NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BINNENLAND.
Uil Amerika naar Holland."
i\o. 65.
Zaterdag 14 Augustus 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJM WOENSDAG EN ZATERDAG.
Feuilleton.
Amersfoortsc
oura
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Een der medewerkers van het Han
delsblad heeft een langdurig onder
houd gehad met den oud-Minister
Van Houten.
De journalist zeide o. m. met den
Staatsman; »Het publiek is tegen
woordig benieuwd te hooren, wat u
nu gaat doen. Men heeft u al tot
a.R. hoofdredacteur van het Dagblad
van Z. H. en 's- Gr. gemaakt, tot a.s.
burgemeester van Den Haag, men
schrijft u het voornemen toe, groote
reizen te willen ondernemen, naar
Amerika voorde Maxwellmaatschappij,
en men zegt, dat u in elk geval een
lange vacantie gaat nemen. Is daar
van iets waar?"
De heer Van Houten antwoordde:
#Ik moet zeggen, het publiek laat
mij een aardige keuze toe, inderdaad
ben ik zeer gevoelig voor deze groote
belangstelling, maar ik geloof, dat
de verwachtingen teleurgesteld zullen
worden. Voor de journalistiek heb
ik altijd veel gevoeld, maar ik denk
er niet aan dagbladredacteur te wor
den, al hoop ik wel een courant ter
mijner beschikking te krijgeu. Ik
sta daarin bij dr. Kuyper, de heeren
Schaepman, Lobman en anderen ach
ter. Nu moet ik maar over mij laten
schrijven, en kan ik nooit iets op
helderen of tegenspreken. Ik zou u
wel eens op mijn beurt kunnen uit
vragen over hetgeen »men" al verder
zegt. Wat denkt u b.v. over het
burgemeesterschap van Den Haag?"
»Het komt mij wel een beetje zon
derling voor, antwoordde ik, ik heb
Nu. laten wij het dan ook daarbij
maar houden, zeide de ex-Minister
vergoelijkend, de praatzieke gemeente
moet wat te doen hebben. Wat nu
de Maxwell betreft, daarvan zou nog
wel eens een reisje kunnen komen.
Ik ben slechts tijdelijk als beheerder
afgetreden, maar nu ik geen Minister
meer ben, denk ik mijn oude plaats
weder in te nemen.
Uit «vermoeidheid" het terrein ver
laten doe ik nietNeen groote reizen
ga ik niet ondernemen, noch een
lange vacantie houden, daar komt
niets van in."
In het vervolg van het gesprek
verklaarde de heer Van Houten zich
bereid een Kamerzetel aan te nemen,
wanneer die hem aangeboden werd.
Op de vraag of hij daaraan de
voorkeur gaf boven het Ministerschap,
zeide de heer v. H. onder andere:
nik heb nimmer geweuscht Minister
te zijn. Ik ben geen bureau-man
en geen hot-man. Ik heb mijn vrij
heid te lief. Maar iemand kan niet
altijd den Minister voortdrijven en
critiseeren, zooals ik gedaan heb,
zonder dat hij moet verwachten, dat
men eens zegt «doe het dan zelf".
Dat hij in 1891 teleurgesteld zou
zijn geweest door zijne niet-opneming
in het Ministerie Van Tienhoven-Tak,
was volstrekt onwaar, verzekerde de
oud-Minister.
In een formatie-Van Tienhoven zou
ik geen zitting hebben genomen, al
ware ik geviaagd."
«Zooeven zeidet u echter, dat men
den Minister niet altijd critiseeren
kan, zonder geroepen te worden het
ininistrieele werk zelf ook eens te
moeten doenmerkte ik op.
«Zeer juist, maar de heer Van
Tienhoven was niet door den staat
kundigen toestand als formateur aan
gewezen. Ik beschouwde destijds den
heer Van Tienhoven als een represen
tant van een bleek, koninklijk-kerke
lijk goedgekeurd liberalisme en ik
achtte het vooral strijdig met het
recht van de meerderheid der Tweede
Kamer, dat haar aangewezen leider
werd gepasseerd. Naar mijn oordeel
had de heer Tak tot samenstelling
van een Kabinet moeten zijn geroe
pen, en ik was ook van oordeel, dat,
ware hem die samenstelling opgedra
gen, hij mij niet had kunnen voorbij
gaan. Of dit al dan niet met mijne
wenschen strookte, kan ik in het
midden laten. Nu evenwel mr. Tak
zeifin een Ministerie Tienhoven plaats
nam, had ik niets te pretendeeren.
Ik heb dit een en ander den dag
iler formatie zelf gezegd aan de heeren
Tak en Smult, die mij er mede in
kennis kwamen stellen".
«Uw positie werd er in de Kamer
niet aangenamer door!"
«Integendeel, deze werd door het
optreden van den heer Tak in het
ministerie-v. Tienhoven aangenamer
dan ooit. Ik kreeg tamelijk onbetwist
de leiding van de groote meerderheid
der liberalen in handen, en heb nim
mer zooveel invloed gehad als in die
jaren. Aan de voorstellen der regee
ring kwam die invloed doorgaand ten
goede, waarvan I'ierson's wetten ge
tuigen. Evenwel had mij juist de for
matie van het kabinet Tienhoven-Tak
doen zien, dat als ik ooit mijn ont-
eigenings-ontwerp, mijn denkbeelden
over het huwelijksrecht, de tegenover
Bergansius verdedigde militaire orga
nisatie en zoovele andore van minder
belang, in het Staatsblad wilde zien,
ik na de leiding der liberale partij
in de Kamer te hebben verkregen
niet zou mogen toelaten dat zich die
partij andermaal door het koninklijk
welgevallen een leider liet octroyeeren,
en dat ik zou moeten zorgen, dat het
voorval Tienhoven-Tak zich niet her
haalde. Werd ik de erkende leider
der liberale paitij, dan zou het nood
zakelijk gevolg zijn, dat ik nadat
eventueel de kieswet-Tak zou zijn
tot stand gekomen, en als de liberalen
dan de meerderheid verkregen
premier zou moeten worden on dit
dus ook zou moeten willen."
«De loop van zaken heeft echter
een geheel andere wending genomen,"
zeide ik.
«Juist. Wie had in 1891 kunnen
denken, dat van het ministerie Tien
hoven een ook naar mijn overtuiging
met de grondwet strijdig ontwerp zou
uitgaan
«Dat dit ministerie zich geheel in
de armen zou werpen van de voor
standers van allemanskiesrecht? Wie
had toen voorzien dat de destijds alge
meen voor de juiste en nu door mij
gevolgde methode van het amende
ment v d. Feltz c. s. van 1887
inderdaad de eenige met de grondwet
strookende door mr. Tak volstrekt
onaannemelijk zou worden verklaard
„De strijd over de kieswet stoorde
al mijn plannen en vooruitzichten.
Ik heb me ten slotte gehouden aan
mijn overtuiging van jaren her, dat
nooit het kiesrecht zou moeten
worden toegekend, waar niet een
bescheiden mate van welstand is en
dat armoede en kiesrecht vereenigd,
vergif zijn voor den staat In mijn
strijd tegen Tak's ontwerpen deed
ik eenvoudig mijn plicht: Egoistische
bedoelingen wareu daarbij niet in
het spel. Ik kwam daardoor in on
min met de meesten, op wier stem
ik bij mijn toekomstplannen rekende.
Bovendien voorzag ik Kamerontbin
ding en daardoor het verlies van den
Kamerzetel, waarop ik prijs stelde.
Over de tot allemanskiesrecht neigende
gezindheid van de meerderheid
der toenmalige Groning«che kiezers
kon ik mij geen illusiën maken en
vriend en vijand maakten mij er
om strijd opmerkzaam op. Over den
lateien loop van zaken heb ik mij
in geen enkel opzicht te beklagen.
Maar wie meent, dat die toen door
mij voorzien werd, zou mij een pro
fetische blik moeten toekennen. De
mogelijkheid daarvan lag voor de
hand, maar mijne kansen op de rol,
die mij is toebedeeld, waren zoo
luttel, dat geen verstandig mensch
daarom een handeling zou doen, die
hein overigens zóó veel kostte. Mijn
ministerie is een onvoorzien hors
d' oeuvre in mijne politieke loopbaan.
Ik heb er in mijn richting van ge
maakt wat ik kon, maar toen de
laatste hand aan de kieswet was ge
legd, hernam ik van zelf mijn oude
politieke stelling,en deed ikmijnbestde
oudepolitiekegroepeeringte herstellen.
Ik heb nooit aan de groeppeering bij
de Kamerontbinding van 1894 eenig
duurzaam karakter toegekend."
Ten slotte kwam het gesprek op
de noodzakelijkheid van aaneen
sluiting aller liberalen. De lieer van
Houten verheugt zich over de herle
ving der groote liberale partij.
„Wij hebben nu weder een centre
gauche waarop de regeering bij haar
voorstellen zal moeten steunen en
een extréme gauche, die de voor
hoede vormt en die haar idealen en
en plannen rnoet doen rijpen gelijk
ik tientallen jaren heb gedaan."
Een welgemeende raad aan
niinimuinljjdcrs.
Onder dit opschrift schrijft de heer
P. v. d. KI. in de Bode:
Gij allen, die, met een miriimum-
tractement gewapend, voortdurend op
voet van oorlog staat met hooge reke
ningen en niet. altijd even zegevierend
uit den strijd te voorschijn treedtgij
allen zult na afloop der jongste Kamer
verkiezingen wel een zucht van ver
lichting hebben geslaakt. In het diepst
van uw gemoed zal wel een sprankje
hoop ontvlamd zijn op verbetering
van uw karig bestaan. Met sympathie
hebt ge ongetwijfeld hooien gewagen
van de enorme werkkracht, van den
stalen ijver uwer Amsterdamste colle
ga's, die onzen Ketelaar op het kussen
brachten.
Och, och, wat maakt ge toch een
soesah voor zoo'n simpele zaak! Wat
hebt ge toch lang gekromd onder
het juk der armoede! en dat, terwijl
er zoo'n eenvoudig middel bestond,
om u een schitterende carrière te
verzekerenen dat. terwijl ge den
maarschalksstaf in den ransel droegt.
Om uwe zenuwachtige nieuwsgierig
heid niet langer aan een onaangename
prikkeling bloot te stellen, willen we
nu dadelijk tot het middel zelf over
gaan.
Luitenant Clockener Brousson, de
schrijver van de «militaire penkras-
sen" in het Nieuwsblad voor Neder
land, stelt in het nummer van 12
Juli de vraag, waarom iu het Indische
Fidelia usque ad mortem.
DOOK
BLACK.
22)
«Neen, doch hij komt eenvoudig
niet, als een vreemde hem roept. Hij
is geen allemans vriend.» Toen ver
telde Johan hoe trouw ik was, dat
toen er eens iemand kwam om hem
te spreken, en er een antimacasser van
een stoel viel, en deze dien wilde op
rapen, ik hem dien eenvoudig uit de
hand nam en aan mijn meester bracht.
"Want hij is zeer wantrouwend weet
je. Doch het aardigste is, dat toen
mijn nichtje hier logeerde, zij eens de
tuinhoed van Mama opzette en er
meê naar buiten ging, toen liep de
de hond haar overal na. »Kijk toch
eens naar dat lieve dier, riep zij uit,
die hond houdt reeds zoo veel van
mij, die loopt overal met mij mede.
Doch op eens nam hij een aanloop,
sprong tegen haar op en rukte haar
den hoed van 't hoofd, dien hij dadelijk
naar Mama bracht.» «Alleraardigst»
vond men het.
Hé, waar blijft Ploos?» zei er een.
«Present» hoorde men een vroolijke
stem en er trad een groote knappe
jongen binnen. Diens gezicht beviel
mij op eens, wat straalde er eene
goedheid uit die groote bruine oogen.
«He, Ploos wat krabt daar aan de
deur, heb je een hond meêgebracht
«Kom hier Black, en ik werd aan
den eenen kant van de kachel ge
plaatst, daar blijven hoor en je past
op dat je de rechten der gastvrijheid
niet schendt en een hond die heden
avond je gast is, niet aanvalt hoor
je.» De andere hond werd toen open
gedaan en ging naast zijn meester
zitten, legde zijn hoofd op diens knie
terwijl hij zijne oogen op hem gevestigd
hield. Eindelijk viel hij zuchtend met
een plof op den grond neer. «Wat
duivel kerel, is dat niet de hond van
Yoortman, hoe kom jij daaraan?»
«Heel eerlijk, dien heb ik gekocht en
betaald ook» waarop allen lachten,
waarom weet ik niet. »Ik dacht dat
hij zooveel van dien hond hield, er
zoo aan gehecht was, dat hij er niet
van kon scheiden,» zei er een. «Ach
wat doet de liefde niet.begon Ploos
op eenmaal te zingen. «Wat bedoel
je?» «Wel ik bedoel, dat zijne vrouw,
want jelui weet toch dat hij getrouwd
is, niet van honden houdt. Zij is
kraakzindelijk, en nu zette de hond
wel eens vuile pooten in haar gang,
op haarlooper en op haar kleed. Als
rechtgeaarde Hollandsche vrouw, we
reldberoemd wegens hare zindelijk
heid, kon zij zulk eene insubordinatie
tegen den dienst niet dulden decla
meerde hij verder, toen was het
»Pereat» als Hector in huis kwam
ten minste in hare nabijheid.» »Ja
maar kerel, ik kan mij niet begrijpen
hoe Voortman daaraan toegaf.» »Ja
wel, wat zegt Salomo, een lekke dak
is te verkiezen boven eene kijvende
ofzanikende vrouw, en ik geloof
dat ze in die kunst gepromoveerd is,
en tegen zaniken kan niemand, dan
geeft iedere man op 't laatst toe. »Zoo,
maar ik zou »Ta, ta, zeide Ploos,
beter hard geblazen dan den mond
gebrand, wacht maar eerst tot je zelf
getrouwd ben, en dan zullen wij er
eens nader over spreken.»
»Nu, ik zal wel zorgen dat ik eene
lieve zachte vrouw krijg, die ook van
dieren houdt.»
Ja, ja, lief en zacht, zeg je daar
dat zijn ze allemaal, vóór haar huwe
lijk, doch daarna komt het ware
karakter kijken. »Neen Ploos, dat
is nu te erg, zei een ander die Horst
heette. Jij miskent de vrouwen, denk
aan Vondel, «waar wordt oprechter
trouw, dan tusschen man en vrouw,
op aarde ooit gevonden.»
»Wel, ik zeg, bij de honden,» viel
Ploos op eens in, waarop een schate
rend gelach volgde. «Zoo, hebt gij
dat griezelige boekje ook, over de
vivisectie,» zei daarop een ander. »Ligt
het daar nog, nu je moogt het voor
mijn part gerust meenemen. Dat heeft
Mama laatst gevonden en toen ik
t'huis kwam, had ze het op hare
zenuwen. Je moet weten, die dweept
met honden, trouwens, zij houdt van
alle dieren en toen ze de definitie las
van de pijn, welke die dieren verduren
moeten, beschreven als: hevige pijn,
gruwzame pijn, en onuitstaanbare
pijn is zij bij de lezing haast flauw
gevallen. Nu is liefde voor dieren
goed, doch wordt die te ver gedreven,
dan lijdt men er onder, dat is het
als het ware eene gedurig terugkee-
rende marteling voor zoo iemand,
want Mama heeft zulk een medelijden
met alle dieren die mishandeld wor
den, dat dit, als het ware haar leven
verbittert. He weet zeker dat ze na
de lezing van dat werkje over de
vivisectie in geen nachten rustig heeft
kunnen slapen. Komt zij b.v. onder
weg hondenkarren tegen en ziet zij
dat die dieren mishandeld worden of
er erg vervallen uitzien, dat hindert
dat haar niet alleen, maar zij gaat er
ook de eigenaars over onderhouden.
Gelukkig heeft Mama daarbij een tact
en manieren die iedereen inpakken.
De strafpredikatie eindigt gewoonlijk
dat de man belooft dat hij zijn hond
in 't vervolg beter zal behandelen,
terwijl Mama's laatste woord altijd is
«Want man, je hond is je beste vriend,
en de eenige waarop gij altijd kunt
rekenen." «Dat heeft veel van't graf
schrift van Byron op zijn New-foud-
landschen hond, waarvan de laatste
regel luidt: «one friend I had and
here he lies» (Ik kende slechts één