NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BUITENLAND. BINNENLAND. ARTHUR HARRISON. Zaterdag 29 Januari 1898. Zeven-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG veertig cent. FEUILLETON. i\io. 8. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Als EXTRA PREMIE stellen wij voor de lezers van ons blad verkrijg baar: groot 45 X 35, gedrukt op zwnar carton 65 X 50 voorstellende op verschillende leeftijden, waaronder de portretten van Z. M. Koning Wil lem m en H. M. Koningin Emma, benevens de geheele familie van H. M. te Arolsen, 25 portretten in een fraai gearrangeerde groep en het geheel gedekt door de Koninklijke Kroon en versierd met de wapens van Waldeck - Pyrmont en Oranje-Nassau. Uitsluitend verkrijgbaar tegen inle vering van de in dit nummer voor komenden bon met bijvoeging van De Uitgever. Door de ernstige gebeurtenissen in Frankrijk, gevolgd aanstonds nadat de quaestie in liet verre Oosten ten minste zóó ver gevorderd was, dat niet aller blikken zich meer daarheen wendden, is onze aandacht wel een beetje te veel afgeleid van een ander land, waar toch ook niet alles is, zooals het behoorde te zijn. van Italië. Daar heeft de hooge prijs van het brood heel wat troebelen veroorzaakt in verschillende plaatsen, vooral in de noordelijke provinciën, heeft de over heid vrij wat te stellen. Een verla ging van de invoerrechten op graan van 2'/j lire heeft echter een min of meer gunstig resultaat gehad. Van den anderen kant hebben een aantal gemeenten besloten voorloopig haar octrooirechten op de noodzakelijke levensbehoeften geheel of gedeeltelijk prijs te geven, in de eerste plaats die op de granen en op het meel. Florence, Venetië en andere steden hebben het voorbeeld gegeven, op gevaar af van een deficit in de ge meentekas. En die voorbeelden zul len navolging vinden. Overal getui gen de berichten van den wensch om zich niet tevreden te stellen met de staatshulp, maar zich zelf te helpen. En eindelijk is in den laatsten minis terraad een serie plannen besproken, ten doel hebbende, de heerschende werkloosheid te verminderen en om vooral tegen het einde van het slechte seizoen den werklieden werk te ver- schallen. In de eerste plaats wil men den gemeenten subsidies geven om haar tegemoet te komen in de oprichting van volksgaarkeukens en van bakke rijen, die voor lagen prijs brood zul len leveren. Met het aanbreken van het voorjaar zal de regeëring dan openbare werken laten aanvangen, die van voldoenden omvang zullen zijn, om duizenden bezig te houden. De minister van openbare werken, Pavoncelli, moet zijn collega's reeds hebben gesproken over hetgeen er gedaan zou kunnen worden om de op talrijke plaatsen in Italië nog aanwezige woeste gronden productief te maken. Dezelfde bedoeling die de regeering met al deze maatregelen heeft, ligt ook ten grondslag aan de stichting van handelsgenootschappen te Milaan, te Turijn en te Palermo deze hebben ten doel, de Italiaansche landbouw producten naar het buitenland uitte voeren, in het bizonder naar het verre oosten. Deze maatregelen zullen nu wel niet alle dadelijke hulp versehaflen, maar men dient ook te denken aan de toekomst en met beslistheid het economisch vraagstuk ter hand te nemen, dat voor het van nature voor den landbouw zeer geschikte Italië zijn oplossing zal moeten vinden in het uitbreiden van debouchées en het kweeken van nieuwe producten op zijn bodem. Nu eenmaal de toestand zoo ernstig is geworden als hij op het oogenblik blijkens do berichten, die uit Italië tot ons komen, is, neemt men, zooals rnen ziet, allerlei maatregelen om, het koste wat het wil, genezing te vinden voor het zieke Italië. De oorzaken van den slechten toe stand van Italië zijn niet alleen natuurlijke, er zijn ook administra tieve onder en daaiom stelt de regeering zich voor, aan de Kamer voor te stellen, een belangrijke ver laging van de kleine aanslagen in de grondbelasting. Dit plan, dat Luzatti, de minister der schatkist reeds sedert eenigen tijd in voorbereiding had, schijnt op het oogenblik dringender dan ooit, daar de kleine grondbezitters het zwaar te verantwoorden hebben Helaas vindt dit plan veel tegenkan ting, daar men vreest dat dan het herstellen van het evenwicht, in het budget, dat in het afgeloopen jaar met zooveel opofferingen is verkregen, tot niets nuttig zal zijn geweest. Toch zullen wel spoedig maatregelen tot verbetering moeten worden genomen, want steeds spannender wordt de toestand en het gevaar voor ernstige ongeregeldheden wordt steeds grooter. De Staatscourant van gister maakt, naar uit Rome geseind wordt, reeds een koninklijk besluit openbaar, waarbij de minister van oorlog ge machtigd wordt de lichting van 1874 onder de wapenen te roepen. Hoe de regeering de meerdere uitgave die door het onder de wapenen roepen van 50,000 man wil dekken, is niet erg duidelijk; dat de maatregel geheel onnoodig is, kan echter ook niet be weerd worden, want in enkele plaat sen, o.a. in Gallipoli en in Boltri, bij Genua, hebben reeds ernstige onge regeldheden plaats gehad in de laatste plaats namen ze zulk een omvang aan, dat de troepen genoodzaakt waren op de onruststokers te schieten. Vijf weiden er gewond, waarvan twee doodelijk. In de commissie voor de buiten- landsche zaken uit Duitschlands Rijks dag heeft de minister van Buiten- landsche zaken Von Bülow, in antwoord op een vraag van den afgevaardigde Richter inzake de Dreyfuszaak en meer in 't bijzonder over Duitschlands rol in deze, geantwoord, dat hij be slist kon verzekeren, dat tusschen den zich nu op het Duivelseiland bevin denden Franscben ex-kapitein Dreyfus en Duitsche organen van welken aard ook, betrekkingen van eenigen aard nimmer hebben bestaan en dat de namen YValsin Esterhazy en Picquart hem (den minister) vóór drie weken voor de eerste maal ter oore zijn gekomen. Von Bülow zeide vorder, dat de geschiedenis van de in een papier mand gevonden brieven natuurlijk fantasie is en dat de relatiën tusschen Frankrijk en Duitschland door de zaak-Dreyfus niet zijn geschaad. De socialistische afgevaardigde Dem- blon, die in de laatste zitting der Belgische Kamer uitgesloten was, be trad Woensdag, door een groep socia listen omgeven, de groote voorhal van het parlementsgebouw. De com- mandeerende officier van een detache ment soldaten, die den ingang be waakte, verbood Dernblon op bevel van den Kamerpresident den toegang. Dernblon trok zich terug, terwijl hij riep: »Leve het leger! Leve de repu bliek De menigte die binnen en buiten stond drong vooruit. Er ont stond eene kloppartij tusschen socia listen, antisocialisten en soldaten, die door een nog niet opgehelderd mis verstand met de bajonet op het geweer ook de overige socialistische afgevaar digden wilden beletten zich naar de vergaderzaal te begeven. Ten slotte werd de rust hersteld één persoon was in hechtenis genomen. In de Kamerzitting, die zeer rumoerig was, werd het voorgevallene besproken door Defuisseaux, die betoogde, dat de afgevaardigden door de soldaten gemolesteerd waren, en eischte dat er een onderzoek werd ingesteld om vast te stellen, van wien de soldaten hun bevelen ontvangen hadden. Er ontstond toen een helsch kabaal. Verscheidene socialistische leden, die het vooral op president Beernaert gemunt hadden, werden tot de orde geroepen. Een door Destrée en Fur- némone ingediende motie van blaam weid ten slotte met 86 tegen '29 stemmen verworpen. Op 1 Januari j I. ontbraken bij het leger hier te lande de volgende aantallen officieren, t. w.int 46, cavalerie 3. artillerie 28, genie 6 en militaire administratie 5. De luit.-kolonel jhr. van Reigers berg Versluijs, directeur van het re montedepót te Milligen, zal binnen kort, na 40-jarigen diensttijd, den dienst met pensioen verlaten. Atjeh. De N. R. Cl. ontving uit Indië het volgende telegram Toekoe Oemar is naar de vallei van Djantoi teruggekeerd. Morgen gaat kapitein Van der Maaten met twee compagnieën daar heen om Djantoi te bezetten. Het blad teekent daarbij aan Wat wij vreesden, is dus geschied. Toekoe Oemar laat er geen gras over groeien, en dwingt ons nu, naar een vrijwel waardeloos valleitje twee compagnieën af te zenden, om daar positie te nemen en er wellicht eenige dooden en gewonden te krijgen, ter wijl wij het punt waar wij wezen moesten, dat is Ran tja of beter gezegd Baroe op de grens van Pedir, wel hebben bezocht maar niet vastgehou den. Oemar kan nu terugwijken naar D. H. ENGELBERTS. 18) Met eene kunstmatige, elegante draai liet de koetsier het rijtuig voor eene door marmeren zuilen gedragen galerij stilstaan. De deur werd door een bediende geopend, welke dezelfde donkere livrei als die van den koet sier droeg, alleen zijn haar was ge poederd, die Arthur door den marme ren gang geleidde, welke in het mid den door een persisch tapijt bedekt was. Voor elk der gebeeldhouwde deu ren lag een dierenvel, schilderijen van hooge waarde hingen aan de muren, afgewisseld door, statuen van parijzer marmer en heerlijk geurende planten groepen. De gepoederde bediende klopte zacht en plechtig aan een der deuren. Ter- hij nog in gebogen en eerbiedi ge houding op antwoord wachtte, opende zich de deur en de heer des huizes trad te voorschijn, om den nieuwen gouverneur zijner kinderen welkom te heeten. "Hoe gaat het u, mr. Arthur Harri son? Het verheugt mij u te zien. Ik hoop dat gij eene aangename reis hebt gehad. »Deze woorden kwamen uit den mond van een grijsharig oud achtig heer, met een aristocratisch voorkomen en eene militaire houding. Hij liet dezen uitgesproken welkomst groet met een vriendelijken lach en een hartelijken handdruk vergezeld gaan. Het was Arthur als werd hem plot seling de adem henomen. Hij had dezen knappen, statigen, ouden heer vroeger al gezien, en hoewel het toen maals slechts een oogenblik geweest was, herinnerde hij hem nog zeer nauwkeurig. Het was dezelfde heer, die hem voor het komediegebouw te Londen naar zijn naam gevraagd had. Het was ook de vader van dat be koorlijke meisje, met de prachtige oogen, dat hij, toen zij in het rijtuig steeg, op zulk eene onverantwoorde lijke wijze had aangezien. Hij legde zijne hand in die van den generaal en murmelde iets, hij wist zelf niet wat. Wij dineeren binnen een half uur, mr. Harrison en nu zult gij zeker wel eerst uwe kamer wenschen op te zoe ken. James zal u den weg wijzen. Toen de generaal voor de tweede maal tot hem het woord richtte, zag Arthur hem licht ontstellen en als onwillekeurig naar zijn binocle grijpen, doch bracht hij het glas niet naar het oog, maar boog zich een weinig naar voren, om den nieuw aange komene te beschouwen, daarbij her haalde hij"James zal u den weg wijzen. Gij zult wellicht in een half uur voor het middagmaal gereed kun nen zijn.» Met een beleefde buiging verliet mr. Dalrymple Arthur en begaf zich naar eene kamer, die tegenover degene lag, waaruit hij gekomen was. Daar zat, gemakkelijk leunende in een lagen leunstoel, een jong meisje met een hoek in de hand. "Alleen, mijn kind, waar zijn de jongens?» vroeg de generaal, naar het meisje toegaande. »In de oranjerie, geloof ik, papa. Is mr. Arthur Harrison aangekomen Ik hoorde een rijtuig stil houden. Hoe ziet de jonge man er uit?» De generaal zag verlegen voor zich, ging naast zijne dochter zitten en scheen naar een antwoord te zoeken. De schoone Verna vroeg een weinig ongeduldig: »Hoe geheimzinnig ziet u er uit. Heeft hij een bochel of is hij op de eene of andere wijze mis maakt? Ik vrees, dat er zoo iets zijn moet, om de zeer geprezene voor- deelen in evenwicht te houden. Zeg, papa, wat is het? «Zijn uiterlijk is zonder gebrek. Ik zal u zeggen, hoe hij er uitziet, Yerna. Hij lijkt volkomen op den j ongen man met de viool, mens aanblik uwe moeder in Londen zoo bijzonder ge troffen heeft. Hij gelijkt hem zoo opvallend, dat, hij is, hetzij zijn geest of zijn tweelingbroeder.» "Onmogelijk, papa, wij namen im mers aan, dat het, niettegenstaande de eensluidendheid der namen, niet mogelijk was. Zijt gij er zeker van?» »Yolkomen zeker, mijn lieveling.» »Zou hij dan hier op zijne plaats zijn, papa?» »Ik weet het niet, evenwel is hij in zijne houding en spreken een vol komen gentleman, en wanneer hij werkelijk die artikelen geschreven heeft, is hij een hoogst beschaafd man.» »Ik Ret het er niet bij berusten. In uwe plaats zou ik hem openhartig vragen, of hij dezelfde jonge man was, dien wij in Londen gezien hebben, en indien dat het geval is, zou ik hem verzoeken mij daaromtrent op heldering te geven. Goed beschouwd is het geene schande in een orkest mede gewerkt te hebben, maar ik herinner mij zeer goed, dat het jonge mensch er zeer armoedig uitzag. Zijt gij dus zeker u niet te vergissen? Ik kan aan deze identiteit niet gelooven. Evenwel Arthur Harrison, de naam is dezelfde. Maar hoe zeldzaam en merkwaardig is het niet, dat hij juist bij ons als gouverneur komt. En papa, gehjkt hij nog altijd zoo buitengewoon op oom George? Dit moet wel zoo zijn, wanneer gij u niet vergist. »Welk eene verschrikkelijke, kleine twijfelaarster gij toch zijt, mijn kind, neen, ik vergis mij niet. Ik verzeker u, dat ik mij zijn gezicht nog zeer goed herinner. Ook ziet hij er nu in het geheel niet armoedig uit, en zijne kleeding laat zoo min als zijn

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1