NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad WA UTRECHT en GELDERLAND DE EER GERED, Zaterdag 25 Januari 18S6 Vijf-en-twintigste jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Voor on%e Lezers BINNENLAND. Plaatselijke berichten F euilleton. J\o. 8. 4MEBSFBBBTSSBE COURANT. abonnementsprijs: Per 3 ïuAHirden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. fnge/.onden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Getrouw aan onze belofte bieden wij onze lezers als eerste premie in dit jaar aan de Roman van GEORGE OHNET, schrijver van De Industrieel van Pont Avesnes, De groote mergelgroeve, Dr. Rameau, enz. voor slechts 30 CENTS contant, fr. p. p. 40 CENTS tegen toezending van postwissel. Deze roman, met fraaie letter op goed papier gedrukt, beslaat bijna 200 blz. en is met vier uitnemende platen geillustreerdaan de bewer king is de grootste zorg besteed. De inhoud is zóó boeiend dat niemand het boek zal terzijde leggen, alvo rens het geheel te hebben uitgelezen. Algemeen zeer gunstig is liet oor deel van dagbladen en tijdschriften omtrent dit uitstekend geschreven werk, en met vertrouwen kan liet ter lezing gegeven worden aan elk een die goede lectuur op prijs stelt. Alleen de groote oplaag stelt oris in staat het tot zulk een lagen prijs aan te bieden. DE UITGEVER. De Minister van Oorlog heeft op grond van de goede uitkomsten, geno men met de patroon-raderbaar, stelsel de Mooy, dezer dagen besloten tot in voering daarvan bij het leger. Gij deze raderbaar kan een last van 200 K.G. of 4400 scherpe patronen over alle terreinen vervoerd worden. Zij zal dus het patroon-pakpaard, dat maar 2400 patronen kan dragen, ver vangen. In de perste vergadering van com missarissen van het Rjjkspensioenfonds voor weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren zijn resp. benoemd tot voor zitter, vice-voorzitter en secretaris de heeren prof dr. P. van Geer te Leiden, J. H. Smits te Amsterdam en P. J. Raay- makers te Nieuwer-Amstel. Naar wij vernemen is een gedeelte van het kapitaal van het fonds ook be legd in 3'/, pCt. inschrijving Grootfoek er. wel tot een bediag van 7 millioen gulden,dat commissai issen verplicht waren te converteeren in'3 percents. In het algemeen Nederlandsch Studentenweekblad Minerva wordt in een hoofdartikel, geschreven door den heer v. T. te Leiden, krachtig er op aan gedrongen dat de Nedetlandsche stu denten gezamelijk een adres zullen zen den aan de regeering, waarin zjj te kennen geven, niet in te stemmen met hare houding ten opzichte van de Trans vaal. Meer uitwerken zal waarschijulijk het tweede voorstel van den lieer v. T., na melijk om zich aller, aan te sluiten bij de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Ver- eeniging." Sulkeraocijns. Door den Minister van Financiën is inge zonden het wets-onlwerp tot wijziging der heffing van den accijns op de suiker. De aanslag naar het sap voor de beetwortel-suiker—fubrikanten vervalt en wordt vervangen door een aanslag naar de productie. Daar deze maatregel te ingrijpend zoude zijn voor landbouw en industrie, zal de premie die de beetwor- tel-suiker-fabrikanten thans genieten en die voor het wet kjaar 1895/96 is geraamd op f 2,300,000. achtereenvolgens met f 100.000 per jaar worden verminderd, totdat het cijfer van f 1,500,000 is be reikt. Wordt dit voorstel aangenomen dan zullen deze fabrikanten nog acht volgende werkjaren een hoogere bescherming ge nieten. Dit zal echter alleen het geval zijn als de industrie op groolen voet wordt cedreven. Mocht het echter voorkomen dat in andere rijken met welker suiker-industrie de Nederlandsche in concurrentie komt, de bescherming wordt afgeschaft of belangiijk verminderd, dan tal de nood zakelijkheid ontstaan om ook voor Neder land de piemie quaestie opnieuw te over wegen. De belanghebbenden zullen daarop j dus moeten rekenen. De zeven suikerraffinaderijen in ons and zullen onder het toezicht van de ambtenaren worden gebracht en de accijns alleen worden geheven van de suiker die de raffinadeur uitslaat en in consumptie brengt. Door het bij de wet van 1894 ingestelde toezicht door ambtenaren is gebleken, dal deze fabrieken een premie hebben genoten van f 624,485 stelt de Minister voor hun nog een premie te laten van f 509,000, doch ook deze ieder jaar te verminderen met f 50,000 totdat zij na vijf jaren tot f 250,OoO is gedaald. Om te voorkomen dat bij vermindering van de werkzaamheden door opheffing van raffinaderijen als anderszins niette min het volle premiebedrag genoten zou worden, behoort een som te worden be paald die ten hoogste per 100 K.G. uit geslagen suiker zal kunnen worden ge noten. Deze bepaling is ook toepasselijk voor de beetwortel-suiker-fabrikanten. Voor suiker uitgeslagen met bestem ming naar het buitenland naar entrepot of naar een andere fabriek of raffinaderij is geen belasting verschuldigd, wanneer namelijk door gezuiverde terugkomst van het document bljjkt, dat de uitvoer of de inslag ter bestemder plaats geschiedt. Aan de verdere artikelen ontleenen wij, dat wordt voorgesteld, de gelijkstelling van particulieren met publieke entrepots voor alle suiker, en opheffing der beide bestaande commissies tot beslechting van geschillen, wier werkzaamheden zullen worden opgedragen aan de commissies van deskundigen. Naar aanleiding van het bericht, dat zich te Rotterdam een commissie heeft gevormd om een volksbeweging op touw te zetten tot wederinvoering van de doodstraf, vraagt de heer B. B. in het N. v. d. D., of het niet practischer zou zijn, een volksbeweging op touw te zetten tot het verkrjjgen van een sterkere, waakzamere, intelligentere, kortom met betere vangmiddelen toegeruste justitie. De heer B. B. voert dan tegen de dood straf het volgende aan: Ten eerste: zij is, eenmaal uitgevoerd, onherroepelijk. Een noodlottige samen loop van schijnbewijzen en een altoos feilbaar menscher.oordeel kunnen haar een onschuldige doen treffen. Ten tweede: zij stelt den misdadiger buiten de mogelijkheid gering mis schien maar niet geheel denkbeeldig om tot inkeer te komen, berouw te voe len, zich als mensch gedeeltelijk nog te rehabiliteeren. Ten derde: zij is ethisch ongeoorloofd even ongeoorloofd als het moorden zelf. Wat de eene mensch den anderen niet gegeven heeft en niet geven kan, dat mag de eeDe mensch den anderen niet ontnemen. Ten vierdezij is eigenlijk geen straf. Want sterven moeten wjj allen; en wie aan eene pijnlijke ziekte bezwijken moet, sterft veel smartelijker dan door strop of bijl of eene electiische ontlading. En eindelijk, ten vijfde: zij is ondoel treffend. In landen, waar zjj nog be staat, is het aantal gruwelijke misdaden niet geringer dan in landen, waar zij niet meer beslaat; en in de vorige eeuw nog, toen zelfs onbeduidende diefstallen op het schavot werden gestraft, werd er waarlijk niet minder gestolen dan tegen wool dig. Alles bijeengenomen, plaatst men zich dus op een gezood en logisch standpunt, wanneer men zegt: Wjj kunnen en mogen, voor zoover het in onze macht staat, slechts in dit leven zelf datgene boeten, wat in dit leven misdreven werd. Eene verdere vraag is dan, of ons hedendaagsch gevangenisstelsel genoeg- zsam aan het begrip van boetedoen be antwoordt: of de nieuwerwetsche huma niteit tegenover misdadigers niet reeds veel te ver is gegaan: of de straf door opsluiting in sommige gevallen naar den aard der misdaad, niet veel gevoeliger en hierdoor rechtvaardiger en afschrik wekkender behoorde te zjjn: of het mede lijden voor Kaïn in ziekelijkheid niet groo- ter dreigt te worden, dan het medelijden voor Abel. Dit zou men nader kunnen uitmaken. Maar allereerst, alvorens men over het lot van den misdadiger beschikke, heeft men te zorgen dat men hem in handen krijge. Wat baat het of men galgen en valbijlen opstelt voor moordenaars, die in de sch duw van het schavot mis schien grijnzend hunne sigaar staan te rooken? Het is eene schande voor onze maatschappelijke inrichting, niet dat men de bedrijvers van gruwelijke misdaden niet meer opknoopt, maar dat zij onge straft in ons midden kunnen bljjven rond- loopen. Daanlje. Men schrijft uit Utrecht: Met den dood van «Bram de Mop", die een bijkans Nederlandsche bekend heid bezat, verdween onze belangrijkste straatfiguur, die, tot op heden, niet in zijn belangwekkende functièn vervangen is. Toch hebben wij nog een individu, dat tot de stoffeering onzer straten bij draagt, zij het dan ook niet tot verfraai ing er van. Daantje heeft niet de gewone grootte van een mensch, hij is zoowat zak-for- maat. Zijc kleeding is nu juist niet wat men «fashionable" noemt; zijn pantalon geeft blijken van eenmaal langere beenen bedekt te hebben en met 's mans jas is het evenzoo gesteld. In één opzicht is Daantje velen zjjner lotgenooten de baas; hij draagt nl. een bril, die echter slechts aan één oog de ontbrekende gezichtsscherpte kan ver- leenen, daar het andere er over heen kijkt, dewijl de bril geheel scheef zit. Alles te zamen, maakt Daantje nu juist geen aangenamen indruk, waartoe de omstandigheid, dat hjj dikwijls met den grond in aanraking komt en zich dan waarschijnlijk vergeet te wasschen, veel bijdraagt. Intusschen, hij is nog geen dagdief, hij werkt naar zijn vermogens. Afwisselend ziet men hem de straat wieden, vee drijven, spoorboekjes ver- koopen en «nieuwe telegrammen", waar van Utrecht de primeur heeft, schreeuwen. Ontbreken hem deze gelezenheden om nuttig werkzaam te zijn, dan kan men hem, op zijn gemak zien flaneeren, waarbjj slechts één omstandigheid zijn genoegen vergalt, nl. de te groote attentie van de Utrechtsche straatjeugd. Bij zulke gelegenheden wordt Daantje geducht boos en zakt zjjn bril hoe lan ger hoe meer uit 't lood. Doch welk groot man heeft geen benijdersl De heer D. Zwaanshals, commies ten Postkantore hier, wordt met ingang van 16 Februari overgeplaatst naar VHertogenbosch en hier vervangen door deu heer C. Willinck, commies by het spoorweg-postkantoor No. 2. 19) In den schoonen tijd der jeugd en der gezondheid, met een hartstochtelijk ge moed nog niet door leed of zelfverlooche ning gelouterd, vervuld van een grooten hoogmoed en met een hart hetwelk ver scheurd wordt door een gevoel van on recht en wreedheid, kan zij haar hoofd niet zachtmoedig buigen of haar smar telijk kruis met tranen der onderwerping dragen heel hare ziel staat daarte gen op en verzet zichzij wil zich niet verzoenen met haar lijdenhet schijnt haar toe dat er geene rechtvaardigheid bestaat in Hemel noch op aarde, zoo iemand, die schuldeloos is gelijk zij zich gevoelt, aldus mag worden gefolterd. De godsdienst kan haar geen troost verschaf fen daar geheel hare ziel zich tegen on derwerping keert. «Ik wil niet tot hem terugkeeren," roept zij heftig uit: «Ach, giootmama! laat mjj tot u vluchten waar ik zoo ge- ukkig was en hier leveri," en hare stem sterft weg in een snik. «Mijn kindl" antwoordt de Markiezin zachtkens. «Ook al faalt de Hertog in zijn plichten jegens u, dan ontslaat u zulks nog niet van de uwe tegenover hem. Zoo gij een haastigen stap doet, door van hem te scheiden, dan nood zaakt gjj hem voort te gaan op het pad wnartoe al uw pogingen vereenigd moeten worden hem van terug te halen; met hoogmoed en toorn vermoogt gij niets te doengij moet den hemel om raad en de genade van onderworpenheid vra gen. Daarna, wanneer gij u zelve hebt overwonnen, ga dan nog eenmaal tot deD Hertog; smeek hem teeder; toon hem al wat in uw harte ligt, laat geen enkel woord van toorn of verwijt uw lippen ontvallen; in dit geval kunnen u geen andere wapens als zachtmoedigheid en geduld van dienste zijn." De Hertogin schudt het hoofd. «Ik heb dit reeds gedaan en het hielp niets-" «Mijn kleinlje!" antwoordt de Markizin vriendelijk: «groote overwinningen wor den niet op eenmaal behaald anders zoude de levensstrijd niet zoo droevig en moeielijk wezen als thans. Moed, mijn kindl zeg mij ten minste dat gij het be proeven zult." En de zachte, oude vrouw voegt er nog vele teedere en overhalende woorden bij, en de Hertogin, die haar echtgenoot nog steeds bemint, en bij zichzelve weel hoe smartelijk het haar zoude vallen van hem af te gaan, stemt ten laatste toe. Terwijl zjj naar huis rijdt herhaalt zij bjj zichzelve de woorden welke zij, alvo rens dien nacht in te slapen, tot haar man zal zeggen. Zij moeten uit eten gaan terwijl zij naar liet huis van hun gastheer rijden zegt zij een paar vriendelijke woorden tot hem, en hij be- antwooidt dezelve hoffelijk. Nlaar later, als zij alleen zjjn, en zjj, met kloppend hait, de eerste beschroomde woorden harer smeekbede uit, wendt de Hertog zich koud van,haar af, zeggende: «Versta mij eens voor altijd, Mevrouw, Ik weiger dit onderwerp met u te be handelen; gjj kunt uw eigen weg volgen, wees verzekerd dat ik het leven leiden zal dat mij bevalt." En daarmede keert hij zich snel af en verlaat haar. Zij staat stil bij de tafel, nog lange nadat hij verdwenen is, hare hand vast drukkende tegen haar hart alsof dat hare smart konde stillen. Indien men haar thans het droevigst verhaal van iijden en ellende mededeelde, het zoude haar hart niet treffen hoe teeder en mededoogend het ook is. Zij zoude niet kunnen gelooven dat eenig lijden, of behoefte, of smart zdd wreedaardig vermocht te zijn als de foltering welke haar eigen hart dooi knaagt. Met een langgerekten diepen zucht ontwaakt zij thans als het ware, en ziet voor het eerst, een brief op de tafel liggen die aan haar is ge richt. Werktuigelijk opent zij hem en leest. «Ik heb uw bevel opgevolgd. Wan neer deze woorden u bereiken, zal ik Parijs verlaten hebben. Indien het ooit in iemands macht lag om u te helpen of van dienst te wezen, wilt gjj dan om mij zenden?" «Wie kan mij helpen?" prevelt de Hertogin met een diepen zucht. Verscheidene maanden gingen voorbij weder was de winter aangebroken. Of schoon, voor het uiterlijk, de Hertog en Hertogin de Lallière op onbesproken voet schenen te verkeeren, was er een ijsmuur tusschen hen verrezen. Viva had al haar hoogmoed te hulp geroepen om haar te helpen hare zielesmart te dragen zij had het onmogelijk hevonden zich door gods dienst over haar lijden te troosten. Gaf zjj toe aan eene of andere zachtere op welling, droomde zjj, zooals haar somtjjds gebeurde, dat zij haar echtgenoot terug won door geduld, of door toewijding, dan keerde de oude foltering, de hartstochte lijke hunkering om lief te hebben en bemind te zijn, terug. Zjj bezat eene edelmoedige, rijkbegaafde natuur eene natuur die vroeg om haar beste gaven met verkwistende hand op het voorwerp harer liefde uit te storten, maar dan ook moesten er geopende armen zjjn om haar giften te ontvangen, om hen even dank baar te verwelkomen als zij mildeljjk werden toegestaan. Zij was geene lijdzame Griseldis. Het lag niet in haar om zich nederig en 'zachtmoedig op te offeieo, om koelheid en veronachtzaming te verdragen als ware hare liefde geene betere belooning waardig. Zoo verschanstte zjj zich ach ter een harnas van fierheid, en voedde in haar hart bittere en kwade gedachten tegen haar man. Het goede in hem te zien, vriendelijk over hem te denken het ware geweest terug te keeren tot de oude slavernij en ketens eener ongedeelde liefde. Er zjjn vrouwen, die alles kunnen schenken zou- dei iets terug te ontvangen, wier hart rijker wordt door haar eigen gaven, die door de liefde welke zij schenken worden gevoed-, maar dat zjjn geen vrouwen als

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1