NI1UWE
Nieuws- en Advertentieblad
Het groote Dansalbum
UTRECHT en GELDERLAND
Buitengewone Premie.
JOH. STRAUSS,
ÉÉN GULDEN
No. 31.
Woensdag 15 April 1896
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
4MERSF00
COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 iiiAHiiden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
aovertentien:
Van 16 regelé f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Zoolang de voorraad strekt stel
len wij voor onze abonné's ver
krijgbaar
van den Walskoning
bevattende 100 verschillende dan
sen, voor slechts
(gewone prijs f 2.50.)
De voorraad is slechts gering,
men haaste zich dus te bestellen.
ATJEH.
Het N. v. d. D. ontving gisteren liet
volgende telegram
Overste Van Heutsz is naar Atjeh ge-
zo nden.
De luit.-kolonel J. B. van Heutsz is
een welbekende figuur, die ook onder de
Atjehers een reputatie heeft verworven
van beleid enkennis. In de Atjeh-politiek
heeft zijn naam een bepaalde beteekenis,
vooral sedert de verschijning van een
uitvoerige studie in het Indisch Militair
Tijdschrift over de politieke geschiedenis
van Atjeh, waarin door een vergelijking
van de verschillende stelsels wordt aan
getoond hoe verderfelijk juist die voort
durende verandering is geweest. Zijn
eigen systeem, samenhangende met dat
der scheepvaartregeling (Scherer), wordt
populair omschreven door: zitten op de
geldkist door met een strenge blokkade
aan de kust inkomende rechten te heffen.
Van Heutsz was langen tijd, als kapi
tein, chef van den staf te Atjeh, onder
generaal Van Teyn. Bij de verkenning
van Kota Toewankoe in 1890 werd hij
zwaar gewond en toen voor zijn kranig
gedrag begiftigd met de eeresabel. Daarbij
is hij ridder van de Militaire Willems
orde. Hij is uit. de school van generaal
Van Teyn en houdt van krachtige maat
regelen.
Velen hebben in overste Van Heutsz
altijd een toekomstige Gouverneur van
Atjeh gezien.
Of deze hoofdofficier thans met een
bepaalde opdracht naar Aljeh gaat, blijkt
uit ons telegram nog niet. Wellicht gaat
hÜ als kommandant van een der nieuwe
bata jons.
Luit.-kol. van Heutsz is thans 45 jaar.
Hij weid 2e luitenant 18 Aug. '72; lste
luit. 8 Febi. 73; kapitein lU Jan. I88ü,
majoor 7 Oct. '9j en werd bevorderd
tot zijn tegenwooidigen rang op 20 Juli
1894. Nadat hij eenigen tijd militair
commandant was geweest van Sumatra's
Oostkust, ging hij met verlof en is nog
niet lang in Indië.
De Bataviasche correspondent van het
Hbld. seint:
»Er loopen geruchten, dat Toekoe
Oemar het voornemen zou hebben zich
weder aan ons gezag te onderwerpen."
Vermoedelijk komt dit bericht uit de
zelfde bron als de mededeelmg in de
Arnh. Crt. van 1 April, dal de Indische
Regeering juist van plan was geweest
Toekoe Djohan bij de Hoogere Krijgsschool
te detacheeren.
Generaal Deykerhoff eu
generaal Tetter.
Verschillende bladen doen uitkomen,
dat er verband moet bestaan tusschen de
jongste reis van generaal Vetter naer
Atjeh en de ontrouw van Toekoe Oemar.
Deskundigen hebben herhaaldelijk ver
zekerd, dat een onmiddellijk gevolg van
die reis zou zijn het aftreden van den
gouverneur Deykerhoff.
Deykerhof en Vetter, zoo schrijft de
Haagsche correspondent der »N. Gr. Ct."
zullen zeer waarschijnlijk oneenigheid
hebben gekregen, waartoe liet trouwens
reeds dreigde te komen bij de conferen
tie, di*e dadelijk na de komst van den
nieuwen legercommandant tusschen hem,
den gouverneur-generaal en den gen. Dey
kerhoff te Batavia plaats had. Oogen-
schijnlijk zeer welwillend tegenover el
kander, stonden zij reeds toen als tegen
standers gereed om, zoo de gouv.-gen.
een van beiden in 't ongelijk stelde, des
wege wraak te nem»*n of er over te
triomfeeren.
Toen heeft gen. Deykerhoff het pleit
voor de handhaving der pacificatie-poli
tiek, met behulp onzer bondgenooten, ge
wonnen, al werd hem (en dat teekent!)
verboden in de XXVI Moekims gebruik
te maken van de hulp van Toekoe Oemar
en al moest hy zich onderwerpen aan den
eisch om buiten de linie wat sterker
macht te veitoonen bij de militaire pa
trouilles.
Gen. Deykerhof onderwierp zich aan
die eischen met weerzin en hij meende
dat 't zeer verkeerd gezien was; het zijn
niet alle koks die lange mossen dragen,"
moet hij na zijn terugkeer ge/egd hebben
van den generaal Vetter, wiens persoon
een zeer ongunstiger! indruk op hem
moet hebben gemaakt en over wien hij
zich weinig vloeiend uitliet. Toen dus
nu, nadat de gebeurtenissen gen. Deyker
hoff leelijk in het ongelijk hadden gesteld
wat zijn vertrouwen in Toekoe Oemar
(Djolian) betreft eD gen. Vetter naar
Atjeh kwam om de lakens uit te geven,
sprak het van zelf dat de beide leger
hoofden elkander niet op de meest vriend
schappelijke wijze te gernoet traden.
Het was niet denkbaar, dat Deykerhoff,
die al lang het voornemen had om, zoo
men niet in zijne richting wilde voort
gaan, een verlof van twee of één jaar
te vragen, zich nu aan de vechttaktiek
van gen. Vetter zou onderwerpen en
waar de sympathie tusschen hen beiden
want 't zal wel wederkeerig zijn ge
weest van den beginne af gering was,
zal de ontmoeting op Atjeh, na ;t verraad
van Toekoe Oemar, zeker niet zoo heel
pleizierig zijn geweest. In zoover is,
voor hen die de zaken ietwat van nabij
kennen of achter de schermen hebben
gekeken, het ontslag aan gen. Deykerhoff
niet onverklaarbaar en slechts 't bewijs,
dat de onderwerper van Lombok thans
is aangewezen om ook de zaken op
Atjeh in het reine te I rengen.
De AlkmCt. verklaart niet goed le
begrijpen, waarom generaal Vetter naar
Atjeh is gegaan. Indien toch de toe
stand weinig reden tot ontevredenheid
gaf, zoo zegt het blad, wat bewoog dan
den gouverneur-generaal den legercom
mandant een inspectiereis naar Atjeh op
te dragen. En daarop laat de Alkm. Ct.
volgen
Het is toch onaannemelijk, dat zonder
ernstig nadenken, zonder dril gende mo
tieven, een politiek stelsel, hetwelk bij
het leger zelfs ook veel aanhangers telt,
verlaten wordt.
Wat was de aanleiding om Oemar te
gelasten, Lamkrah van kwaadwilligen te
zuiveren Had men niet beter gedaan,
dit landschap met rust te laten? Het
heeft uns altijd opgebroken, als wij ons
dien kant uit begaven. Ook ondei gene
raal van der Heijden heeft men daar niet
anders dan moeielijkheden gehad.
Indien na rijp beraad de regeering
tot een agressieve politiek is overgegaan,
dan, dunkt ons, lag zoowel voor de hand
om de troepenmacht bij voorbaat te ver
sterken en vooral tijdig het expeditie-
leger van klein kaliber geweren te voor
zien.
Aan de z.g. bevriende posten hebben
wij Beaumoritgeweren met patronen uit
gereikt. Dat in geen geval op deze bond
genooten geheel kan worden vertrouwd,
is toch begrijpelijk.
Men had dus altijd kans eigen wape
nen tegen zich gekeerd te zien. Óm
ontzag in te boezemen, zou het repeteer
geweer een uitstekend middel geweest
zijn. Wel is een klein getal repeteer
geweren aanwezig en er werd op som
mige buitenposten met succes van ge
bruik gemaakt.
De niet-bevriende vijanden hadden er
respect voor.
Hoe zonderling, dat de bewondering,
die wij voor de dapperheid van het In
dische leger aan den dag leggen, niet ge
paard gaat met het begrip, dat vóór al
les de best mogelijke bewapening nood
zakelijk is, een eisch des tijds is, een
besparing van menschenlevens is
Op Lombok bleek, dat de artillerie veel
te wenschen overliet. Ook toen had
betere bewapening veel kunnen redden.
De kogels van het repeteergeweer waren
door de leemmuren heengedrongen. De
onzen stuitten er op af.
Behoeft het moreel overwicht, dat een
vootreffelijk wapen geeft, nog betoog
Zooals reeds gemeld werd, is de
veslieins van een land- en tuinbouw
internaat te Tiel verzekerd. Het landgoed
»De Start" is niet aangekocht, maar met
recht van koop gehuurd voor 12 jaren.
Aangaande de inrichting vernemen wij
het volgende: Het aantal leerlingen is
voorloopig bepaald op 10. Het onderwijs
zal omvatten: zuivelbereiding, groenten-,
ooft- en houtteelt en tuin-architectuur,
practisch en theoretisch. De voorwaar
den, waarop leerlingen zullen worden
aangenomen, zijn nog niet vastgesteld
Door wijlen baron v. Lijnden van
Sandenburg is bij testamentaire beschik
king vermaakt aan de weesinrichting
»Neerhosch", onder bezwaar van vrucht
gebruik, een kapitaal van een half millioen
gulden.
Ofschoon er zich dit jaar niet
minder kievitten op Texel ophouden dan
verleden jaar, zijn de gezochte eieren
dezer vogels er toch tot heden bijzonder
schaarsch. Een opkooper, die wel 2000
kievitseieren in bestelling had, kon er
nauwelijks 200 leveren. Men besteedde
op het eiland trouwens in de afgeloopen
week nog van 16 tot 20 Cent. per stuk.
Door de Kamer van Koophandel en
Fabrieken te Winschoten is aan de re
geering een adres verzonden, waarbij
afschaffing wordt verzocht van accyns
van inlandschen wijn uit boomvruchten
bereid
Voorloopig heeft zij veel succes op haar
werk immers van lal van zusterkamers
en -vereenigingen in den lande, waaron
der wij noemen 's-Bosch, Leeuwarden,
Sneek, Bergen-op-Zoom enz., het hoofd
bestuur der HoII. Maatschappij van Land
bouw, de Pomologische Vereeniging ie
Boskoop, vele genootschappen van nijver
heid enz. enz., ontving zij adhaesie-be-
tuigingen, maar ook werd van verschil
lende Kamers toezegging gedaan, zelf
standige adressen op te zenden.
Het ontwerp voor de nieuw-model
sabel voor officieren van de infanterie,
hetgeen eerstdaags in beproeving zal ge
geven woiden, bestaat uit een rechten
kling, geschikt zoowel om te houwen als
om te stooten, hebbende, behoudens an
dere afmetingen, nagenoeg den vorm van
dien van den sabelbajonet, zooals waarvan
het infanteriegeweer model '95 zal zijn
voorzien.
Het gevest bestaat uit een hoornen
handvat van geribde en gebogen gedaante
en wordt gedekt door een beugel van
40)
Lord Ryvendale heeft zijn telegram
verzonden en is weder op den terugweg
naar het landgoed. Het is een brandend
heete morgen, maar hij verkiest een om
weg van twee mijlen te maken om door
het doip Helmslone te komen. Hij wordt
beloond, doordat hij eene tengere, witte
verschijning uit de deur eener hut ziet
komen met een boek in de ééne hand
en een mandje in de andere.
Alsager haast zich haar in te halen,
houdt dan stil en stijgt af. Hij kan niet
nalaten op te merken, hoe schoon en
koel zij er uitziet, ofschoon de zon neer-
straalt op haar gelaat, dat slechts be
schut is door een strooien hoed, en hoe
wel zij waarschijnlijk uit eene warme,
kleine woniog, is gekomen.
«Gij uit op dezen brandenden morgen,
Miss Sartoris?" zegt hy, terwijl hij ver
bazing voorwendt.
«Ik houd van warmte," geeft zy lachend
ten antwoord«en ik was verplicht uit
te gaan. En gy zyt ook uit en hebt
een langen weg afgelegd, zoude ik zeg
gen. Wat is uw arm paard warm!"
«Ja. Ik verzeker u dat ik niet voor
mijn vermaak uit was, behalve," zich
verbeterende: «dut ik door mijnen pei-
grimstochl van dezen morgen in staat
ben heden avond een groot genoegen le
gernoet te zien." Hij ziet haar veelbe-
teekenend aan, maar zij schijnt zich vol
strekt niet bewust dat hij een compli
mentje aan haar bedoelt.
«Ik zie dat gij uwe zending van be-
scherm-engel vervult," haast hij zich te
zeggen, zieDde dat zijne laatste opmei-
king in het water is gevallen.
Nu, als er iets is dat Osyth's lief humeur
ontstemt, dan is het om zich als een
daad van waarde te hooren toeschrijven
datgene te verrichten, wat zij beschouwt
als een gewonen plicht. Er komt een
zwakke blos op haar gelaat als zij ant
woordt:
«Het is zoo heel, heel weinig wat ik
doen kan. Ik geloof dat niets ons meer
nietig en nederig kan doen gevoelen dan
de armen te bezoeken, en te zien, hoe
veel hen ontbreekt en hoe geheel buiten
staat men is iets der moeite waard te
verrichten om hen te helpen. Ik be
doel," voegt zij er bij: «iemand in mijn
toestand."
Terwjjl dit kleine gesprek voortgaat
wandelen zij door de kom van het dot p;
Loid Ryvendale leidt het paard, en Osyth
heeft het onaangenaam bewustzijn dat
er vele nieuwsgierige oogen op hen rus
ten. Zij was waarlijk op haar weg naar
huis, maar een eind willende maken aan
dit téte-a-tète, blijft zij aan de deur eener
hut stilstaan, en zegt:
Ik zal hier in gaan, Lord Ryvendale.
Ik moet u vaarwel zeggen."
«Tot van avond dan," zeel hij, terwijl
hij zijn hoed afneemt en naar haar beide
handen ziet, van welke echter geen van
beide vrij is, ofschoon zij eene van beide
gemakkelijk kon ledig maken, door het
boek of het mandje in de andere te
nemen.
Alsager gevoelt zich een weinig be-
Ieeaigd dat zij zulks niet doet:
«Zoo!" fluistert zijn schuldig geweten
«zij denkt kwaad van u, en zoude liever
indien zij dit voorkomen kon, hare rein
heid niet bezoedelen door u aan te
raken."
Intusschen zegt de eene lasteraarster
tot de andere, terwijl zij hun oogen ge
vestigd houden op Lord Ryvendale's
verdwijnende gestalte:
«Nu, buurvrouw, wat denkt ge daar
van I"
«Ik denk dat zij het mooiste paar
zouden uitmaken, dat ik ooit heb gezien,"
antwoordt de andere. «Hercel nog toe I
als Miss Satorius Mylady zou worden,
den zoude het een gezegende dag voor
ons allen zijn, buurvrouw."
«Ja, als hij kon afkomen van die
slechte, vreemde vrouw, en zich op het
landgoed kwam vestigen, zooals hij doen
moest."
Want daar de Towers omstreeks negen
mijlen af liggen von Helmstone, is Viva
anders als bij hooren zeggen onbekend
voor de inwoners. En in elk geval
zouden zij eene zeer minne gedachte
hebben gekoesterd omtrent eene Engel-
sche dame, die kon trouwen met een
vreemdeling, al was hij ook Hertog of
Prins.
Het is een opmerkingswaardig feit,
dat de twee oude vrouwen, wier woor
den ik juist heb opgeteekend, ofschoon
zij geregelde kerkgangsiers en zeer sterk
op geestelijk gebied waren volstrekt
niets stootends of onnatuurlijks zagen in
het denkbeeld van Lord Ryvendale, wiens
geschiedenis zij kenden, te vereenigen
met een onschuldig, vlekkeloos meisje
als Osyth, die zij eenstemmig geschikt
verklaarden om «recht duor naar den
Hemel te gaan," rnaar het waren vrou
wen, en vrouwen zijn allen huwelijk
maaksters; vrouwen houden allen van
een Lord, en vrouwen werpen onveran
derlijk het verwijt van de zonden van
den man op de vrouw, zoodra er slechts
eene bij in het spel komt.
En wanneer is er geene inbetrokken!
Alsager brengt het laatste gedeelte van
den middag door met zijne schoonzuster,
die, voor haar doen, in hare vroolijkste
stemming verkeert. Zij houdt het dunne
eind van den keten vast, 7.00 denkt zij,
die hem van zijne zonde en van Viva
zal scheiden, en is daardoor zegevierend.
Zy zoude haar verloren zoon willen me-
denemen om eenige huren te bezoeken,
maar hij verzet zich hiertegen, zoodal
zij hem in haar phaëton rondrijdt om
eenige vei beteringen op zijne bezittingen
te zien en om een of twee oude bezol
digden te zien, die hij van af zijn kin
derjaren heeft gekend.
Er is eene nieuwe bewoonster in een
der huisjes, en Lady Ryvendale houdt
daar stil om haar aan Alsager voor te
stellen, en haar te verzoeken Mylord te
vertellen van de heldenfeiten van haar
man 111 de Krim, en zijn medailles te
halen om ze te verloonen. Alsager door
staat die pioef met moed, schoon het
hem niet weinig verveelt. Vrouwen, die
deze kleine opofferingen heerlijk vinden,
hebben zelden eenig begrip in welk eene
verlegenheid zij er meestal de mannen
mede brengen. Gertrude heeft te veel