NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
¥©@r de freiieei® Utrecht
Goedkoop Gas.
BUITENLAND.
ARTHUR HARRISON.
No. 102.
Woensdag 22 December 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJ\T WOENSDAG EN ZATËIIDAG
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Yan 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wegens het Kerstfeest verschijnt
de eerstvolgende Courant op Vrij
dag 24 December.
Men gelieve dus alle inzendingen
een dag vroeger dan anders te doen.
In ons nummer van 18 dezer
hebben wij medegedeeld wat wij
hebben vernomen omtrent eene
concessie-aanvrage van de Imperial
Continental Gas Association, voor
de levering van gas in deze ge
meente.
Het blijkt ons nader dat, behou
dens enkele punten, onze inlich
tingen volkomen, juist waren. Zoo
zeiden wij, dat de prijs van het
lichtgas daarna onmiddelijk
tot 7 cent zal worden terugge
bracht en die van het kookgas
tot 6 cent. De bedoeling is, dat
reeds in Augustus 1898 die prijs
verlagingen zouden intreden. Ook
schreven wij, dat bij afloop der
concessie, de Gemeente koste
loos eigenares zou worden van de
fabrieken en van alle nieuwe wer
ken wij hadden moeten schrijven
dat dit kosteloos geldtten
volle, voor de fabriek en de nieuwe
werken in de eerste jaren uit te
voerengedeeltelijk, voor de nieuwe
werken, daarna te maken.
Men ziet, het verschil is gering
en wij behoeven niets terug te
nemen van hetgeen wij zeiden,
namelijk dat deze voorwaarden
voor Gemeente en verbruikers
beide, onbetwistbaar bij uitstek
gunstig zijn
De Gemeente toch zou voor het
bouwen en inrichten eener nieuwe
fabriek eene som van ten minste
f300.000 moeten besteden. De
aflossing dier som in 20 jaren en
de rente gedurende dien tijd, zou
den een annuïteit, tegen 3'/i pCt.
van f21.108 te.en 4 pCt. 22.074,
per jaar vorderen, eene som die
wellicht ter nauwernood, door de
te maken winst zou worden opge
wogen zeker niet, wanneer, zooals
het zich laat aanzien, de prijs der
kolen stijgen zal.
Door het voorstel aan te nemen,
dat thans gedaan is, kan die uitgaven
niet alleen bespaard worden, maar
de Gemeente zoude ook het bedrag
van f50.000 terugontvangen voor
het aankoop van een terrein voor
eene nieuwe fabriek besteed en
door de toegezegde prijsverlaging
voor de openbare verlichting, zou
op deze laatste, 5 a 600 gld. per
jaar bespaard worden.
Nog belangrijker is het voor
deel, dat de gasverbruikers zouden
genieten. Stellende dat het gasver
bruik thans 500.000 kub.m. per
jaar bedraagt, dan besparen zij
door de voorgestelde verlaging,
tusschen 1898 en 1900 alleen
f20.000 en, aannemende dat het
gasverbruik niet toeneemt zou elk
jaar door de, in 1900 intredende
verdere prijsverlaging tot 6*/» cent,
door de verbruikers per jaar
f12.500 worden bespaard, een en
ander onverminderd de besparing
voortvloeiende uit de verlaging
van den prijs voor het kook- en
verwarmingsgas. Telt men deze
daarbij en zou de concessie slechts
15jaar duren, dan zougedurende
dien tijd, op het gas ten minste
f250.000 bespaard zijn.
En die besparing is niet moge
lijk, wanneer de Gemeente zelve
zou exploiteeren. Dan toch gaat
zij gedrukt onder den last van
rente en aflossing van en over het
kapitaal besteed voor den bouw
eener nieuwe fabriek de te be
halen winst zou nauw voldoende
zijn om een en ander te betalen
en de middelen om den gasprijs
te vprlagen, zouden ontbreken.
Immers deze Gemeente verkeert
voor gasverlichting, niet in een'
gunstigen toestand, sterk uitge
bouwd als zij ishebbende een
aanzienlijke armenbevolking en
missende het bezit van industriën
van eenig belang. Wij zonderen
natuurlijk de broodfabriek uit,
doch, is het niet te verwachten, dat
deze, werd de gasprijs niet aan
merkelijk verlaagd, electrisch licht
zou gaan gebruiken Ook met de
kazernen zou dit het geval kunnen
zijn. Geeft de Gemeente thans de
gevraagde concessie, dan ontloopt
zij althans de kans. die belang
rijke gasverbruikers te zullen ver
liezen.
Door de bovengezegde versprei
ding der woonhuizen in deze ge
meente zou haar Bestuur al
evenmin de publieke verlichting
kunnen leveren voor den aange
boden prijs van minder dan 4 cent
per kub. m., waaronder dan nog
de kosten van bediening en onder
houd zijn begrepen.
Luidde de bestaande concessiezoo
dat de gemeente de fabriek koste
loos kan verkrijgen, en kon zij
dus een bestaand bedrijf voort
zetten, dan ware wellicht voor
eigen exploitatie iets te zeggen
Maar zoo luidt de concessie niet.
Integendeel, wordt het voorstel
der Imperial niet aangenomen, dan
moet de Gemeente eene nieuwe
fabriek OPRICHTEN en dat is,
afgescheiden van al het andere,
vooral in den tegenwoordigim tijd
eene hoogstbedenkelijke zaak, nu,
op het gebied der verlichting tel
kens ietsnieuws uitgevonden wordt
Deze laatste omstandigheid dwingt
er dus toe, omeenegasleening in zeer
korten tijd af te lossen, en wij
houden ons overtuigd dat Ged.
Staten van deze Provincie, aan
wier goedkeuring zoodanige lee
ning zou moeten worden onder
worpen, er evenzoo over denken
als wij. Trouwens nog ten vorigen
jare hebben Ged. Staten van Gro
ningen, in een dergelijk geval in
gelijken geest beslist.
Zoo ooit, dan late men dus thans
het ondernemen van zulk een
geriskeerd bedrijf, als eene gason-
derneming, over aan de particu
liere industrie, die er mede ver
trouwd is. Eu nu eene Maatschappij
als de Imperial, met zooveel en
zoo langdurige ervaring op dit
gebied en die in het bezit is van
een groot aantal fabrieken, ver
spreid over geheel Europa en
Amerika, onze Gemeente een aan
bod doet, dat voordeelen aanbied
die de Gemeente nóch aan zich
zelve nóch aan de verbruikers kan
verschaffen, haar van alle risico
ontheft en haar de gelegenheid
laat om, blijkt het gasbedrijf hier
ter stede voor bloei en ontwikke
ling vatbaar te zijn, dit op uiterst
biilijke voorwaarden alsnog over
te nemen, nu zal de Gemeenteraad
o. i. verstandig bandelen wanneer
hij nog in tijds terugkeert van
den, ter kwader ure ingeslagen
weg van de eigen exploitatie.
De Kreta-quaestie schijnt nog niet
spoedig tot een oplossing te zullen
komen. Rusland en Engeland wilden
van den Luxemburgschen kolonel
Scliafl.'r niets weten; Rusland stelde
daarop een Montenegrljnschen prins
als gouverneur van Kreta voor, maar
deze droeg weer niet de goedkeuring
weg van Engeland. Van zijn kant
heeft Rusland maar al te duidelijk
getoond, dat het bang is voor Engel-
schen invloed op het eiland, daarom
verzette het er zich tegen om den
Etigelschen generaal Bor aan het
hoofd der Montenegrijnsche gendar
men op Kreta te plaatsen. Engeland
doorziet blijkbaar de plannen van
Rusland en verzet zich thans evenzeer
tegen een Servischen prins, als het
zich eerst kantte tegen een Montene-
grijn. De toestand is door dit alles
verwarder dan ooit. De Kretasche
opstandelingen weigeren hardnekkig
de wapenen neer te leggen voor het
vertrek der Turksche troepen van
het eiland. De Porte, gekrenkt door
de geheimzinnigheid der handelingen
van de ambassadeurs, die steeds bij
baron Calice vergaderen, wil van
geen harer rechten op bet eiland
afstand doen. En ondanks al de ge
heimzinnigheid, blijkt liet toch maar
al te goed, dat de mogendheden het
op bijna geen enkel punt eens zijn
Wel eenigszins zonderling is de
houding van Duitschland. De Duitsche
regeering heeft als haar meening uit
gesproken, dat het eiland Kreta onder
de souvereiniteit des Sullans behoort
en dat de voornaamste instellingen
des eilands onder het beheer van den
Sultan moeten blijven. Onder deze
instellingen behoort dan ongetwijfeld
het garnizoen. Zou Duitschland wezen
lijk op Kreta een Turksch garnizoen
willen handhaven en daarmede den
toestand van strijd en vernieling?
Men schijnt er in Konstantinopel wel
een beetje op te rekenen.
De zaak-Dreyfus.
Iets eigenlijk nieuws is er nog niet
in deze zaak, die nog altijd onder
zocht wordt. En toch is er een voor
haar belangrijk feit gebeurd, dat mis
schien niet geheel zonder uitwerking
zal blijven D Fkjuto, die zich scherp
D. H. ENGELBERTS.
7)
«Ik speelde in Boston in liet orkest
eerste viool."
«Welzoo, eerste viool en dat op
uw leeftijd. Kom, laat mij dan uw
spel eens liooren."
Arthur voldeed aan het verlangen
en speelde met veel gevoel en talent
eenige stukken. Toen hij geëindigd
had, zeide de muzikant.
Gij zijt uw instrument volkomen
machtig, speelt met veel gevoel en
talent. Ik maak u mijn compliment.
Zulk een vioolspeler, al« gij zijt, ont
breekt nog in ons orkest. Wanneer
onze kapelmeester u hoorde, hij zou
u zeker eene goede aanbieding doen,
ten einde u voor zijn orkest te win
nen. Zoudt gij daartoe genegen zijn
vroeg hij verder.
«Rondborstig gesproken, zoek ik
juist zulk eene betrekking," ant
woordde Arthur.
«Welnu, kom dan morgen om elf
uur op de repetitie, dan zal ik u aan
den kapelmeester voorstellen."
De advocaat Walpore had ook al
in Arthur's belang den kapelmeester
van het Victoria theater over hem
gesproken, en deze verklaarde zich
bereid hem te willen hooren, en zoo
hij hem voldeed ook te engageeren.
Arthur had den advocaat den naam
van het hótel opgegeven, waar hij
zijn intrek genomen had. Den vol
genden morgen aan het ontbijt ont
ving Arthur een briefje van den
advocaat van den volgenden inhoud.
«Ik heb over u, mijn jongen vriend
den kapelmeester Herschman van het
Yictoria-theater gesproken. Hij ver
langt uw spel te hooren, en zal u
zeker, zoo ik geloof, in zijn orkest
opnemen. Kom dus heden morgen
om elf uur in het theater met uw
viool en aanbevelingsbrief."
Yol moed begaf zich Arthur naar
het Victoria-theater, speelde daar
eenige stukken van het blad en toen
hij geëindigd en de kapelmeester den
aanbevelingsbrief gelezen had zeide
deze:
«Jongmensch, indien gij lust hebt
hier in het orkest te spelen, dan kunt
gij eerste viool spelen tegen een
wekelijks honorarium van 4 pd. st."
Dankbaar nam Arthur het aanbod
aan. Nu waren de geldelijke zorgen
vooreerst verdwenen en er bleef hem
nog tijd genoeg over, om in andere
leervakken te studeeren.
Arthur speelde den volgenden avond
al in het Yictoria-theater en voldeed
zeer goed. Toen de uitvoering was
afgeloopen, verliet het publiek lang
zaam het theater. In eene der groote
loges voor het voorname publiek be
stemd, vertoefden echter nog twee
dames. De eene daarvan, een jong
en zeer schoon meisje, stond al aan
de deur der loge, als verwachtte zij
het binnentreden van een derden per
soon. De andere, eene dame met een
zeer voornaam uiterlijk, in den ouder
dom van ongeveer veertig jaren, boog
zich nog over de leuning der loge,
den gespannen blik op het orkest
gericht, waar de muzikanten hunne
instrumenten inpakten en aanstalten
maakten, om heen te gaan. Plotseling
wendde zij zich om, en riep met eene
welluidende stem:
«Yerna, me lieve, kom eens hier."
Het jonge meisje naderde haastig
en vroeg:
«Welnu, mama, wat ziet u voor
bijzonders daar beneden?"
«Zie eens dien jongen man daar,
hij staat een weinig terzijde bij den
grooten pilaar. Hebt gij ooit onder
zulke lieden zulk een voornaam ge
zicht gezieD vroeg de eerste spreekster.
«Ik zie niemand met een bijzonder
voornaam uiterlijk," autwoordde het
meisje. «O ja, nu weet ik, wien gij
meent. Den jongen man daar, die
zijn voet op een bank steun geeft, en
zich nu aan den ouden man achter
hem wendt. Hij ziet er geheel en al
als een gentleman uit, zijn gelaat is
zeer bleek",
«Ja, zeer bleek. Daarvan kan de
hitte in de zaal de oorzaak zijn,"
hernam de oudere dame. «Maar zie
nu, Verna."
«Wat dan, mama," vroeg Verna
verwonderd, zoowel over den opge
wonden toon der moeder, als over
de buitengewone opmerkzaamheid, die
zij voor den j ongen muzikant aan den
dag legde. Daar deze het hoofd
ophief en naar haar opzag, trad het
jonge meisje eene schrede terug.
«Zie hem nog eens aan," zeide de
moeder met nadruk, die niet had
opgemerkt, dat hare dochter den blik
j van den jongen man op zich getrok
ken had. «Al sedert tien minuten
studeer ik dit gezicht, daar het mij
buitengewoon bekend voorkomt. Het
heeft mij betooverd en ik kan mij
maar niet bedenken, aan wien het mij
zoo zeer herinnert. Nu plotseling
weet ik het. Het is hoogst zeldzaam,
zie maar, melieve."
Yerna voldeed aan den wensch harer
moeder, en het was als bezat haar
blik eene magnetische kracht, want
opnieuw verhief de jonge muzikant
het hoofd en weder ontmoetten zich
de blikken der jonge lieden. En
merkwaardig hoe zeer deze oogenparen
met elkander in menig opzicht over
eenstemden. Zij vertoonden eene zekere
onverklaarbare gelijkenis. Die van het
meisje waren glanzend bruin en zacht,
terwijl die van den jongen man zoo
diep blauw waren, dat zij op dezen
afstand en door de schaduw der lange
wimpers bijna zwart schenen.
Wordt vervolgd.)