NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Belangrijk telt.
kapitalisme.
"binnenland.
No. 35.
Zaterdag 1 Mei 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG W ZATERDAG
Feuilleton.
DE SPION,
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
In het bij dit nummer behoorend
Zondagsblad komt het slot voor van
«Bijna Ontsnapt" roman naar het
Duitsch van Ew. Aug. König.
Op van verschillende zijden tot ons
gericht verzoek zal ons Zondagsblad
eene wijziging ondergaan.
Het zal voortaan n.l. niet meer
geregeld elke week verschijnen, doch
zooveel mogelijk om de 14 dagen aan
onze lezers één vel druks, dat is 16
pagina's, van den een of anderen
boeieuden roman, gratis worden ver
zonden en die in later verkrijgbaar te
stellen banden gebonden, elk jaar een
Serie fraaie boekdeelen zullen vormen.
DE UITGEVER.
Hoe verfoeilijk klinkt dat woord in
de ooren diergenen vooral, die van
alle kapitaal beroofd zijn. Voor een
lieele klasse van menschen is dat
kapitalisme een grijnzend monster,
dat de schuld draagt van hunne
maatschappelijke ellende, het is de
bastille die bestormd en gesloopt moet
worden, dan eerst zal het beter
worden.
Ja, dat kapitaal, het bezit van pro
ductie-middelen, speelt een gewichtige
rol in onze maatschappij, is een ge
weldige macht geworden. Hoe is het
zoo machtig geworden, welke zijn de
voor- en nadeelen van dit overwicht
van het kapitaal, van het kapitalisme
Er was een tijd dat de arbeidsver-
deeling, de splitsing in beroepen en
standen en de daarmede gepaard
gaande ruil, nog niet bestond. De
menschen, die stamsgewijze leefden,
deden aan landbouw, veeteelt, jacht
en visscherij, maar alleen voor eigen
gebruik, ter voorziening in eigen le
vensbehoeften. Langzamerhand veran
dert dat. In de middeleeuwsche steden
vindt men een toestand, waarin het
gezin niet eigenhandig in alle behoef
ten voorziet. Toen splitsing in beroe
pen, de een vervaardigde dit, de ander
uitsluitend een ander artikeluilen
werkten voor de behoefte van het
stadsgebied, waartoe zij behoorden.
Op de markt had dan de ruil plaats
tusschen de verbruikers onderling;
de voortbrengers zeiven traden daar
als kooplieden op, en ruilden hunne
voortbrengselen tegen de artikelen,
waaraan zij zeiven behoefte hadden.
Handel door middel van tusschen-
personen, werd niet toegelaten, be
halve wanneer artikelen, die van bui
ten ter markt waren gebracht daar
onverkoopbaar waren gebleken. Voor
een vreemde markt mocht niet gewerkt
worden en daardoor was de hoofdbron
van kapitaalvorming afgesneden.
Verandering moest hierin komen
toen, met het toenemend reizen naar
vreemde landen, vooral na de ontdek
king van Amerika, nieuwe markten
werden geopend voor de voortbreng
selen, die tot nogtoe alleen voor het
stadsgebied waren vervaardigd. De
voortbrenging nam toe, eenvoudiger
wijzen door middel van nieuwe uit
vindingen werden toegepast en de
grootere productie, daardoor verkregen
was weer aanleiding tot bel opsporen
van nieuwe markten. Deze ontwikke
ling is in de laatste eeuwen gestadig
voortgegaan en heeft een geheelen
ommekeer in de maatschappelijke
verhoudingen te weeg gebracht. De
productie voor de wereldmarkt en den
wereldhandel, die daardoor ontstond,
kon onmogelijk met kleine kapitaaltjes
gedreven worden, Werkend voor ver
afgelegen landen moet de voortbrenger
een massa goederen maken, biervoor
groote geldsommen beschikbaar heb
ben, groote onkosten maken voor het
vervoer, tusschenpersonen zijn onmis
baar voor hem. Het wereldverkeer
heeft tot massa productie geleid en
daarmee tot de heerschappij van 't
kapitaal, tot kapitalisme.
Het kapitalisme beheerscht den
arbeid. De werkman is niet meer de
zelfstandige man van weleer, die met
eigen middelen werkt of arbeidt voor
den verbruiker. Hij is loonwerker
voor den kapitalist, die over de arbeids
middelen beschikt, en tusschenpersoon
is tusschen voortbrenger en verbruiker.
Het bezit van kapitaal verschaft aan
velen eer en aanzien, het moest wel
niet zoo zijn, doch de lijd dat een
mensch alleen of in de eerste plaats
om rijkdom van geestes en verstands
gaven zal gewaardeerd worden ligt
nog in een verschiet. Denkt men
echter hieraan en aan den politieleen
invloed van het kapitaal, dan is de
bitterheid, waarmede van kapitalisme
gesproken wordt begrijpelijk.
Toen heeft bet kapitalisme zijn
lichtzijde. De ondernemer, vrij om
zooveel te produceeren als hij wil en
die slechts rekening beeft te houden
met de vraag, hoe zijn kapitaal te
vergrooten, wordt door eigenbelang
gedreven zijn product voortdurend te
verbeteren, nieuwe hulpmiddelen te
verzinnen, nieuwe ondernemingen te
beginnen. Eigenbelang drijft tot volle
krachtsinspanning, heeft den stoot
gegeven tot heel wat van de nieuwste
uitvindingen en verbeteringen, heeft
de nijverheid een ongekende vlucht
doen nemen. Met alle waardeering
van het goede zijn er schaduwzijden
op te merken bij landbouw, handel
en nijverheid.
Gedeeltelijk is achterlijkheid van
de boeren schuld van demisstanden.
Zeer velen maken bij hun bedrijf geen
gebruik van nieuwe vindingen en
uitkomsten der wetenschap, en doen
aldus schade aan hun eigenbelang en
aan het algemeen belang. Maar de
schaduwzijde van het kapitalisme
komt vooral uit bij het groote land
bezit. Dat groote grondeigenaren
naar eigen goeddunken kunnen te
werk gaan, geeft dikwijls aanleiding,
dat zij ontginning van woeste gronden
tegenhouden, uitmergeling van giond
toelaten, van de uitbreiding der steden
buitensporig profiteeren ten koste
van de gemeenschap, enz. Hier wordt
veler-belang aan dat van enkelen op
geofferd.
Een ondernemend fabrikant, be
schikkend over veler kapitaal, wer
kend met de beste werktuigen en
voorgelicht door kundige mannen,
kan de nijverheid een groote schrede
vooruit brengen, maar tevens een
reeks kleinere of minder volmaakt
ingerichte fabrieken iu den grond
boren. Hij kan zijn product verval
seden, hij kan de stolfelijke en gees
telijke belangen, de gezondheid zijner
arbeiders aan zijn eigenbelang opof
feren, Dan dit bezwaar, dat soms
van één artikel veel meer wordt ver
vaardigd dan voor de behoefte noodig
is, wat aanleiding geeft tot sterke
daling der prijzen, tot staking van
bedrijven, tot tijdelijke werkloosheid.
Op handelsgebied heeft de wereld
handel met zijn grootkapitaal tot
onzinnig speculeeren gevoerd, tot het
kunstmatig opdrijven of laaghouden
van prijzen door machtige verbonden
van groote bandelaars, die den handel
in een bepaald artikel beheerschen
ten nadeele van den verbruiker of de
kleinere mededingers. En wie de
handelingen van den handel maar
eenigszins kent zal toestemmen, dat
de zedelijke vooruitgang van het
menschelijk geslacht door den handel
nu juist niet bevorderd wordt.
Naast de lichtzijden heeft het kapi
talisme leelijke schaduwzijden. Tal
van misbruiken, [en naast een klein
getal zeer rijken de massa van af-
hankelijken. Ja, wel is er behoefte
aan ingrijpende hervormingen deze
kunnen echter mogelijk zijn op de
bestaande maatschappelijke grond
slagen er zijn reeds verbeteringen
aangebracht, veeleischend mag men
nog niet zijn, daar nogte korten
tijd in de goede richting gestuurd is.
Van geleidelijke ontwikkeling is het
meest te verwachten, dat leeren ge
schiedenis en natuur duidelijk genoeg.
Men heeft nog geen stelsel gevonden
dat het kapitalistische met voordeel
zou kunnen vervangen, immers indien
men het feit, dal het eene stelsel
groote gebreken heeft, niet wil laten
bewijzen, dat het andere goed is.
De correspondent der N. R. Cl.
schrijft uit Weenen
Het Hótel Bristol, waar Koningin
Wilhelmina en baarmoeder gedurende
haar verblijf hier ter stede komen te
wonen, is nog niet zoo heel lang voor
zijn tegenwoordige bestemming inge
richt, daar het vroeger de bureaux
bevatte van den sinds eenige jaren
genaasten Galicischen Carl Ludwig-
spoorweg. Het gebouw heeft toen een
radicale verandering ondergaan en had
al dadelijk het geluk om kort nadat
het geopend was de Duitsche officieren,
die in 1892 aan den distantie rit
tusschen Berlijn en Weenen deelna
men, te herbergen.
Met het hotel Impêrial is het hotel
Bristol het meest chique verblijf in
Weenen. Het staat op den Karatnering,
dicht bij de opera en op een van de
drukste punten der stad. De tegen
woordige eigenaar heeft nu ook het
paleis van graaf Hoyos naast het hotel
aangekocht, om dit eeveneens tot hotel
in te richten In dit paleis is bet zeer
mooi, de zalen worden wegens haar
artistieke plafonds, behangsel en lam
briseeringen geprezen.
Trouwens het geheel is een werk
geweest van Forster. den genialen
bouwmeester der mooie Volivkirche.
Jammer dat dit nieuwe hotel nog niet
in orde is; de beide koninginnen zou
den dan nog beter dan thans gehuis
vest zijn. Van liet hotel Bristol zullen
naar het Duitsch van
WILHELM BERGER.
3)
"M'n moeder, een' zachte vrouw,
die als predikantsdochter een' be
schaafde opvoeding had genoten, voelde
zich het ongelukkigst door de wijze,
waarop ik ontwikkelde. Maar te ver
geefs spande zij zich in, om me lust
in het leeren, neiging tot kalme ge
noegens in te boezemenik had alleen
zin voor het vrije en ruime, voor een
ongebonden leven, en voor alles, waarin
ik m'n jeugdige kracht kon open
haren.
«Zonder eenigen twijfel was ik een
ruwe patroon, vol van dat vroeg rijp
gevoel van hooghartige onafhankelijk
heid, dat de Ainerikaansehe jeugd
voor den vreemdeling dikwijls zoo
onuitstaanbaar maakt, en toch in dit
land, zooals het nu eenmaal is, recht
van bestaan heeft. Ik behoorde van
nature tot de pionniers der bescha
ving, die ons volk gedurig uitzendt
naar het verre Westen, ten einde de
verovering van het vasteland te vol
tooien, en voor vreedzame kolonisten
plaats te bereiden. En ik zou waar
schijnlijk thans nog onder de buffels
en Indianen als een vergetene rond
zwerven, indien er niet iets had plaats
gegrepen, dat me geheel en al deed
veranderen.
«Het houten huisje naast het onze,
dat eenige jaren had leeggestaan,
werd, toen ik omstreeks vijftien jaar
oud was, betrokken door een' zekere
familie Foster man, vrouw en
dochter. Hij was afkomstig uit Bos
ton, maar als jongmensch naar Char
leston verdwaald geraakt, en dditr
gehuwd. In die dagen was men in
het Zuiden wel niet zwaar met de
Noordelijken ingenomen, maar men
duldde hen ten minste. In den loop
des tijds werd dat evenwel langzamer
hand anders. Men begon de lui uit
het Noorden als vreemdelingen, als
indringers te beschouwen, en sloeg
hen, met wantrouwenden blik gade,
als vermoedelijke zendelingen van de
kleine, maar uiterst gevreesde partij
der Abolitionisten, wier doel was de
afschaffing der slavernij. De plaats,
vanwaar de beweging dezer partij
vooral uitging, was Boston, en daar
Foster nu iu deze in slechte reuk
staande stad het levenslicht had aan
schouwd, werd hij verdacht een hei-
melijken vijand te wezen van het grond
wettig recht der Zuidelijke Staten,
de niet-vrije kleurlingen als huisdieren
te behandelen. En ofschoon Foster,
wddr hij maar kon, voor de heilige
instelling der slavernij optrad, verlieten
hem toch zijne klanten, zoodat hij
zich ten slotte genoodzaakt zag indien
hij met vrouw en kind niet van hon
ger wilde omkomen, naar het Noorden
te verhuizen.
«Dit alles vernam ik, vóór ik nog
een lid van de familie Foster onder
de oogen had gekregen, en wel met
die geringe belangstelling, welke een
knaap aan dergelijke berichten om
trent de lotgevallen en betrekkingen
van volwassenen pleegt te schenken.
Doch op zekeren middag, uit de school
huiswaarts keerende, ontmoette ik bij
m'n moeder een meisje van m'n leef
tijd, dat ik niet kende. M'n moeder
zeide, dat het ons nieuwe buurmeisje,
Merritt Foster, was. Ik gaapte haar
aan als een ongelikte beer: ik had
toch m'n leven lang zulk een bekoor
lijk schepsel nog niet gezien. Merritt
glimlachte om m'n verlegenheid en
stak me de hand toe, welke zoo klein
en teêr was, dat ik ze nauwelijks
durfde vatten. «Jelui moet goede
vrienden worden," zeide m'n moeder,
me moed insprekende. Maar ik, die
anders waarhjk niet op m'n mond
gevallen was, stelde me, onder den
invloed van Merritt's donkere oogen,
als een blode stumpert aan. Ik kon
nauwelijks een woord uitbrengenmet
stomme verbazing zag ik haar zich
los en lenig bewegen, en, me schuw
in een hoek der kamer terugtrekkende,
ving ik begeerig elk woord op, dat
van hare lippen kwam.
«Iu dien toestand van aanbiddende
verrukking bleef ik tot Merritt, na
me bij de deur vriendelijk toegeknikt
te hebben, zich verwijderd had. Toen
eerst vond ik woorden; in uitdruk
kingen, van welker ruwheid ik me
toen voor de eerste maal bewust werd,
prees ik het beeldschoone meisje, dat
me als een hooger wezen verschenen
was. M'n moeder zag goedkeurend
knikkende me aan; zij zeide dat zij
niet had verwacht, dat ik voor de
hetoovering van natuurlijke bekoor
lijkheid vatbaar was, en dat zij hoopte
dat de omgang met Merritt, welken
zij zooveel mogelijk dacht te bevor
deren, me tot nut zou wezen.
«Door deze nuchtere ontboezemin
gen voelde ik me weinig gesicht; ik
had een gevoel bij me, alsof ik al de
schatten der wereld veroveren en aan
Merritt's voeten leggen zou. En ik
handelde geheel overeenkomstig mijn
toenmalige gemoedsstemming, toen ik
den volgenden morgen de school ver-