NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Officiëele Publicatiën. BUITENLAND. No. 18. Woensdag 3 Maart 1897. Zes-en-twintigste jaargang. NSDAG E.\ ZATEItDÜ Feuilleton. Mrs. Blatclrd's uiterste wil. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels ƒ0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De BURGEMEESTER en WET HOUDERS van Amersfoort Gezien de aanschrijving van den heer Commissaris des Konings in de provincie Utrecht, d.d. 10 Februari 1897, No. 1 Az. (Provinciaalblad No. 25) en art. 228 der gemeentewet, Brengen ter kennis van de inge zetenen, dat ingevolge de wet van 8 November 1815 (Staatsblad No 51), alle vorderingen ten laste van het Rijk over het jaar 1897, vóór den 1. Juli e.k. moeten worden ingediend bij de autoriteiten door wie de bevelen tot het doen van levetantiën zijn ge geven; en dat de belanghebbenden, die hiertoe van de tusschenkomst des gemeentebestuurs wenschen gebruik te maken, hunne declaratiën vóór den 30. Juni aanstaande ter Secretarie behooren inteleverenterwijl voorts in herinnering wordt gebracht, dat de vorderingen over 1896, ten laste van deze gemeente, vóór laatstgemeld tijdstip ter Secretarie moeten zijn in gediend. Amersfoort, den 1. Maart 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK De Secretaris, W. L. SCHELTUS, De BURGEMEESTER van Amers foort, Gelezen eene missive van den luite nant-kolonel commandant van het 8e regiment infanterie 5e bataljon d.d. 26 Februari 1897, No. 23; Brengt ter kennis van de ingezete nen, dat op den 3. Maart a.s. door gemeld bataljon in de legerplaats bij Zeist, oefeningen in geveehtschieten, waarbij met scherpe patronen wordt gevuurd, zullen worden gehouden van ongeveer 10 uur voormiddag tot 2 Naar het Engelsch van HUGH C O N W A Y. 10) Eensklaps kwamen vier kinderen, luid lachende, van achter de heesters naar hem toevliegen. Zij liepen in een' enkele rij voorop ging een stevige knaap van negen jaar, en een meisje van drie kwam achteraan schomme len. In gelukkige onwetenheid van de gewichtige positie, welke Cuthbert in de wereld innam, behandelden zij hem als huns gelijke, vielen zij hem aan en klauterden tegen hem op. Bui ten zichzelven van pret, deelden zij hem mede, dat zij «weggeloopen waren." Onmiddellijk achter hen verscheen een' lange en schoone dame, die met uur namiddag in de richting van Noord naar Zuid of van Noord-West naar Zuid-Oost; Het terrein Zuidelijk en Zuid-Ooste lijk van de legerplaats gelegen en dat omgeven zal worden met palen waarop het woord sOnveilig" is gesteld is dus op dien dag en die uren onveilig zoodat een ieder wordt uitgenoodigd zich daar alsdan niet optehouden ter voorkoming van ongelukken. Amersfoort, den 1. Maart 1897. De Burgemeester voornoemd, F. D. SCHIMMELPENNINCK. Koslelooze Inenting. De BURGEMEESTER en WET HOUDERS van Amersfoort; Gelet op artikel 18 der wet van 4 December 1872 (Staatsblad No. 134) Brengen ter algemeene kennis, dat voor een ieder de gelegenheid tot kostelooze inenting wordt gegeven op Maandag 15 en 22 Maart 1897, telkens des namiddags te drie ure, in de daartoe bestemde lokaliteit gelegen aan de Breedestraat wijk F No. 133. Amersfoort. 1 Maart 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, F. D. SCHIMMELPENNINCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. Men weet, dat in Transvaal een conflict is ontstaan tusschen de hoog ste rechterlijke macht en den Volks raad. Deze laatste heeft zich, vol gens de gevoelens der leden van het Hooggerechtshof, rechten aangema tigd, die niet aan den Volksraad toe komen. In de Engelsche bladen wordt natuurlijk het conflict breed uitge meten. Vooral wordt er gewezen op den beslist vijandigen toon, die door pre sident Kruger en den voorzitter van den Volksraad wordt aangeslagen. Men weet zelfs mee te deelen, dat er een crisis op handen is, dat tal rijke familiën zich gereed maken om te vertrekken, dat geld uit de banken wordt teruggenomen, dat sommige maatschappijen haar kantoren sluiten, dat er een algemeene stilstand van den handel is te verwachten Maar het is bekend, dat de Engel- schen gaarne in de Transvaalsche zaken overdrijven. De Parijsche Temps bespreekt uit voerig de quaestie, en komt tot een heel andere conclusie. De sensatie- berichten komen uit Johannesburg, steeds de zetel van een door Engel- schen ondersteunde revolutionaire beweging, in Pretoria hecht men weinig waarde aan de berichten over de verwikkelingen, die uit het conflict zouden kunnen voortvloeien. Er zijn betrekkelijk maar weinig rechters, die met den hoofdrechter Kotzé eischen, de wetten te toetsen aan de Grond wet, en ze, zoo ze daarmee in strijd zijn, nietig te verklaren. Bovendien is de openbare meening onder de Boeren ten gunste van de nieuwe wet, door den Volksraad aan genomen. Zooals men weet, wordt door deze wet de bevoegdheid van het Hooggerechtshof beperkt, zonder dat zijn onafhankelijkheid binnen de grenzen der wet wordt aangerand. Maar, zegt de Tempshet zijn weer de Uitlanders, die agiteeren en die geholpen worden door de Engelsche bladen. Totnogtoe heeft geen der rechters zijn ontslag genomen. De zitting van het Hooggerechtshof is tot het einde dezer week verdaagd. In zijn ver klaring voor de verdaging wees de heer Kotzé op het gevaar, dat ont staan kon als do regeering de macht heeft rechters te ontslaan, die voor hun leven benoemd zijn. Hij zeide verder, dat het Hof kalm de beslis sing afwacht van het land, met het oog op zijn optreden, dat alleen voort sproot uit aanhankelijkheid aan de Republiek. Langzaamheid is wel een der voor naamste fouten van de mogendheden, die samen het Europeesch concert vormen. Indien men het beeld voort zet, zou men willen zeggen, dat zij hun tempo wel wat heel langzaam nemen; drie dagen zijn er nu al ver- loopen, sedert men de laatste beslis sing heeft vernomen van de mogend heden, dat zij nl. een collectieve, ge lijkluidende nota te Konstantinopel en Athene zouden indienen, waarin werd beloofd de autonomie van Kreta, en werd geëischt het terugtrekken dei- troepen van beide landen van het eiland Op dit oogenblik is, voor zoover men zeker weet, deze stap der mogendheden nog niet geschied. Waarop wachten de mogendheden toch eigenlijk om te handelen Of is er weer een scheuring gekomen in het verband, dat de zes groote staten van Europa omslingerd houdt? Men zou het haast willen gelooven, want volgens de allernieuwste ge ruchten uit Athene zal er wel door alle mogendheden een g e 1 ij k 1 u i- dende nota aan Turkije en Grie kenland worden ingediend, maar zij zal niet zijn een collectieve nota. Daaruit blijkt, dat de eensgezindheid der mogendheden nog heel weinig heeft van een hartelijk samengaan in alle punten der Oostersche quaestie. Men zoekt ondertusschen, heel begrijpelijk, naar redenen voor dit uitstel van een ollicieele notamen vraagt zich af, waai om die toch telkens weer achterwege blijft. On derhandelt men misschien rechtstreeks met den koning der Grieken om hem over te halen zich te onderwerpen langs minnelijken weg, opdat men niet den harden, moeilijken weg der dwangmaatregelen behoeft te volgen Of ontmoet men integendeel in Athene zulk een heftigen tegenstand, dat het noodzakelijk is eerst te be raadslagen over de gevolgen van een eventueele weigering van Griekenland om aan een ultimatum te voldoen Het laatste zou men het eerst moe ten gelooven. Van toegeven aan den kant der Grieken schijnt geen sprake te wezen. Dat is bijv. gister weer gebleken uit de zitting der Kamer in Athene, en ook het ons gezonden telegram wijst er duidelijk op, dat de Grieksche regeering zich in geen geval zal neerleggen bij de eenvou dige autonomie van Griekenland en meer niet. Toen gister in de Grieksche Kamer de minister-president Delyannis te spreken kwam over de bekende be velen der vlootvoogden van de mo gendheden aan kolonel Vassos en den Griekschen admiraal, kwam de afge vaardigde Siaïs op tegen het schorsen der vergaderingen van de Kamer, die thans eerst gelegenheid had om over het bombardement te spreken. De heer Siaïs was van oordeel, dat het antwoord der Grieksche regeering op de mededeelingen der vreemde vloot voogden een oorlogsverklaring be hoorde te zijn. Dat was een terechtwijzing van het ministerie, die den minister van marine aan het spreken bracht; de regeering, zeide deze, had geantwoord, dat zij aan Vassos geen werkeloosheid kon voorschrijven, maar dat wel met het zenden van troepen zou worden opge houden. Wat er ook gebeure, de regeering zal steeds trachten de ont scheping van Turksche troepen op Kreta te beletten. Delyannis kwam met verontwaar diging op tegen het bombardement van de Europeesche oorlogsschepen, hij noemde het een onbeschaafde, onheilige, onrechtvaardige daad. De vertegenwoordigers van Griekenland in den vreemde hebben dan ook last voorgewenden ernst tegen de over treders het hoofd schudde. "Deug nieten," zeide zij, «zóó weg te loopen en je vader te storen!" Wil ik ze naar binnen jagen, Cuthbert?" "Laat ze maar blijven," antwoordde hij opgeruimd. «We zien elkander niet veel in den loop van een jaar. Het openbare leven en huiselijke plich ten gaan niet hand aan hand. Zijne stouw boog zich voorover 'en kuste hem. »Hoe heerlijk," ging hij voort, "is toch die volkomen rust en stilte Naar geen vervelende redevoeringen te luis teren geene vragen te doen aan den geachten voorzitter; geen' ernstige bezwaren te vernemen. Zelfs de voge len volgen ons prijzenswaardig voor beeld in de maand Augustus, en be waren het stilzwijgen. Hier ben ik zelfs gevrijwaard voor kiezers, deputa ties en verzoekschriften. Ik kon bijna wenschen, maar voortdurend hier te blijven." »Och, je zult vóór de vacantie ge ëindigd is, alweêr naar werk verlan gen!" zeide Mrs. Wrey schier droevig. "Dat is 's mensehen booze natuur, m'n lieveling. Dan hoe dit ook wezen moge, ik verheug me thans hartelijk in m'n ongestoorde rust. Ik wenschte, dat ik de eerstvolgende week alle brieven ongeopend kon verbranden." Het is toch zonderling, hoe dikwijls een toevallig woord oude herinnerin gen kan opwekken. De wensch, brie ven ongeopend te kunnen verbran den, voerde zijne gedachten een dozijn jaren terug. Zelfs nu nog nam zijn gelaat een' ernstige plooi aan, toen hij zich herinnerde, hoe hij zekeren avond bijna voor de verzoeking was bezweken. Op dit oogenblik verscheen er een bediende en berichtte hem, dat er "iemand" was, die hem wenschte te spreken. "Iemand! Wat soort van iemand? Een man of een' vrouw?" »Een man, sir." »Je hebt hem toch gezegd, dat ik voor niemand te spreken ben over zaken "Ja, sir. Maar hij zeide, dat hij opzettelijk de reis van Bristol hier heen gemaakt had om u over een' partikuliere zaak te spreken, en hoopt dat gij hem enkele minuten gehoor zult verleenen." Cuthbert's eerste opwelling was, dien man onverrichter zake weg te zenden; maar hij had de oude ge woonte van den geestelijke, op elk uur van den dag voor iedereen te spreken te zijn, nog niet geheel afge legd en dus maakte hij zich los van de kinderen, wierp het eindje van zijn' sigaar weg en stapte over het grasperk naar het huis. De bediende had welvoegelijkheids- halve het woord "iemand" gebruikt. De bezoeker was inderdaad een "man," geen "heer" een gezette, forsche, doorweerde kerel, met het voorkomen van een zeeman een zeeman, die zich in de knellende kleeren van een landrot gestoken had. Hij zal onge veer van den zelfden leeftijd als Cuth bert geweest zijn, maar het blootstaan aan wind en weêr maakte, dat hij er eenige jaren ouder uitzag. Hij wachtte in de bibliotheek, en, toen de heer des huizes binnentrad, stond hij op en maakte een' onbeholpen buiging. Cuthbert verzocht hem weêr te gaan zitten. "Mag ik weten wat er van uw dienst is?" zeide hij. De man keek verlegen, en wachtte enkele oogenblikken vóór hij sprak. »Heb ik de eer tot den Heer C. Wrey, lid van het Parlement, te spre ken?' vroeg hij. »Hij heeft natuurlijk in het een of ander m'n hulp noodig," dacht Cuth bert. "C. Wrey, lid van het Parlement," ging de man voort. »Dat is bepaald de naam. Ik schreef h'm terstond op." "Nu, ga voort, m'n vriend. Laat me hooren, wat ge te zeggen hebt." «Ziet gij, sir, de zaak is deze. Ik reisde van Londen naar Bristol met den exprestrein. En daar er in een expres geen derde-klassen zijn, moest ik met m'n meerderen reizen." ("Een klacht over de spoorweg-maatschappij,"

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1