NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. No. 11. Woensdag 5 Februari 1866. Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. Officiëele Publicatiën. BUITENLAND. BINNENLAND. F euilleton. AME1SF001TSC1E C0Ü1MT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 uiaanden f 1.—Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Burgemeester van Amersfoort, Gelet op art. 15 der wet van den 26. Mei 1870 (Staatsblad no. 82), betrekke lijk de groudbelasting. Brengt ter kennis van de belangheb benden, dat eene opgave van de uitkom sten der meting en schatting, bedoeld bij art. 15, 23 en 43 der aangehaalde wet, te iekenen van beden, gedurende dertig dagen op de secretarie dezer gemeente ter inzage ligt, eiken werkdag van 10 lot 1 uur. Amersfoort, 1 Februari 1896. De Burgemeester voornoemd, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Gedeputeerde Staten der Provincie Utrecht, Voorzieningen willende nemen tot het doen opmaken der lijst van de hoogst aangeslagenen in '8 Rijks directe belas tingen, ter benoeming van leden voor de Eerste Kamer der StatenGeneraal; Gelet op de artt. 72 en 73 der Wet van 4 Juli 1850 (Staatsblad no. 37), rege lende het kiesrecht, enz., zooals die wet gewijzigd is bij art. VII van de Additio- neele artikelen der Grondwet en bij de Wet van 11 Januari 1894 (Staatsblad no. 5); Noodigen de inwoners van dit gewest uit, om, bijaldien zij elders dan in deze Provincie in 's Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, daarvan vóór den 1. April 1896 te doen blijken. En zal deze op de gewone wijze wor den afgekond'gd en aangeplakt. Utrecht, den 30. Januari 1896. De Gedeputeeide Staten voornoemd, SCHIMMELPENNINCK v. d. o. v. NIJENBEEK. Voorzitter. C. R. MERKUS, Griffier. Men verwacht te Sofia nu eiken dag de proclamatie van vorst Ferdinand, waarin de overgang van den kroonprins Boris tot de orthodoxe kerk officieel wordt bevestigd. Na zijn terugkeer had Ferdinand eene conferentie met de ministers StoïlolT, Nat- schewitsch en Pelrolf, welke tol laat in den nacht duurde en vervolgens ontving de vorst den metropolitaan Gregor. Gis teren was nog geen beslissing genomen. De minister president Stoïloff houdt vol, dat de herdooping van den prins zal doorgaan, maar daarentegen meldt <le correspondent der «Kölnische Zeilung" uit Sofia: In hofkringen wordt verteld, dat vor stin Maria haar voornemen heeft mede gedeeld om haar echtgenoot te verlaten en naar haar vader, den hertog van Parma, terug te keeren, indien Ferdi nand zijn voornemen mocht doorzetten." Hoe dat zijn moge, in elk geval zal Ferdinand toch dezei dagen een besluit moeten nemen. De Engelsche bladen, de «Times" aan het hoofd, gaan voort met het mede- deelen van ongunstige berichten over den toestand in Transvaal, welke even spoedig door den consul te Londen, den heer Montague White, worden tegenge sproken. Nu weer .komt de «Observer" met de tijding, dat de Duitsche regeering zich tot Rusland en de andere mogendheden heeft gericht met een voorstel, om de Engelschen uit Egypte te verdrijven. De Russische regeering zegt het blad ver der «heeft geweigerd haar steun daar toe te verleenen," Opmerkelijk is hetgeen de redactie der «Kölnische Zeitung," dit bericht vermel dende, er bij voegt: «Wegens den Zon dag kan de officieele tegenspraak niet onmiddelijk volgen. Blijkbaar behoort ook deze tijding tot de reeks van be richten, die in de wereld worden gezon den, met het doel om de aandacht van Engeland's échec in Zuid-Afrika af te leiden." Heden wordt de heer Cecil Rhodes te Southampton verwacht. Weldra zal nu ook Jameson volgen, die, over Zanzibar en Suez reizende, een omweg moet ma ken. Met belangstelling kan men tege moet zien, welke ontvangst detr Kaap- sclren Napoleon te beurt zal vallen. Een Middeueenwscli Tournooi- feest of Ridderliofspel. De leden van het Utrechtsch Studen- tenkorps hebben een plan ontworpen, dat aanspraak mag maken op een gelijk suc ces als de Oedipus-opvoeringen van vijf jaar geleden. De Utrechtsche Hoogeschool viert dit jaar haar 260-jarig bestaan, en van de studenten aan die instelling heeft een honderdtal het voornemen opgevat, om aan den traditioneelen maskerade-optocht een eigenaardig ridderfeest te verbinden. Daartoe wordt thans een tournooi voor bereid («ridderhofspel" moet het eigenlijk heeten, in tegenstelling met de steekspe len, die de 13e eeuw voor het laatst aan schouwde), waarmede getrouw zal worden nagebootst een historisch ridderhofspel, dat in Weenen in 1560 door Maximiliaan, Koning van Bohem werd georganiseerd. Deze Maximiliaan, zoon van Keizer Fer dinand I en getrouwd met zijn nicht Maria, de dochter van Karei V, was in 1527 geboren, werd in 1549 als Koning van Boheme erkend en is in de geschie denis bekend als Keizer Maximiliaan II, sedert 1564. In Juni van 1560 bad in Weenen een samenkomst plaats van aanzienlijke vor sten: Hertog Albrecht van Beveren, Keurvorst August I van Saksen, Ferdi nand van Tyrol en Karei van Stiermarken: Ziedaar met den hoofdpersoon de voor- naamsten in Weenen 1560 en in Utrecht 1896. Een geschikt terrein voor het tournooi wordt nog steeds gezocht; ook ten aan zien van een terrein voor de avond-fee- stelykheden (kermesse d'été, concerten, bals, vuurwerk) is nog geen besluit ge nomen. De costuums worden geleverd door den heer Morauwski, bet schoeisel door den heer van Bekkum, de 20 harnassen (van koper, brons of aluminium) door de firma Begeer, alleen te Utrecht, en de har- nachementen door de firma Verweegen en Kok te Amsterdam. De levering der zwaardvegersartikelen is nog niet gegund. De oefeningen voor het tournooi en voor de carrouselmanoeuvres hebben reeds een aanvang genomen, voorloopig in de stedelijke rijschool. De feesten hebben plaats van 22 tot 27 Juni a.s. 22 Juni, inhaling der reünisten en afkondiging van het tour nooi; 23 Juni, middag- en avondoptocht der gecostumeerden 24 en 26 Juni, tour nooi en ridderliofspel op het daarvoor te bestemmen terrein; 25 Juni, «Cour" van den hoofdpersoon Maximiliaan van Boheme (F. A. C. graaf van Lijnden van Sanden- burg). In de laatste jaren werden feesten van dit ridderhofspelgenre gegeven in de Villa Borghese, in Oud-Antwerpen, en in de Spanische Reitschule te Weenen, maar voor het Hollandsclie publiek is het se dert de 14e eeuw iets nieuws en zal het ook wel tot de zeldzaamheden blyven behooren. Zooals men ziet, doen de toebereidselen veel verwachten en als de uitvoering slaagt, zal dit voor de deelnemers een groote voldoening zijn. Aan De Maasbode wordt uit Rome geschreven, dat door bemiddeling van de legatie daar, de Nederlandsche regeering verlof verkregen zou hebben om de kist met het stoffelijk overschot van prins Willem George Frederik van Oranje-Nas- sau, dat begraven ligt in de secristie der Augustijnerkerk te Padua, naar Delft over te brengen. Mede zal dan worden overgevoerd de bronzen gedenkplaat, welke zich in ge noemde kerk ter nagedachtenis aan ge noemden prins bevindt en een kunstwerk van Canova is. Alleen moet de Neder landsche regeering er een nauwkeurig afgietsel van laten maken en dit aan de kerk der Augustijnen-Eremieten geven in de plaats van het ongineel. Brongas iu Noord-Holland. Eenigen tijd geleden werd melding ge maakt van de ontdekking, dat in enkele plaatsen van Noord Holland lichtgas uit den grond welt en zelfs brongasleidingen waren aangelegd. Iemand, die door eigen aanschouwing zich van deze zaak op de hoogte heeft gesteld, schrijft aan de »N. R. Ct.:" Ik heb mij begeven naar de boeren hofstede van den heer Bierman te Ouden dijk. Het doip Oudendijk ligt in eene waterrijke kielstreek tusschen de stati ons Oosthuizen en Avenhorn van den spoorweg AmsterdamEnkhuizen. De bedoelde hofstede is groot en fraai en wordt door den eigenaar bewoond. Aller vriendelijkst werden wij door den heer Bierman en zyne echtgenoote ontvangen en door eerstgenoemde rondgeleid. Even buiten de deur werden wij gebracht bij den waterput. Het is een zoogenaamde Nortonwelpui, zooals hier bij zeer vele boerderijen voorkomt. Een stevige ijzeren buis, nl. van 5 cM middellijn, is in den grond geslagen tot eene diepte van ongeveet 80ofl00Rijn- landsche voeten. Uit deze buis welt nacht en dag eene zeer groote hoeveel heid water op. In dit water bevindt zich het brandbare gas, hetwelk in gewone omstandigheden ontsnapt door de afvoer pijp, waarlangs het overtollige water naar de sloot wordt geleid. Om nu dit gas op te vangen, wordt op het opborrelende water een dryvend deksel gezet, welk deksel van boven met een nauwe opening is voorzien. Het gas, dat onder het deksel gevangen blijft, stijgt omhoog door een nauw buisje, waai uit men het verder brengen kan, waar men het hebben wil. Het komt nu terecht in een groolen ijzeren gashou der, met een inhoud van achtduizend liter. Deze gashouder is in het klein ingericht evenals die der gewone gasfabrieken. Het komt neder op een steenen kuip van een paar meters diepte, waarin het ijzeren reservoir rijst en daalt. Aardig is, dat ook het water tusschen kuip en reservoir, hetwelk het gas belet te ontsnappen, wordt toegevoerd uit denzelfden water put. Trouwens, ook het gebruik van het water voor de gewone doeleinden wordt door den aanleg der brongasleiding niet verhinderd. Slechts kar, de pomp niet vlak boven de bron blijven staan, omdat anders het gaslicht, zoodra als er gepompt wordt, begint te «dansen". Plaatst men de pomp boven een bas sin of kuip, op geringen afstand van de bron, en laat men door een geleiding het waler daarheen vloeien, dan is alles in orde. Men heeft pomp en gasfabriek voor hetzelfde geld I Het mag overbodig geacht worden te beschrjjven, hoe het gas uit den gashou der geleid wordt naar de plaats, waar 22) «Ik moet het zelve aanschouwen," mompelt zij «en gij zult mij helpen. Ik wil heden avond naar de comedie gaan wilt gij mij medenemen 7" «Vraag mij dat niet," uit hij op lagen toon, terwijl eene plotselinge vrees voor zichzelf hem overmeestert. Hij poogt uit al zijne macht te strijden tegen den wensch dat zij haat echtgenoot ontrouw zal bevinden. «Herinnert gij u," roept zij hartstoch telijk uit: hoe gij mij in Soutlishire, ja opnieuw in deze zelfde kamer gesmeekt hebt dat zoo ik ooit een vriend behoefde ik mij tot u zoude wenden? Misschien was het slechts een los gezegde, of ge- loofdet gij niet dat ik u op de proef ging stellen?" >Ik meende het," antwoordt hij schor: *6Ü weet dat ik het meende." »En toch," (op bittere wyze) «weigert gij mij de eerste maal dat ik iets van u vraag." «Ik weiger u niet." «Het is hetzelfde ik vraag u om verscliooning, ik heb mij in u vergist ik veronderstel dat alle mannen een der zijn." Alsager gevoelt zich gekrenkt. «Zeg rnij wat gij verlangt." spreekt hy«Wat of het ook zyn moge, ik zal het opvolgen. «Gij zult u terstond naar de comedie begeven en er eene loge bespreken waar ik zien kan zonder gezien te worden. Gij moet mij bij het begin der tweede akte aan de deur van den schouwburg opwachten. Indien Louise de Fontaneil- les vrij is dan zal zij mij vergezellen, (natuurlijk zal ik haar niets vertellen) zoo niet, dan zal ik mijne kamenier me denemen. Tot zoolang zal ik u niet te rugzien gij moogt geen tegenwer pingen maken, zoo gij liet doet dan zal ik u nooit weder vertrouwen." Daarop geleidt Kapitein Clive haar naar het rijtuig dat een half uur op de binnenplaats heeft staan wachten, en begeeft zich met gevoelens van zeer verschillende aard op weg om hare zen ding te vervullen. Hij moet uit eten; als hij aan de opera koint vindt hij elke loge reeds genomen; hy rydt naar ver schillende kantoren en door de macht van een builensporigen prijs huuit hij er eene welke aan het doel der Hertogin beantwoorden zal. Daarna gaat hy de beste verontschuldiging, welke hij vinden kan, aanvoeren om zijn bestemden gast heer teleur te stellen en verlaat hem met het onaangenaam bewustzijn van iemand doodelijk beleedigd te hebben. Koortsachtig, rusteloos, door folterende gedachten gekweld, ligt de Hertogin op de sofa harer kleedkamer. Er heerscht daar geen ander licht als het geflikker van het houtvuur. Een geklop weer klinkt aan de deur, de Hertog treedt zachtkens binnen. «Désirée zeide mij dat gij lijdende waart, lieve engel," spreekt hij op vrien delijken toon: «en dat gij wenschlet niet gestoord te worden, maar ik kon niet uitgaan zonder mij te overtuigen dat uwe ongesteldheid slechts van geringen aard was." Yiva gevoelt zich alsof zy luide zoude kur.nen lachen over deze spotterny; zij is genoodzaakt haar handen vast te zameu te klemmen om te verhinderen dal zij in eene plotselinge uitbarsting van woede, spotterny, of wat al niet, vervallen zal. «Ik gevoel mij zeer onwel," antwoordt zij het hoofd meer in het kussen kee- rende«stoor mij niet." De Hertog bukt zich en drukt een vluchtigen kus op haar voorhoofd zy klemt haar tanden met plotselinge, onbe dwingbare rilling opeen. «Ik betreur het dat ik gedwongen ben u te verlaten," prevelt haar echtgenoot: «maar ik ben verplicht heen te gaan, en onze goede Désiiée is eene betere pleeg zuster dan ik," en bij verwijdert zich zacht. Zoodra de deur zich sluit, springt de Hertogin op en strijkt het haar met snelle beweging van haar voorhoofd. «Ga ik krankzinnig worden I" roept zij met hoorbare stem tot zichzelve uit: «O mijn God I om te denken hoezeer ik een maal dien man beminde I" Twee uren later is zij op weg naar de comedie, vroolijk pratende tegen Me vrouw de Fontaneilles. Deze kleine dame, niets afwetende van den roofvogel welke knaagde aan het hart harer vrienden, vermoedt of ziet niets dat argwaan kan wekken in dien verhoogden glans harer oogen, dien ongewonen blos harer wan gen. Of zoo haar schrander geestje door argwaan getroffen wordt, is zij toch op duizend mijlen alstands van het ware te gissen. Maar Alsager, die achter in de loge zit, slaat haar met kwalijk verborgen angst gade; hy doorgrondt haar voorge wenden schijn van vroolijkheid met de oogen van iemand die den sleutel tot het raadsel bezit, hij hoort den hollen klank der stem die te vergeefs opgeruimd wil luiden; hij ziet de kleine vingers nu en dan zenuwachtig plukken aan de ja pon onder haar mantel; hij raadt de be weging der ongeduldige voeten aan de herhaalde trilling van het bekleedsel dat hen verbergt. Het stuk is eene Feërie. Mademoiselle akteert en maakt mimiek aan het eind van het tweede bedrijf wordt haar uit eene zijdelingsche loge een prachti- gen bloemruiker toegeworpen. De gever is voor den blik verborgen, slechts een zwarte arm, een witte handschoen zijn zichtbaar. De veelbeteekende glimlachjes welke de tooneelspeelster in die richting werpt laten geen twijfel over of zij kent hun eigenaar en staat op goeden voet met hem. «Well" roept de kleine Gravin, verre van te vermoeden welk een dolk zij in het hart harer vriendin stoot; heeft klaarblijkelijk een nieuwen aanbidder. Waarschijnlijk een gehuwd man, daar hij zoo bevreesd is zich te laten zien. Ach! die echtgenootenIk ben onuit-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1