de bekende
Fransche schrijfster Etincelle, die indertijd
veel in den nFigaro" schreef en ook over
Bismarck's verblijf in de badplaats Kis
singen de volgende ernstig bedoelde, maar
niettemin zeer komische beschrijving gaf:
nDe ijzeren kanselier bewoont eer, oud
huis, tamelijk ver van de kurzaal, een
afschuwelijk, zonderling gebouw, met een
rood dak, groene vensterluiken en gele
deuren. De vertrekken van den kanselier
gelijken veel op het magazijn van een
uitdrager, zoo opgepr pt zijn ze meteen
menigte dingen, die heelemaal niet bij
elkaar passen en van ouderdom haast
ineenvallen. De groote Staatsman geeft
kleine diners van vijf a zes couverts,
waarbij wegens de afwezigheid van mevr.
Bismarck de vrouwen zijn uitgesloten.
Bij deze diners is men gedwongen, daar
de stoelen alle verschillend zijn van grootte
en vorm, reisdekens en doeken te baat
te nemen, om ten minste eenigszins ge
makkelijk aan tafel te zitten.
Het gewicht der politiek heeft Bismarck
niet magerder gemaakt; hij is nog drie
maal zwaarder dan Gambetta. Hij kan
niet meer in een fauteuil zitten, Men
moet voor zijn bord een kleine sofa
plaatsen. Aan zijn voeten ligt zijn groote
hond Tyras. De Prins draagt op deze
diners geen zwart gewaad, maar een wijd
wambuis van laken, dat hem heel gemak
kelijk zit. De artsen gelasten een zeer
streng diëet voor allen, die het Kissinger
water drinken. Maar gewoon alles voor
zijn wil te doen bukken, meent de Ger-
maansche albedwinger, dat ook Esculaap
voor hem moet buigen, hij bekreunt zich
zoo goed als niet om de voorschiiften
van den arts, eet als eeu oude Teutoon,
drinkt champagne bij stroomen en heele
flesschen Bordeaux en Spaansche wijnen.
Zouden de Franschen inderdaad deze
beschrijvingen geloofd hebben? Och,
van een Duitscher verwacht de Fransch-
man alles kwaads en onhebbelijks.
Zachte winters iu vroegeren tijd.
Wij beleven dit jaar een zeer zachte
winter, maar er zijn, blijkens een sta
tistiek in een Duitsch blad veel vaker
zachte winters, en veel zachter ook nog,
geweest. Zoo weet men, dat in het jaar
1184 de boomen en wijnstokken knoppen
kregen en uitbotten in Februarihet ooft
was rijp in Mei, de druiven in het begin
van Augustus. In het jaar 1289 droegen
de meisjes op Kerstmis viooltjes in liet
haar en in Februari kransen van koten-
bloemen. In April bloeide te Berljjn de
wijnstok, want men had toen wijn
gaarden in den omtrek dier stad, waar
van nog vele namen van straten trouwens
getuigenis afleggen. In het jaar 1572
botten in Januari de boomen uit, en in
Februari waren de vogelnestjes verborgen
onder de bladeren. In 1622 was Januari
in Noordelijk Duitschland zoo zacht, dat
de kachels niet gestookt behoefden te
worden, en bloeiden in Februari de boo
men. Van den winter voor juist honderd
jaar 1795 1796 hebben we
reeds melding gemaakt.
Nog een weervoorapeller t
Falb vindt steeds opnieuw navolgers;
zijn niet geheel te loochenen succes heeft
daartoe misschien wel iets bijgedragen.
Onder hen, die beweren langen tijd
vooruit het weer te kunnen voorspellen,
behoort ook de heer C. Marti, leeraar
aan een middelbare schooi te Nidau in
Zwitserland, die echter de gronden voor
zijn voorspellingen geheim houdt. Hij
voorspelde depressies voor verschillende
dagen van dtzen winter, waarop ze inder
daad zijn voorgekomen. Het voorkomen
van depressies was echter dezen winter
nagenoeg voortduiend het geval, ook op
de meeste andere dagen alleen de vorige
week niet. Thans komt de heer Marti
met de voorspelling van een vreeseljjken
storm voor de Noordwestkusten van
Europa omstreeks 24 Januari a.s., moge
lijk echter van 22 Januari af. De storm
zou van langen duur zijn en waarschijn
lijk de vreeselijksle sedert tientallen van
jaren. Over eenige dagen zal men kun
nen oordeelen, of zijn voorspelling juist
was.
Het eeu ballon naar de
Noordpool.
Naar uit Stockholm aan de xEtoile
Beige" wordt gemeld, zijn de toebereid
selen voor Andrée's tocht naar de Noord
pool per luchtballon bijna voltooid. De
ballon zal bestaan uit een driedubbel
omhulzel van ondoordringbare zijde. Hij
moet den 30 Mei te Havre geleverd wor
den. De heer Andrée heeft te Gothen
burg een stoomboot uitgekozen, die uit
gerust zal worden om de reizigers, den
ballon, en al het noodige over te bren
gen naar een der Noorweegsche eilandjes
bij Spitsbergen, waar de opstijging zal
gebeuren.
Een groot blad te Stockholm, de »Af-
tonbladet", heeft onlangs in België post
duiven gekocht, die door den heer André
zullen worden meegenomen. Men is thans
in Tromsö, in het Noorden van Noor
wegen bezig, ongeveer 100 duiven af te
richten. Deze worden verder en steeds
verder in zee gebracht en dan losgelaten.
Men hoopt, dat zoodoende de heer Andrée
tijdingen zal kunnen overbrengen.
In elk geval blijft het een gewaagde
onderneming. Ongeveer het einde van
Juni of het begin van Juli zal de tocht
begiDnen.
De toestand in de Transvaal geeft
weinig reden meer tot vrees: de Boeren
keeren naar hun haardsteden terug; een
kleine strijdmacht slechts blijft in het
veld. Ook zijn de burgers van den Oranje-
Vrijstaat, die onder de wapens kwamen
afgedankt.
Intusschen moet de verhouding van
Engeland en de Zuid-Afrikaansche Repu
bliek nog worden geregeld. Het is maar
de vraag, of Engeland gewillig de suze-
reiniteit over Transvaal zal laten vallen.
De voormalige gouverneur-generaal van
Kaapstad spreekt in een artikel in de
Cape-Times" de meening uit, dat de in
het tractaat van 1881 voorbehouden suze-
reiniteit in de conventie van '84 is op
geheven.
Koningin en roover.
Koningin Victoria heeft zich over het
telegram van haar kleinzoon gewroken,
door op haar beurt een telegram van
gelukwensch te zenden aan de ouders
van een der vrijbuiters, graaf en gravin
Coventry, «wier dierbare zoon in leven
is en herstelt."
Vroeger was het in het leven blyven
van zulk een persoon juist niet een reden
van vreugde voor vorsten. Maar kapitein
Coventry was een staat- en geen straat-
roover.
Een qtiaeslie van eigendoms
recht.
Voor eenigen tijd viel er in de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika een
meteoor neer. De steen viel neer op den
grond bij de landhoeve van een farmer,
18)
Zij had haar trouwen vriend wegge-
tonden omdat haar echtgenoot wreed
aardig en onrechtmatig gepoogd had in
hunne vriendschap eene verontschuldiging
te vinden voor zijn eigen gedrag jegens
Mevrouw de Marsal hij had durven
voorgeven dat de vriendschap welke
tusschen haar en Kapitein Clive bestond
van dezelfde natuur was als de zijne en
die der Gravin. Heel de fierheid van
Viva verhief zich in opstand.
>Neenl" zeide zij bij zichzelve(indien
ik gedwongen ben eiken vriend dien ik
ter wereld bezit op te offeren, het zal
nimmer in zjjne macht zijn zich door
mij te rechtvaardigen
Op den zelfden namiddag, op den te
rugweg van haar rijtoer, gebeurde het
dat zij door de straat reed in welke
Mevrouw de Marsal woonde. Het toeval
wilde het aldus dat de coupé van den
Hertog op dat oogenblik uit de poort
verscheen.
Hij zat daarbinnen en toen hij zijn
eigen livreien bemerkte, wierp hij zich
in een hoek om de opmerkzaamheid zijner
vrouw te ontgaan. De beweging ontging
Viva niet een mengeling van smart
en toorn greep haar aan.
»Rijd naar de Rue de Vi-ennes," zeide
zij tot den knecht zoodra zy hare stem
in bedwang had. Zij wilde tol hare
grootmoeder gaan er was iemand die
met haar het ondragelijk gewicht van
haar lijden moest deelen. Tot op dit
oogenblik, had zij steeds zorg gedragen
de Markiezin de Feuil elke zinspeling op
haaar ongeluk te besparen, uit vreeze dat
zij haar smart veroorzaken zoude, maar
nu wilde zij tot haar gaan, wilde zij haar
hart uitstorten, haar alles mededeelen.
Zij verbood haar knecht haar aan te
dienen er bestond geene vrees dat
hare grootmoeder niet thuis zoude zijn
en beval dat het rijtuig biDnen een
uur voor haar terug zou keeren. Daarop
beklom zij vlug de steenen trappen, en
trok met bevende hand aan de bel. Zij
werd geopend door een grijslokkigen
ouden bediende die heel zijn leven had
doorgebracht in de familie. De Hertogin
poogde te glimlachen ten antwoord op
ziju vrieudelijken groet, en vroeg naar
de gezondheid harer grootmoeder.
De Markiezin was heden een weinig
minder lijdende zij had bijna den
geheelen vleugel van een kip opgegeten,
en de oude man ging voort met zijn
gebabbel te uiten terwijl hij haar bege
leidde naar hel vertrek van Mevrouw de
Feuil. Zij traden door een vertrek, half
zaal, half bibliotheek, daarna door de
eetkamer, welke gemeubeld was met don
ker eikenhout eu geteekend leder vol
gens de mode der voorgaande eeuw en
daarna door eene andere vestibule naar
de zitkamer der Maikiezin. Deze was
schoon, ja rijk bekleed naar den stijl van
vroegeren tijd er bevond zich daar
geen enkel nieuw voorwerp om eene te
genstelling te vormen met de schaarsche,
statige meubels. Zij waren in bewon-
deringswaardige overeenkomst met de
bewoonster van het vertrek eene be
jaarde dame met een zacht en beschaafd
gelaat.
Haar zilverwitte lokken waren uit haar
gezicht gestreken door een muisje van
de fraaiste kant, een gelijksoortige doek
was haar over de borst gekruist, kanten
mitaines omsloten haar tengere, nog
steeds fraaie handen.
Het eerwaardig gelaat werd verhelderd
door een glimlach toen de Hertogin bin
nentrad.
»Kijn goed kind 1" zegt zij, als Viva
zich vooroverbuigt om haar te kussen:
»In uw geluk vergeet gij de zieken en
bejaarden niet."
De oude Pierre heeft zich teruggetrok
ken, en Viva's antwoord is om zich snik
kende in een stoel te werpen.
Mevrouw de Feuil is vreeselijk ontsteld.
»Mijn kind, mijn arm kleintje, wal
hebt gij?" fluisterd zij teeder, terwijl zij
Viva's hand streelt: «De Hertog? hem
scheelt toch niets, hoop ik!"
»Neen,', antwoordt Viva bitter, »hem
scheelt niets. Hij is wel, hij is gelukkig
ik ben slechts wier hart gebroken is."
En dan stort zij voor Mevrouw de
Feuil de geschiedenis uit van haar leed
en onrecht. Zij verhaalt haar de ont
moeting van den Hertog met Mevrouw
de Marsal le Compiegne, hare eigen
smeekbede tot hem en de wijze waarop
hij haar ontving hoe toen voor het
eerst de wreede wetenschap tot haar
doordrong dat zij zijn hart niet bezat,
zij spieekt van zijne tegenwoordigheid
met de Gravin in den schouwburg, en
van verschillende latere redenen tot kom
mer en ijverzucht, ten toppunt gevoerd
door de publieke daad van deD wedstrijd
met deri Graaf de M* op gisteren en zijn
bezoek van beden aan Mevrouw de Marsal.
Als de Markiezin naar het verbaal luis
tert wordt het verdriet sprekender op
haar gelaat, haar lippen trillen, de tranen
staan haar in de zachte, grijze oegen.
De jaren welke haar over het hoofd
zijn gegaan hebben haar de hersenschim
mige natuur van menschelijke hoop, de
nietigheid van menschelijke verzuchtin
gen doen inzien, maar zij hebben haar
medegevoel niet verminderd voor hen die
nog, zelfs in het begin van het leven,
de bittere les te leeren hebben welke
voor hen is weggelegd.
De jeugd is geschapen, naar zij meent,
om te genieten, te gelooven, te vertrouwen
hoop heeft al hunne jonge jaren ge
voed, en zij weet door welk eene folte
rende smart en pijn zij gedoemd zijn
door te gaan voor dat zij die heerljjke
stem kunnen vergelen, en tot het be
wustzijn komen dat er geen waar of
duurzaam geluk bestaat aan deze zijde
des hemels.
»Ach!" klaagt Viva terwijl hare groot
moeder nog steeds haar handen vastklemt
en in haar teeder hart naar enkele troost
woorden zoekt waarmede zij haar ge
troffen kind kan te hulpe komen: >Zoo
ik hem niet had liefgehad I zoo ik hem
uit eerzucht had gehuwd, zoude ik dit
mogelijk hebben verdiend, maar gij weet,
grootmama, dat het om zijnentwille was,
dat zijn titel, zjjn rijkdom mij niets wa
ren; ik gaf hem geheel mijn hart; toen
ik hem trouwde, droomde ik van niets