MIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor da Provincie Utrecht. Wtö&véia&èa ARTHUR HARRISON. No. 100. Woensdag 15 December 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJXT WOENSDAG EN ZATERDAG. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant A B O N N E M E N T S P R IJ S Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Als alle voorspellingen moeten uit komen die aangaande den aard en het wezen van den mensch der toe komst zijn gedaan, dan zal hij een wonderlijk exemplaar zijn. Vooreerst zijn, volgens verklaring van een Engelsche geneeskundige, over driehonderd jaar alle menschen gek, in de gewone beteekenis van het woord, krankzinnig. Een aangenaam vooruitzicht, ware het niet dat primo de conversatie in die kringen ons niet zal worden opgelegd, secundo de lui elkander in dit opzicht niets te be nijden, noch minder te verwijten zul len hebben. Het bewijs van die stel ling is gemakkelijk genoeg, we hebben slechts de cijfers na te gaan, waaruit blijkt dat het percentage van lijders aan hersenstoringen veel sterker toe neemt, en roet geregelde klimming, dan dat der bevolking, en we moeten wel tot dezelfde troostelooze conclusie komen. Met cijfers valt niet te spotten. Ik zal dan ook niet trachten, hun gezag te ondermijnen door in herinnering te brengen, dat thans ongeregeldheden in het geestelijk leven opgemerkt en geneeskundig behandeld worden, die men voorheen in het geheel niet zag; dat vroeger slechts zelden bij een gerechtelijke instructie een onder zoek werd ingesteld naar de geest vermogens en de daaruit voort vloeiende toerekenbaarheid van een beklaagde, hetgeen aan de cijfers uit vorige jaren een geheel andere beteekenis geeft dan die van den tegenwooi digen tijd, zoodat het nog geenszins vaststaat dat in werkelijkheid het percentage grooter wordt. Ik wil alleen maar zeggen, dat de statistie ken, waaraan zij zijn ontleend, uit sluitend aangeven wat er in de zoo genaamd «beschaafde" landen is waar te nemenKaffers en Esquimaux, Papoea's en Indianen zijn er niet onder begrepen, hetzij dat deze lieden min der gevaar loopen van in de war ge raken, hetzij dat onze geleerde meent, dat zij na het verstrijken van een paar eeuwen wel uitgeroeid zullen zijn door de beschavingsmiddelen van zijn landgenooten en anderen. Op dezelfde wijze redeneerende, kunnen wij ook vaststellen dat de mensch der toekomst blind en doof zal zijn. Voor het eerste zal de school wel zorgen. We krijgen nu eerlang leer plicht, in een aantal landen hebben ze dien al. waardoor de kans om te ontkomen aan die verderfelijke inr ich ting, kweekplaats van allerlei ziekten en waar het gezichtsver mogen der ongelukkige bezoekers zoo ernstig wordt benadeeld, heel gering wordt. Maar bovendien roept alles en ieder een tegenwoordig om openstelling van de scholen voor middelbaar en hooger onderwijs voor jan en alleman, voor jongens en meisjes, kosteloos voor wie 'tniet betalen kunnen. Wordt aan dien «dringenden eisch des tijds" voldaan, dan krijgen we in 't vervolg een klassiek ontwikkelde bevolking, die van werken geen benul heeft, en de grens der stekeblindheid dicht is genaderd, van wege het gebogen zitten op boe ken en schrifturen. Dat we hoe langer hoe doover worden, is bekend. Van een gefluisterd woord vernemen wij niets meereen zacht uilgesproken volzin dringt niet door tot onze ziel. Om te worden verstaan moet gij schreeuwen, harder dan een ander het kan de krachtigste longen geven de beste argumenten. Die gehoorzwakte is de vrucht van het lawaai, hetwelk ons van alle kanten omringthet rumoerige leven in steden vergunt geen rustde sig nalen der vervoermiddelen vervullen de lucht met krijschende en bulkende geluiden. Zelfs m onze concerten, die we uit ware kunstliefde trouw be zoeken al schieten zij ook leelijke bressen in onze financien, dringt het levenmakende, het dzieng bom op den voorgrond, en we zijn niet tevreden als niet een oceaan van «harmonie" ons overstelpt en verdooft. Laat de toekomstinensch zijn wat het lot hem doet worden, dat is meer zijn zaak dan de onze. Maar ook v oor het tegen woordige is het een beden- kelijk verschijnsel, dat slechts het geruchtmakende, het forscheen schet terende in kleur en toon, de aandacht trekt. Heel de wereld zweert bij reclame, en om die te maken is ieder middel goed. Om een voorstelling eenigen ingang te doen vinden, moet men haar overdrijven, gematigdheid is een incourant artikel geworden. Dat is niet een quaestie van manie ren alleen, maar ook van zeden. We kunnen ons niet goed meer verbeelden dat twee personen die over een zaak verschillend denken, eens bedaard met elkander gaan redeneeren om te be proeven of zij niet, door overreding, tot overeenstemming kunnen komen neen, onmiddellijk worden de groote woorden voor den dag gehaald, men spreekt van «beginselen", verschanst zich en ompantsert zich zuo zwaar mogelijk en de tegenstander wordt tot vijand geproclameerd. Straks vol gen de bitse uitvallen, de bittere aantijgingen, de scheldwoordenen als 't een beetje wil, zullen de vuisten aanvullen wat tong en pen niet meer af kunnen. Waagt het nog deze of geene, te spreken van bevrediging van toena dering, terstond schalt hem de strijdleus in de ooren. Strijd van be langen, strijd van rassen en nationali teiten, klassenstrijd. De drang van hetgeen in het stoffelijk leven «de strijd om het bestaan" is genoemd, heeft allen aangegrepen. Het is, alsof we, om niet vertreden te worden, moeten vertreden. Geen plaats blijft onbetwist, geen verkregen rechten wil men eerbiedigen, en liet schijnt wel dat hetgeen de een bezit slechts ver kregen is ten koste van den ander. Ontegenzeggelijk zijn er strijdvragen, die moeten worden uitgestreden. Het baat niet, of men ze wil ter zijde stellen en tracht te vergeten, dat zij er zijn; telkens keeren zij terug, zij drijven boven in de stroom der tijden zij liggen vlak in onzen koers. Maar strijden is niet hetzelfde als vechten. Of orn een bekend voorbeeld te nemen, de worsteling der nationali teiten in den Oostenrijkschen Staat noodwendig heeft moeten leiden tot de ongehoorde razernij, waarvan het Huis van afgevaardigden het tooneel is geweest en hoogst waarschijnlijk binnenkort opnieuw zal worden, valt te betwijfelen. Er bestaan eischen van waardigheid, die men niet ongestraft verloochent. Wie, ter verdediging van de zaak, voor welke hij ijvert, zich bedient van middelen, die niet in alle opzichten den toets der critiek kunnen doorstaan, moge een aanvankelijk en schijnbaar succes behalen, op den duur zal dit voordeel in een nadeel worden omgezet. In elk geval hebben de heeren volksvertegenwoordigers een voorbeeld gegeven, dat voor de bevolking maar al te verleidelijk is geweest; de met stoelen elkander aanvallende afgevaardigden toonden geen hoogere beschaving te bezitten dan het Praagsche grauw, dat om het goede recht der Czechers te bewijzen de ruiten van een Duitsche meisjes kostschool verbrijzelde. De rassenstrijd in dat deel van Europa, ik heb er reeds lang ge leden op gewezen, kan niet uit blijven. Onze tijd kenmerkt zich ook hierdoor, dat de onderscheiden groe pen van menschen sterker bewustzijn verkrijgen van haar zelfstandigheid, en niet meer gekneld willen zijn door tegen haar wil aangelegde banden. Door wapengeweld zijn de Bohemers, de Slavoniërs en de Polen onderwor pen aan de Duitschers, die nu in Oostenrijk een minderheid vormen en wil men hen doen blijven in het zelfde staatsverband, dan zullen weder- zijdsche concessiën moeten gedaan worden om verdere samenwoning mogelijk te maken. Geschiedt zulks niet in tijds of niet in voldoende mate, dan is een scheuring te voorzien, die zoowel voor de monarchie als voor Europa in het algemeen, de ernstigste gevolgen kan hebben. Hetzelfde geldt ten opzichte van tal van vraagstukken, in 't groote zoowel als in het kleine, op maatschappelijk en ander gebied. Het gaat niet aan, maar te zeggen wij verschillen in opvattingen, in beginselen, in belan gen laten wij dus uiteengaan en ieder voor zichzelven zorgen de bescha vingsarbeid is een gemeenschappelijke taak, bij welke geen enkele kracht kan gemist worden en vereeniging van krachten dringend noodig is. De strijd op sociaal terrein zou nooit zulk epn dreigend karakter hebben aangenomen als hij thans vertoont, indien er van het begin af personen waren geweest van goe den wil en helder inzicht, die zich hadden beijverd om grieven weg te nemen en misstanden te doen ver dwijnen. Maar zoo gaat het, helaas, altijder wordt eerst van verzoening gesproken, nadat er harde slagen zijn gevallen die leed veroorzaakt en verbittering gekweekt hebben; er moeten eerst overwinnaars en over wonnenen zijn, eer vredesonderhande lingen worden geopend. En het ge woon gevolg is dan, dat de verliezende partij slechts noodgedwongen berust orn later, als zij de omstandigheden gunstiger acht, de quaestie opnieuw op te vatten en de vroegere beslissing ongedaan te maken. Oudtijds had men een afdoend middel om zulks te voorkomende zwakke werd eenvoudig vernietigd. Ook in den socialen strijd dier dagen kwarn dat voor; toen in Ro me de slaven, de proletariërs der oude wereld, na hardnekkigen kamp het onderspit hadden moeten delven, weiden zij bij honderdtallen aan het kruishout genageld. De geest van onzan tijd verzet zich tegen dergelijke «oplossingen." Maar dat is niet genoeg een hoogere trap van humaniteit, dan wij tot dus- DOOK D. H. ENGELBERTS. 5) «Mevrouw,™ antwoordde Arthur en zijn gelaat was ernstig, «vergun mij u te zeggen, dat u in uwe woorden zeer overdrijft. Iemand, zooals ik zonder vermogen, moet zich kundig heden trachten te verwerven, ten einde vooruit in de wereld te komen, en dit kost veel inspanning, meer dan u wellicht denkt, en zulk een persoon mag men niet door vriendelijke vleie rijen van den weg, dien hij zich ge baand heeft, afbrengen, dit zou hem nadeelig kunnen worden en verwaand maken." Terwijl hij deze woorden sprak ver kreeg zijn gelaat eene edele uitdruk king, die Mari weder opnieuw eene kleur op de wangen liet verschijnen, en hare belangstelling in hem nog verhoogde, terwijl de jonge weduwe wel begrepen zal hebben, dat bij hem coquetterie niet goed aangebracht was. Het trof bijzonder dat het dien avond volle maan was, dat vooral op zee een indrukwekkend schouwspel is. De hemel was met millioenen sterren bezaaid en helder schitterde de maan en al die hemellichten spiegelden zich weder in het water af dat zich bijna niet bewoog, terwijl de stoomboot statig als eene zwaan haar weg ver volgde. Spoedig had zich het gerucht onder de passagiers verspreid, dat heden avond zich een beroemd viool speler zooals de jonge weduwe overal verhaalde zou laten hooren. De kapitein had de noodige zitplaat sen op het dek laten inrichten. Ver langende wachtte men het begin af. Eindelijk verscheen de jonge kun stenaar met zijn viool onder den arm. Zijn verschijnen was bescheiden en niettegenstaande zijne eenvoudige klee ding, zag ieder den jongeman, met zijn edel en voornaam voorkomen met bewondering aan. Vrijmoedig, niet den minsten schroom toonende, echter niet aanmatigend, zette hij de viool onder den kin en begon te spelen. Men zag onmiddellijk, dat hij zijn spel meester was. Het stuk, dat hi; speelde, was het Carneval de Venise. Zuiver waren de tonen, die hij voortbracht, meesterlijk was zijn spel. Allen luis terden met de grootste aandacht en toen het stuk geëindigd was, werd de jonge kunstenaar luide geapplaudi- seerd. De jonge juffrouw Mari moest nu en dan een traan in stilte afvegen. Nog nooit had zij zulk een vioolspel gehoord. Hoe edel stond de jonge interessante kunstenaar daar voor haar, zijn geheele uiterlijk drukte diep gevoel uit. De heer Walpore ging naar Arthur toe, drukte hem hartelijk de hand en zeide"j onge man, uw spel heeft mij bijzonder voldaan, gij bezit veel talent.» Bescheiden bedankte hij. Nu naderde hem ook de jonge weduwe en zeide op eene in het oog loopende coquette wijze: «Sir, uw spel is prachtig, onover trefbaar; het heeft mijne stoutste j verwachting overtroffen. Gij zijt een groot kunstenaar.» De loftuiting beviel hem niet en daarom antwoordde hij »U mag mij niet vleien, mij ont breekt nog veel, voor ik een kun stenaar ben.» Nog twee andere stukken bracht hij ten gehoore, die eveneens bewezen, dat hij het vioolspel ten volle meester was. Hij had dan ook daardoor vele harten gewonnen. De kapitein ver zocht hem dringend eene plaats eerste klasse in te nemen, waartoe hij met moeite te bewegen was. De jonge juffrouw Mari had al naar de gele genheid gezocht, hem haar dank over zijn spel te betuigen, maar altijd waren haar anderen voor geweest, en toen zich de gelegenheid aanbood, werd de bel geluid, die het avondeten aankon digde. Zooals eiken avond stond een smakelijk souper in de groote kajuit gereed. De heer Walpore verzocht Arthur tusschen hem en zijne dochter plaats te nemen. Aan tafel werd nog voortdurend over Arthur's vioolspel gesproken en de hoop uitgesproken, hem nog meermalen gedurende de reis te mogen hooren. Mari, het jonge meisje, dat naast hem zat, had tot hem gezegd: »Sir, gij hebt ons een genoegelijken avond verschaft, uw spel heeft mij bijzonder getroffen.» «Dat doet mij veel genoegen, mylady,» antwoordde hij, terwijl hij haar met zijne mooie oogen dankbaar aanzag, waardoor weder eene kleur op haar gelaat verscheen, die voor de j onge weduwe, die over haar zat, niet onopgemerkt bleef, en daarom zeide, terwijl een lach om hare lippen speelde »Ik ben het volkomen met u eens misz, Sir Harrison heeft ons met zijn vioolspel een genoegelijken avond ver schaft, dien wij aan u te danken heb ben, daar Sir Harrison uw vriendelijk verzoek, om ons op zijn talentvol vioolspel te vergasten, onmogelijk weigeren kon.» "Pardon, mistress» nam Arthur het woord op, »u vergeet, dat ik ook aan uw verzoek gehoor gegeven heb, daar u het mij eveneens verzocht heeft.» Hij zeide dit niet, om haar eene beleefdheid te zeggen, maar daar hij zag, dat misz Mari een weinig verlegen werd. «Dan verheug ik mij, dat ik ook mede gewerkt heb, dat wij dien ge noegelijken avond en uw heerlijk spel genoten hebben,» zeide zij coquet even buigende. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1