NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor ia Provincie Utrecht.
BUITENLAN1
ARTHUR HARRISON.
No. 37.
Woensdag 11 Mei 1898.
Zeven-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
FEUILLETON.
Amersfoortsc
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Eijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Spanje's verleden en heden.
Meer dan vierhonderd jaren zijn
er verloopen, sedert Christoffel Co
lumbus de eenvoudige, maar on
dernemende Genuees met drie
scheepjes, hem door Isabelle van Cas-
tihë geschonken, de haven van Palos
uitzeilde.
De man des geloofs en van 't genie
had 't pleit gewonnenhij mocht de
nieuwe wereld zoeken, die voor 't oog
zijner verbeelding in 't verre Westen
opdoemde, telkens bekoorlijker en
telkens duidelijker, hoe ook de man
nen van gezag en invloed in die
dagen de schouders over den grooten
denker optrokken.
Waar was ter wereld ooit een schep
pende gedachte,
Die niet een wu/te hoop voor halven
waanzin achtte?"
Daar stevenden zijn notedopjes heen
in den onbekenden Oceaanweken
lang smolten lucht en zee ineen en
moest Columbus zich herhaaldelijk
afvragen, of hij wel ooit het geheim,
waarvan zijn hoofd brandde, aan den
schoot der onmetelijke wateren zou
mogen onttrekken.
Maar eindelijk na zeventig dagen
dobberens daar verrees de kust
der nieuwe wereld uit de zilte baren
en het geboorteuur van het wereldrijk
Spanje had geslagen.
En er was nog lang geen halve
eeuw verloopen, toen de machtigste
vorst van z'n tijd, op den troon van
het vereenigd Aragon en Castiiië zit
tend, de hand naar 't Westen uit
strekkende kon zeggen: »de zon gaat
in mijn gebied niet onder."
Toen stroomde er een goudrivier uit
de nieuwe wereld naar Spanje. Het
veroverd Mexico, Californië en Peru
geleken ware tooverlanden, maar de
overwinnaar heersebte er met ijzeren
hand. De bloeiende koloniën moesten
allengs hooge belastingen opbrengen
en de Spanjaard, wiens beenen de
weelde niet konden dragen, ging op
zijne lauweren rusten.
De gevolgen lieten zich niet wachten.
>1 De zon gaal in mijn gebied niet
onder." Dit trotsche Caesarswoord,
dat bestemd scheen tot devies voor
Spanjes koningin, zou eenmaal een
schrille tegenstelling in de wereldge
schiedenis doen zien.
Nauwelijks stond Spanje op het
toppunt van zijn macht of'deSpaan-
sche troon begon te wankelen en te
schudden als bij eene aardbeving.
Sedert de eerste hoeksteen van 't rijk
het prachtig opgetrokken Spaansche
staatsgebouw viel, brokkelden de
muren voortdurend uit, omdat de her
stellende bouwlieden niet uilden bre
ken met de fouten hunne voorgangers.
Thans, in onze dagen, voltooit zich
de groote geschiedenis van het Spaan
sche wereldrijk.
De nakomelingen van de veroveraars
der koloniën, die Spanje groot gemaakt
hebben, moeten zich heden ten strijde
gorden voor 't behoud hunner laatste
bezittingen in Amerika, waarvan de
parel, het schoone. maar geteisterde
Cuba is, waar Columbus in 1492 de
nieuwe wereld betrad en waar zijn
stoffelijk overschot rust heeft gevon
den in een der kerken van Havana.
Spanjes ongeluk schijnt rond te
waren op den Oceaan. Geen natie
ter wereld, die zooveel oorlogsbodems
op zee gelaten heeft als Spanje.
Niet minder dan (300 trotsche zee-
kasteelen heeft het sedert de zestiende
eeuw verloren, meest alle door vreese-
lijke rampen.
Zoo o.a. in 1518, toen een Spaan
sche vloot ter verovering van Algiers
uitzeilde en reeds den tweeden dag
door storm 30 schepen en 4000
zeelieden verloor.
Een tweede tocht, in '1541 door
Karei V ondernomen tegen hetzelfde
land, liep nog ongelukkiger af; toen
vergingen 140 vaartuigen en 8000
krijgers kwamen in de golven om.
Rij een andere expeditie zonken
er 20, en later liepen dooi' een orkaan
15 bodems op eigen rotsen te pletter.
Toen kwam het jaar 1588. Geen
havenstadje zoo klein of op hare
werven waren schepen gebouwd, zoo
trotsch en statig als de zee nog nooit
eerder gedragen had.
De Spanjaarden, overtuigd dat
tegen een macht van zulke schepen
niet te vechten viel, doopten ze als
de onoverwinnelijke vloot. Hoe het
met deze afgeloopen is? 't meerendeel
is in een storm vergaan; 81 schepen
met 14000 man gingen verloren.
Nog vóór het eindigen van diezelfde
eeuw maakte de Spaansche vloot drie
andere ongelukkige tochten met groot
verlies van schepen en manschappen.
Toen kwamen er een 150 jaren van
uitputting en kon de zee niets nemen,
omdat er niets te nemen viel.
Van ongeveer 1775 af, toen Spanje
zich weer begon te herstellen, heeft
het verloren 12 stoom-oorlogsschepen
en 21 zeil-kruisers met 1570 stukken
geschut, 23 fregatten met 800 kanon
nen en rneerdan 100 kanonneerbooten.
Bij de laatste ramp in de haven
van Manilla, een paar dagen geleden,
zijn alle schepen. 5 of 6 in getal, öf
in de lucht gevlogen, óf gezonken.
Zal bij een tweede zeegevecht, dat
over weinige dagen verwacht wordt,
Spanje weder getroffen worden
Steeds maar geruchten, maar vol
strekt nog niet de minste zekerheid
omtrent een zeeslag op den Atlanti-
schen Oceaan. Nu weer wordt uit
Madrid gemeld, dat het gerucht loopt,
als zou bij de Antillen tusschen het
Spaansche en het Amerikaansche es
kader een verwoed gevecht hebben
plaats gehad. Bizonderheden ontbre
ken evenwel.
Berichten door de New- York llerald
te Parijs,uit Washington ontvangen,
bevestigen, de mogelijkheid van een
treffen in de buurt van de Antillen.
Sedert Zondag kunnen de beide es
kaders elkaar ontmoet hebbendat
de schepen, uitgezonden om de Span
jaarden (^..zoeken, deze niet hebben
gezier^Tian worden geweten aan de
mist of misschien ook is het eskader
ze onder begunstiging van de duister
nis, 's nachts voorbij gevaren.
Zou het blijken, dat het Kaap Ver-
dische eskader nog niet is gekomen
in de nabijheid van bet Amerikaan
sche, dan bestaal er wel eenig gevaar
voor de drie die nu ieder op zichzelf
den Oceaan afzoeken.
Een dier schepen de Montgomery
moet reeds met een grooten onbe
kenden Spaanschen kruiser slaags ge
weest zijn.
Uit Port-au-Prince op Haïti wordt
van Zondag gemeld, dat deFransche
stoomboot Olinde Rodrigues, van
Havre naar Haïti, bij Cape Haytien
kwam, daar een Spaansch oorlogs
schip lag, dat blijkbaar op de Fransche
boot loerde. De Spanjaard naderde,
maar de Fransche vlag ziende, trok
hij zich weer terug.
De Montgomery verliet Cape Hay tier
en spoedig daarop koos ook de Span
jaard, die blijkbaar op het vertrek
van de Montgomery gewacht had,
het ruime sop. Beide schepen voeren
met volle kracht en, zegt de beman
ning van het Fransche schip, al
spoedig voer de Spanjaard op den
Amerikaan. Het Spaansche schip
was veel grooter dan de Mongomery,
Tegen den avond werden vier ka
nonschoten gehoord men geloofde,
dat de Spanjaarden vuurden op de
Amerikanen. Wat verder gebeurde
konden de officieren van de Olinde
Rodrigues niet zien, maar ze zeggen,
dat de maan zoo helder scheen, dat
gemakkelijk een gevecht geleverd had
kunnen worden, vooral daar de zee
kalm was.
De officieren van het Fransche
schip zijn er van overtuigd, dat de
Montgomery is inhehaald haar eenige
kans om te ontsnappen was dicht
onder de kust te gaan varen.
Het is ook mogelijk, dat het doel
der Montgomery was de Spaansche
kruiser naar de Amerikaansche vloot
te lokken, die niet ver af was, en
dat de Spaansche vloot waarschijnlijk
het eene groote schip op eenigen
afstand volgde in dat geval zou een
ontmoeting der beide eskaders on
vermijdelijk zijn.
Intusschen verergert de binnenland-
sche toestand in Spanje steeds. Zondag
is bij voorbeeld weer te Linares een
ernstig oproer uitgebroken. De oproer
makers hepen storm op het raadhuis,
drongen binnen en wierpen de meu
belen op straat. De gendarmen gaven
in het raadhuis vuur, waarop de
oproerlingen met revolverschoten
antwoordden. De gendarmerie moest
voor de overmacht wijken en nam
stelling aan den hoek der straat. Er
werden twaalf personen gedood en
vijftig gewond. De dooden en ge
kwetsten werden op straat achterge
laten. Men gelooft, dat de onlusten
het werk zijn van verdachte agitatoren.
Te Cadix en te Albaceta zijn even
eens onlusten uitgebroken. Te Zaen
en te Albaceta is de staat van beleg
afgekondigd. Nog zijn ongeregeld
heden voorgekomen te Martos, Cri-
gan3 en Brenez. Men vreest, dat
ook in de nog rustige provincie
steden oproerige bewegingen zullen
plaats grijpen.
Het gevaar voor de regeering
en voor de dynastie wordt met
den dag grooter in Spanjeeen
overwinning der Spanjaarden op den
Atlantischen Oceaan zou, nu vooral,
veel waard zijn voor het geteisterde
land.
Ook in Italië is het nog alles be
halve couleur de rose.
in Milaan was de orde hersteld,
zei gister een bericht uit Rome.
Maar het bljjkt nu, dat dit allesbe
halve het geval is. Het juiste om
trent den toestand in die stad is
weliswaar niet mee te deelen, daar
geen andere dan olficieele berichten
de stad verlaten mogen, maar zelfs
deze, die dan toch wel wat verzacht
zullen zijn, erkennen, dat de toestand
D. H. ENGELBERTS.
49)
Arthur vervulde den wensch zijns
vaders. In alle bijzonderheden ver
haalde hij zijn levensloop.
Zijn bericht werd door vele vragen
van Sir George en verklaringen zijner- j
zijds afgebroken. Daarna haastte hij
zich zijne verloving met miss. Dalrym-
ple zijn vader mede te deelen, en be
sloot zijn lang bericht met de vraag,
waardoor Sir George hem herkend
had, er bijvoegende: «Het was mij,
als vermoeddet gij op hetzelfde oogen-
blik, toen gij op het kerkhof den
blik op mij richttet, ook wie ik was."
«Zoo was het ook inderdaad, Arthur.
Ik had door mijne vrouw van u ge
hoord; uw naam en uwe opvallende
gelijkenis met mij, door haar vernomen.
Nog vóór de arme John stierf, bevond
ik mij al, zooals gij zult weten, op
weg naar Engeland, en de eenige be
weegreden tot mijne terugkomst
was, mij over u en uwe identiteit
zekerheid te verschaffen. Toen ik u
naast Generaal Dalrymple zag staan, I
herkende ik u onmiddelijk, als mijn1
zoon. Met deze waarneming hadt gij vol
komen recht. De Cunninghams-type
uwer gelaatstrekken en het factum, j
dat gij naast mijn zwager stond, waren 1
mij voldoende, om te weten, dat gij
die huisleeraar waart, van wien mijne
vrouw mij geschreven had, en in
stinctmatig gevoelde ik, dat ik in
u, mijn onbekenden zoon voor mij
zag. Onmiddelijk toen ik u zag, Arthur,
gevoelde ik, dat ik u erkennen moest,
welke gevolgen daardoor ook zouden
ontstaan. Maar nu verzoek ik u, schel.
Ik kan heden niemand vreemds meer
zien, ik ben te veel opgewonden voor
gezellig verkeer, maar mijne vrouw
en George moeten onmiddelijk alles
vernemen.
Arthur verzocht zijn vader deze
onthulling nog uit te stellen, en zich
niet nog meer op te winden maar
Sir George viel hen met eene onge
duldige gevoeligheid in de rede ter
wijl hij riep «Schel, schelIk wil
mijn zin hebben. Gij zult nog
ondervinden, dat ik een eigenzinnig
man en in het geheel niet zachtmoe
dig ben.«
Arthur gehoorzaamde nu zonder
verder protest en de bediende, die op
het schellen verscheen, werd door Sir
George bevolen, Lady Ostwesty en
den kleinen George te verzoeken, in
de bibliotheek te komen.
22
Toen Lady Ostwestrv met haar
zoon verscheen, stond Sir George
beleefd op, ook Arthur deed zulks.
Toen Lady Ostwestry hem gewaar
werd, bleef zij staan, een ontevreden
vragenden blik op haar echtgenoot
richtende.
»Ada," hief Sir George aan, zich
onmiddellijk midden in het pijnlijke
thema werpende, «Ada, het bedroefd
mij diep, u eene teleurstelling, een
momentanen kommer te moeten ver
oorzaken, maar ik moet u eene zeld
zame mededeeling doenDeze jonge
man hier is mijn zoon."
Sir George was bleek geworden en
beefde zenuwachtig bij deze aankon
diging. Toen Lady Ostwestry die
vernam, kreeg zij eene hevige kleur
en richtte zich trotsch en verontwaar
digd op. Een minuut lang. ongeveer
ontbrak het den baronet aan het juiste
begrip van dit kleuren, van deze af
werende beweging, dan zeide hij«Ik
meen natuurlijk, dat hij de oudste
mijner levende zonen, is."
«Uw oudste!" riep Lady Ostwestry.
«Hoe kan dit zijn, George? Wat
meent gij daarmede?"
Sir George beefde zoo hevig, dat
hij niet langer in staat was te blijven
staan, en weder op zijn stoel moest
gaan zitten. Met grooten deemoed,
over de lange geheimhouding, waar
aan hij zich tegenover haar had
schuldig gemaakt, deelde hij haar nu
Arthurs geschiedenis mede. Lady Ost
westry wilde noch naar die, noch
naar de verontschuldiging van den
baronet hooren en brak in toornige
kreten uit: «Hoe, gij wilt mij zeggen,
dat hij uw zoon, uw oudste zoon is?
Dus zou George niet niet de erf
genaam zijnO, dat kan niet moge
lijk zijn!"
«Uwe teleurstelling smart mij diep,
maar wees verzekerd, dat voor onzen
knaap goed gezorgd zal worden.
George, mijn lieve, lieve jongen, gij
zult zien, dat er goed voor u gezorgd is."
Vóór George overweldigd door ver
wondering in staat was zijn vader te
antwoorden, had Lady Ostwestry hem
stormachtig aan haar hart gedrukt,
in hare smart luid roepende." O, mijn
lieveling, mijn lievelingGij wordt
verdrongen, van uwe erfenis, van uw
rang beroofdKom, weg, van hier,
mijn arme jongen, kom met mij Laat
ons alleen met elkander zijn. Ik kan,
ik kan het niet verdragen
«Wacht nog een oogenblik, mama,
ik verzoek het u," zeide George, zich
zacht uit hare omarming losmakende
en naar Arthur toegaande, «mr. Har
rison, zijt gij werkelijk papa's zoon?"
vroeg hij opgewonden.
«Dan zijt gij immers mijn broeder?
zeg het mij toch."
«Ja, dierbare George, ik ben wer
kelijk uw broeder Arthur."
«Nu, dat verheugt mij hartelijk.
Ik bekommer er mij niet het geringste
om of ten minste niet al te veel,
van geen Sir George te worden en
later Westwalden Court niet te be
zitten. Ik geloof zelfs dat het mjj