NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht»
WA
No. 40.
Zaterdag 16 Mei 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Een stap achterwaarts.
BINNENLAND.
F euilleton.
Amersfoortsche Courant
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.— Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag eh Vrijdag.
Uitgever G. .1. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Met «hervormingen* zijn we niet al
tijd gelukkig. Ligt zulks hieraan, dat
we, als natie, een heel klein beetje con
servatief zijn?
Een bescheiden hervorminkje mocht
het heeten, toen we in 1889 aan het
vaste programma der lagere school de
viije en orde-oefeningen der gymnastiek
hebben toegevoegd. Ik heb indertijd
het streven toegejuicht van den onver-
getelijken afgevaardigden van het district
Hoorn, baron Van Dedem, om ann de
verplichte leervakken die kleine uitbrei
ding te geven, ofschoon ik toen niet heb
verzwegen dat hjj de bezwaren, aan de
algemeene invoering verbonden, niet ge
noeg deed wegen. Hoofdzaak was daarbij,
dat men moest hebben, aan elke school,
een afzonderlijk lokaal, hetwelk des win
ters kon verwarmd worden. De geachte
voorsteller was niet geheel van die mee
ning; hij wilde de speelplaatsen voor het
bewuste doel gebruikt hebben, men
kon een gedeelte dier terreinen van een
eenvoudige overkapping voorzien, en ver
der, als de weersgesteldheid al te ongun
stig was, moest men zich maar behelpen
met de gangen van het schoolgebouw of
de looppaden tusschen de klassen in het
gewone lokaal.
De ondervinding heeft thans over dit
verschilpunt uitspraak gedaan, en ik ge
loof niet dat het noodig is het debat te
heropenen. Juist het gemis van een af
zonderlijke pymnastiekkamer aan tal van
scholen is gebleken, de groote hinderpaal
te zijn.
Maar bovendien is het duidelijk ge-
wotderi, dat men de zaak niet heel prac-
tisch heeft aangevat en daarvan ligt de
schuld deels bij de Regeering, deels bij
de Gemeentebesturen.
In de eerste plaats had bepaald moeten
zijn, dat van het oogenblik af, waarin
de herziene Wet op het lager onderwijs
in werking trad, geschiktheid tot het
leiden van de vrije en orde-oefeningen
een onafscheidelijk onderdeel weid van
het eerste onderwijzers-examen, evenals
dit in 1878 ten opzichte van het teeke
nen is vastgesteld. Aan alle kweekscho
len en voor zoover mij bekend is aari
het meerendee) der normaal-inlichtingen,
wordt dal onderwijs gegeven wat ware
dus natuurlijker, dan dat de candidaten
daarin ook proeven van bekwaamheid
moesten geven? Die verplichting is hun
niet opgelegd; zij krijgen hun acte, ook
zonder in vak j te zijn geëxamineerd.
De tweede fout is, dat niet bepaald
werd, dat de reeds in functie zijnde on
derwijzers geacht zouden worden voor
dat onderwijs bevoegd te zijn. Aange
zien het hier betrof een serie oefeningen,
die dienen ter ontwikkeling van het
lichaam, vond men dat misschen wat
bedenkelijk, en vreesde, dat onderwijzers,
zonder voldoende zaakkennis optredende,
beweningen zouden doen uitvoeren die
niet zonder gevaar zijn. Ik geloof dat
die voorstelling zeer overdreven was. Zij,
die van de zaak geen bijzondere studie
hadden gemaakt, zouden zich vanzelf wel
beperken tot iets onschadelijks, voorna
melijk tot het besturen van het spel der
kinderen I en voorts kon men voof de
klasse, die onder leiding van een niet
gymnastisch ontwikkeld lid van het on
derwijzend personeel staat, voorhands de
leerstof, het programma der oefeningen
tot geringen omvang gebracht hebben.
Zoo zouden we langzamerhand gekomen
zijn tol den gewenschten toestand.
Alleen heeft de Regeering, en dat
lag ook rechtstreeks op haar weg, een
afzonderlijk examen voor vak j ingesteld
voornamelijk met het oog op de perso
nen, die nog wenschen zich erg voor te
bekwamen. Een tijd lang heeft het ge
rucht geloopen dat alle onderwijzers en
onderwijzeressen, die op het tijdstip van
de verplichte invoering er niet geheel
mede gereed zouden zijn, meedogenloos
uit hun betrekking zouden worden ont
slagen, en zelfs in de Tweede Kamer
heeft de vorige Minister van Btnnenland-
sche Zaken nog de verzekenng moeten
geven dat die vrees ongegrond was. Doch
men heeft het lang geloofd en man
nen met grijze haren zag men opgaan
naar de plaats, waar zij zouden geoefend
worden in het maken van bewegingen
met armen en beenen, opdat zij in staat
zouden zijn de kleinen zonder ze te be
schadigen aan de werking van het nieuwe
leervak bloot te stellen. Vele van die
oudgedienden hebben zich ook laten exa-
rnineeren, en het is hun niet al te moeie-
lijk gemaakt: al wisten zij er Dog niet
veel van, de acte werd hun niet ont
houden. Ik vraag of het niet beter zou
geweest zijn, hen maar door een over
gangshepaling in de Wet de wijsheid toe
te kennen. Waarvan toch maar een klein
gedeelte, voor de gelegenheid pas klaar
gemaakt, tot hun beschikking is geko
men.
't Gekste is, dat men dien menschen de
kosten zelf heeft doen bepalen, ofschoon
zij allesbehalve voor hun pleizier zich op
vrijheid en orde gingen toeleggen, zij de
den het in het belang der school, al was
het ook zekere beduchtheid, die hun dit
belang zoo ernstig deed ter harte nemen.
Soms zorgde het Rijk voor een instruc
teur; hier en daar zijn cursussen opge
richt, v aarvan de onderwijzers kosteloos
gebruik konden maken. Doch werden
die gehouden op eenigen afstand van de
woonplaats, dan had men toch de reis
kosten voor zijn rekening. Voorts was
lang niet overal de gelegenheid zoo gun
stig; meestal vereenigden de onderwijzers
van een kring zich tot een clubje, om
gezamenlijk van een gymnastiekleeraaar
onderricht te ontvangen. De lessen be
taalden zij dan met elkander.
Menig gehuwd onderwijzer ten platten
lande heeft die acte, met inbegrip van
het examengeld, zooveel gekost dat hij er
een vet varken voor in de kuip had kun
nen hebben.
Ook het Rijk heeft zich in die jaren
heel wal uitgaven moeten getroosten voor
examinatoren.
Er zijn dus groote offers gebracht aan
tijd en aan gel4. En wat is van dat
alles de vrucht?
Afstuitende op onoverkomelijke moeie-
lijkheden, aan de verplichte invoering van
het nieuwe leervak verbonden, heeft de
Regeering uitstel moeten verleenen tot 1
Januari 1897. Maar nu die fatale ter
mijn in 't gezicht komt, blijkt het, dat
men nog niet klaar is. Wat nu te doen?
Men kan niet met hel hoofd door den
muur loopen, en hernieuw uitstel scheen
niet wenschelijk te zijn. De Minister van
Ginnenlandsche zaken heeft nu den knoop
voorgoed willen doorhakken en stelt voor
de Wet op hel Lager Onderwijs in dien
zin te wijzigen, dat Gedeputeerde Staten
den distrtcts-schoolopziener gehoord, aan
de gemeentebesturen ten behoeve der
openbare scholen telkens voor hoogstens
vijf jaten uitstel kunnen verleenen ter
wijl aan bijzondere scholen de rijkssub
sidie niet zal worden onthouden, ook al
woidt er geen onderwijs gegeven in vak j.
Dat wil dus zeggen dat, hoewel ook
tal van bijrondere onderwijzers zich
moeite hebben gegeven om de bij-acte
te verwerven, zij die voortaan wel kun
nen opbergen bij hun stapeltje gedenk
schriften. Dat voor de openbare scholen
waar men tot durver gewacht heeft met
de invoering, deze wel altijd achterwege
zal blijven. Dat gemeentebesturen, die
gemeend hebben aan hun veiplichting
geheel te moeten voldoen, nu wel zullen
trachten termen te vinden, ten einde aan
te dringen op intrekking van de daarom
trent genomen besluiten. Want Gede
puteerde Staten zijn gewoonljjk nog al
meegaande, als er kans bestaat de uit
gaven voor lager onderwijs wat in te
korten.
En zoo zullen we van de vrije en orde
oefeningen eerlang kunnen zeggen Nauw
verschenen, ras verdwenen.
Daai zijn menschen, ook onder de
onderwijzers, die dit geenszins zullen be
treuren. De gymnastiek in het algemeen,
en haar verkleinde editie in het bijzon
der, heeft in den laatsten tijd nogal be
strijding ondervonden.
Sport zegt men, is veel aangenamer
voor de jongelui. Een fiets vinden zij
aardiger dan een rekstok, en zwemmen
is nuttiger dan touwtjespringen, 't Kan
zijn; in elk geval de mode heeft hier
ook wat in te brengen, en als men nu
maar zorgt, dat iedere jongeD, om
van de meisjes niet te spreken, een rij
wiel krijgt, dan kan eenmaal worden
uitgemaakt, welke van de twee, sport of
gymnastiek, het meest bijdraagt om ons
een kloek ras van Hollanders te geven.
De argumenten, vroeger ingebracht ten
voordeele van de gymnastische oefeningen
zonder toestellen, worden thans heftig
bestreden. Als verpoozing tusschen de
lessen zegt men, moeten de kindereD of
vrij spelen, cf rusten. De vrije oefeningen
vervelen hen.
Dat laatste betwist ik. Als de leiding
met opgewektheid en met tact wordt
gegeven, hebben de jongelui er pleizier
in. Kleuters van eiken leeftijd heb ik
er gadegeslagen en bespeurd, met hoe
veel lust zij de commando's uitvoeten.
Die commando's moeten niet ingewikkeld
zijn: daar de oefeningen ontspanning be
oogen, moet men zorgen den hersenarbeid
tot een rninium terug te brengen. Het
tegendeel wordt weleens gezien, en is
dan ten zeerste af te keuren.
Het vrije spel, o ja, dat heeft hooge
waarde, maar het vervult toch niet al
de behoeften. Het doel is, de spierg' oepen,
die gewoonlijk te weing in werking wor
den gesteld, door gepaste beweningen
te verster ken. Die hewegingen eenvoudig
en sierlijk te doen zijn, waardoor plomp
heid van gang en onbevalligheid van hou
ding worden bestreden. Weinige jaren
geleden was men het daarover vrijwel
eens, en ik geloof niet dat er reden be
staat om die meening thans prijs te geven.
Het voorstel, waarovereerlang de
Tweede Kamer zal te beslissen hebben,
lijkt mij geen eerlijke oplossing te zijn.
Beter zou liet m. i. zijn, dat vak j van
de verplichte lijst naar die der faculta
tieve vakken werd overgebracht, dan
bleven de gemeentebesturen geheel vrij
in hun keuze. Waar men hart voor de
zaak heeft, en zonder dat is onthou
ding te verkiezen, zou rnen, voor
het toekennen van eene kleine tractements-
toelage, de onderwijzers, kunnen aanspo
ren om de noodige hoeveelheid te ver-
v\ erven.
West-Friso.
Atjcb.
De Telegraaf ontving Donderdag-namid
dag 4 uur het volgende telegram uit
Nederl.-Indië:
De toestand in Atjeh is onveranderd.
Gisterenavond werd van Landjamoe uit
eene verkenning ondernomen. De stellin
gen van Toekoe Oemar konden evenwel
niet bereikt worden, daar tengevolge van
de overvloedige regens de bruggen ver
nield zijn. De stellingen van Toekoe
Oemar zijn r.og bezet en ondervinden
weinig nadeel van het bombardement.
De regens houden aan en verhinderen
de operatiën.
De uoodreui.
In de trein RotterdamAmsterdam
had Donderdagavond een heer plaats ge
nomen, die nader gebleken is, een lastig
heer te zijn.
Immers toen de trein Haarlem even
gepasseerd was, bemerkte de reiziger,
dat er één passagier meer in de coupé
zat den volgens het reglement geoorloofd
«Meer dan van buiten?*
>0 neen k
«Of zij naar veel bals was geweest?*
«O ja I*
«En naar de opera?*
>0 ja
«Speet het haar om naar huis te
komen?*
»0 neen!*
«Vreesde zjj niet dat het hier zeer
droefgoestig zoude zijn na zooveel vroo-
Ijjkheid?*
Zy wist het niet.
«Dacht zij dat men er in rou kunnen
slagen, eenige picnics of iets anders in
orde te brengen?*
Dat wist zij niet.
ïWaarlyk,* merkt Otto op, «het spy t
mij dat gij niets beters te doen hadt,
dan ons gesprek af te luisteren.*
«Mij ook. Maar er was iemand anders,
die met het andere meisje sprak; en
een oude kerel, die met de oude mama
in ge-prek was gewikkeld, zoodat ik al
leen overbleef, en innig dankbaar was,
toen gij Miss Alice als een ondankbaar
wetk opgaaft, en mij een teeken van
vei trek gaaf:.*
«Welnu?* vraagt Riette«en toen
gij haar verlaten hadt, wat deedt hij
toen
»Wel daar satan immer iets kwaads
te doen vindt voor ledige handen, poogde
Otto twist met mij te zoeken. Niet dat
zijn handen ledig bleven; wat hij had
al zijne macht noodig den zwarte in te
houden.*
«Waarvoor wilde hij met u twisten?*
vraagt Riette uitvorschend. Otto kleurt,
en werpt een dreigenden blik op zijn
vriend.
«Vertel het mijl* smeekt Riette, wier
nieuwsgierigheid door deze bijkomende
bijzonderheid wordt geprikkeld.
«Het was over u,* antwoordt Charlie
lachend en een afkeurenden blik, die
echter niet goed ontvangen wordt, op
Otto werpende.
»Hoe heerlijk I* roept Riette. «Ga
voort! Wees zoo goed er mij alles van
te vertellen I*
«Mag ik, Otto?* vraagt Charlie.
«Zoo als gij wilt,* geeft hij ten ant
woord met een blik, die duidelijk zegt:
ilndien gjj het doet, is uw leven geen
tien minuten aan duur meer waard.*
Maar Charlie verkeert in een slecht,
getergd humeur, en let niet op den boo-
zen blik.
»Hij dreigde mij met het verlies zijner
vriendschap, indien ik voortging met ge-
Doegen in uw bijzijn te vinden.*
>0 zegt Riette haar mooi klein mondje
vooruitstekende.
«En hij zeide,* gaat Charlie voort,
terwijl hij er toe overgaat een weinig
verbeeldingskracht aan zijn verhaal toe
te voegen: «dat, zoo ik een sprankje van
het gevoel eens edelmans in mij had, ik
morgen deo eersten trein den beste zoude
nemen, en mij honderd mijlen ver buiten
het bereik der verleiding zou plaatsen.*
«Ottol* roept Riette uit, dit alles in
ernst opnemende en hem met vlammende
oogen aanziende: «als Charlie weggaat,
zal ik u bepaald haten! zal ik in geen
maand tegen u spreken.*
Dit is te veel voor Otto. Hij neemt
met stijve beweging zijn hoed voor haar
af, en zich omkeerende, wandelt hij weg
met hoogmoedige beweging en stijve
houding.
«Och kom, Otto!* roept Charlie, ter
wijl hij hem achterna springt, «word
niet boos over eene plagerij. Ik schertste
alleen maar, weet gijl* Maar Otto duwt
zjjn arm met een beweging van onmis-
kenbaren toorn teiug, en Charlie staat
daar ongelukkig te kijken en onrustig blik
kende van Riette naar Otto's verwijde
rende gestalte.
Daar de eerste de grootste magnetische
kracht bezit, keert hij langzaam aan hare
zijde op de landelijke bank terug.
»Ik vrees dat ik meer toorn bij hem
opgewekt heb, dan ik wel wilde,* spreekt
hij op een toon van wroeging.
«Was het dan niet waar?* vraagt
Riette.
«Nu, het laatste gedeelte niet.*
Riette is een weinig teleurgesteld.
»Gij moest geeD leugens vertellen,*
zegt zij op hestraffenden toon: «Het is
waarlijk zeer slecht.*
«Ik geloof dat ik beter deed met hem
achterna te gaan, merkt Charlie op, ter
wijl hij droevig naar zijn steeds verdwij
nenden vriend zag.
»Neen,< spieekt Riette vastberaden.
«Ik vind het volstrekt niet noodig. Daat-
byals het niet waar was, waarom be
hoefde hij het zich dan aan te trekken?*
«Hij is jaloerscn, denk ik,* herneemt
Charlie en vervolgt op een toon van ge
wicht: «En jaloezie is een gevoel, dat
ik in het minst niet kan verstaan.*
(O Charlie I zijt gij vergelen, hoezee
gij raasdet en toorndet gedurende drie
gansche dagen, toen dat mooie meisje
uit het buffet hare opmerkzaamheid van
u op den jongen Ingotsby overdroeg?)
«Daarenboven,* voegt Mr. Egerton er
bij«is liet toch niet alsof gij met hem
verloofd zijt?*
«Neen,* antwoordt Riette uit de hoogte,
»en indien het zoo ware, zoude ik mij
zelve volkomen vrij gevoelen om met een
teder, die mij vermaakte, te spreken.*
«Ik zoude zeer veel leed gevoelen, in
dien gij met hem verloofd waart,* prevelt
Charlie met een gevoelvollen blik, terwijl
hij de veelvuldige bekoorlijkheden van
het kleine meisje gadeslaat, en gevoelt
dat er maar weinig meer toe noodig
zoude zijn, om hem tol over de ooren
verliefd te makeo.
«Zoudt gij?* vraagt Riette op behaag
zieke wijze.
Zij geniet van ganscher harte van de
nieuwe gewaarwording om iemand te
hebben, die haar mooie woorden toevoegt,
en schenkt op hare onschuldige wijze den
jongeling veel voet.
«Zeker zoude ik dat, ofschoon hij mijn
beste vriend is, en ik liever zoude willen
dat hij het was, daD iemand anders.*
«Ik houd veel van Otto,* spieekt het
men je op vet trouwelijken toon, «ntaar
hij heeft niet genoeg van een aanbidder.
Hy geelt mij nimmer lieve complimentjes,
I zooals gij doet.*