NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. getrouwheid, i\o. 40. Zaterdag 21 Mei 1898. Zeven-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. FEUILLETON. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Door den minister van Water staat, Handel en Nijverheid is eene commissie ingesteld, ten einde te on derzoeken, of het ter vermindering van brandgevaar wensehelijk is, hier te. lande wettelijke voorschriften te geven, ointient vervoer, opslag, ver koop en gebruik van petroleum, met opdracht van dat onderzoek verslag uit te brengen, eventueel met bij voeging van ontwerpvoorschriften. In die commissie zijn benoemd: tot lid en voorzitter, rrir. M. J Pijn appel, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Amsterdam. Tot leden: dr. S. Hoogewerll', hoog leeraar aan de Polytechnische School te Delft; dr. C A. Lobry de Bruyn, hoogleeraar aan de Universiteit te Amsterdam mr. J. C. de Marez Oijens, administrateur bij het departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, te 's GravenliageS J. de Monchy, lid der Handelsvennootschap Pakhuis- meesterer. te Rotterdamtot secre taris jhr. S. van Sitters, hoofdcommies bij het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, te 's Graven- hage. St.-Ct Maatschappij tot Nut vau 't Algemeen. In opdracht van de «Maatschappij tot Nut van 't Algemeen" is thans verschenen het verslag omtrent het onderzoek naar liet vraagstuk van de verzorging der verwaarloosde kin deren, ingesteld door eene vanwege «Het Nut" aangewezene commissie, bestaande uit de lieeren mr. J. A, Levy, P. H. Hugenholtz., Jr., jhr. mr. A. J. Retliaan Macaré en Th. Nolen, rapporteur. In verband daarmee is thans het hoofdbestuur voornemens aan de alge meene vergadering het volgende voor stel van urgentie aan te bieden De algemeene vergadering, van oordeel, dat de pogingen, die hier te lande worden aangewend om de verwaarloozing der jeugd krachtig tegen te gaan, de sympathie en mede werking der Maatschappij ten volle verdienen, besluit: I. aan het hoofdbestuur op te dragen, zich namens de Maatschappij te wen den tot de Regeering, met het ver zoek, de indiening der bij de Troon rede aangekondigde wetsontwerpen tot betere bescherming en berechting van liet kind zooveel mogelijk te bespoedigen II. de verwachting uit te spreken, dat bij die wetsontwerpena. de ouderlijke macht de in bet belang van bet kind noodige beperkingen zal ondergaan b. de strafrechter zal gemachtigd worden, bij het bepalen der maat regelen. die hij in het belang van bet schuldige kind en in dat der maatschappij noodig zal achten, niet langer rekening te houden met bet antwoord op de vraag, of liet kind al dan niet met oordeel des onder- scheids heeft gehandeld c. de rechter de bevoegdheid zal erlangen liet kind met eene berisping vrij te laten d de leeftijd, beneden welken het kind niet strafrechtelijk mag worden vervolgd, hooger gesteld, en in ver band daarmede, de middelen van tucht, die de wet ter beschiking van oudeis en voogden'stelt, versterkten beter geregeld zullen worden; e. op kinderen beneden 14 jaar, die tot gevangenisstraf of hechtenis veroordeeld zijn, toepassing van af zonderlijke opsluiting niet onvoor waardelijk uitgesloten blijve; f. de politie de bevoegdheid erlange om, onder toezicht der rechterlijke macht, doch buiten eigenlijk rechts geding, rondzwervende of bedelende kinderen in opvoedingsgestichten te doen plaatsen g. exploitatie van kinderen worde tegengegaan h. de opvoeding van verwaarloosde kinderen, voor zoover ze niet in Rijks- gestichten plaats heeft onder de noo dige waarborgen, worde toevertrouwd aan vereenigingen die voldoen aan bij algemeenen maatregel van inwen dig bestuur te stellen eischen en zich onderwerpen aan staatstoezicht; III. aan het hoofdbestuur op te dragen liet in 't leven roepen eener zelfstandig werkende vcreeniging, die ten doel heeft, den toestand der ver waarloosde jeugd in Nederland te verbeteren, door a. het bevorderen van pogingen die ten baten dezer kinderen woiden aangewend; b. bijeen te brengen en in zoo ruim mogelijken kring te verspreiden alle inlichtingen die van nut kunnen zijn voor ieder die zich het lot van ver waarloosde kinderen wil aantrekken c. zich beschikbaar te stellen als tusschenpersoon voor alle personen en stellingen, zonder onderscheid van geloof of richting, die de belangen van verwaarloosde kinderen wenschen te behartigen; d. samenwerking te zoeken met en, desgevraagd, advies te geven aan Staat, provinciën en gemeenten om trent alles wat strekken kan tot be vordering van de belangen der ver waarloosde kinderen IV. bet hoofdbestuur uit te noo- digen, eene commissievan vijf leden te benoemen, aan wie zal worden opgedragen, het tot stand komen eener vereeniging, als onder III be doeld, voor te bereiden en te-verze keren V. ter bestrijding van de kosten, op een en ander vallende, op de be- grooting uit te trekken een bedrag van f 1000. Het departement Heerenveen stelt voor, dit de algemeene vergadering besluite «Voor het jaar 189S99 alsnog een bedrag van f 450 toe te staan voor het schoolfonds voor schippers kinderen in Friesland." Het Ned. Jongel. Verbond hield op Hemelvaartsdag zijn 45ste alge meene vergadering in Tivoli te Utrecht. De zaal was keurig meigroen, wapens' en vaandels versierd. Na het uitvoeren door liet a Capella- Manrienkwai tet van «Obadja" te Rot terdam, van bet «Bondslied" sprak de voorzitter der Regelmgscommissie, de heer F. G. Beekman, een wel komstwoord. Na opening met gebed door den Eere-Voorzitter, de heer W. van Oosterwijk Bruijn, en het lezen van Hand. I kwam de Bonds voorzitter, de heer A. J. Hoogenbirk aan het woord, die in zijn rede «Vol houden," wees op den vooruitgang van het Verbond, en aanspoorde tot «volhouden" in den strijd tegen on- en bijgeloof, tegen de verkeerde rich ting, die het<beginsel van het Réveil, bijeenhouden wat bijeen hoort, wil laten glippen. De lieer van Oosterwijk Bruijn, die dezer dagen zijn verjaar dag en het 25-jarig bestaan zijner schoone stichting «Betlianie" vierde, bracht spreker onder daverend ap plaus der vergadering, zijn geluk- wensch. Ook aan de heeren J. van Bommel, eerste en J. L. Vermaak, tweede agent, die aan de vergadering werd voorge steld, wenschte spreker Gods zegen toe op bunnen arbeid. Vertegenwoordigd bleken 144 af- deelingen. Baar Leeuwarden zich terugtrok, werd als plaats voor de volgende algemeene vergadering Haarlem aan gewezen. Uit het verslag van den Secretaris, de lieer A. Bierens de Haan blijkt, dat het verbond thans telt 290 afdeeiingen met ruim 8000 leden, 26 nieuwe afdeeiingen en 3 bonds-Ringen werden bij het verbond gevoegd. Op gericht werd een Lett. Commissie, die pas een proeve van handleiding voor de beoefening der Letterkunde aangaf en een algemeen Bondsbureel. Voorts verscheen pas de Liederen bundel, samengesteld door den heer J. van 't Lindenhout. Uit liet verslag van den Penning meester, de heer J. G. Sillem, bleek, dat de on t vangsten bed roegen 2311,76, de uitgaven 2756,40', zoodat er een nadeelig saldo is van f 444,64. Het van Dis-fonds bedraagt thans f 1037.86. De rekening werd goedgekeurd De Statuten-wijziging werd uitgesteld tot een speciaal uit te schrijven nieuwe algemeene vergadering. De ochtend vergadering werd gesloten met het zingen van Psalm 1381, en met dankgebed door Ds. C. R. van Lely- veld, uit Goes, nadat aan H. M. de Koningin een telegram was gezonden van den volgenden inhoud: Aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina den Haag. liet Ned. Jong.-Verbond, ter Alge meene Vergadering te Utrecht saam- gekomen, brengt met innerlijke ge hechtheid en onwankelbare trouw zijn eerbiedigen groet en hulde. De middagvergadering werd door Ds. A. W. Bronsveld met gebed en zingen geopend. Het woord was daarna het eerst aan den heer W. van Oosterwijk Bruijn, die een referaat hield over de vraag: Behoort een Christen in de comedie. Spreker beantwoordde die vraag beslist ontkennend om ver schillende redenen. Debat werd niet gevoerd. Het woord was vorvolgens aan den lieer P. J. B. van Vliet, die een Nat. Bureau van Plaatsing besprak, en daarbij de volgende stellingen ver dedigde. 1. De leden der C. J. V. hebben in opvolging der H. S. elkan ders lasten te dragen. 2. Waar de part. kracht hier te klein is, is de verzorging der maatsch. belangen, de roeping van vereeniging of verbond, voor zoover die binnen het bereik zijn. 3. Bij de behartiging dezer be langen zal onze zaak haar doel nader komen en het der wereldtoonen.dat wij een open oog hebben voor de maatsch. behoeften. Spreker deelde verder mede, dat reeds de voorl. commissie te Amster- Naar liet Duitseh VAN CARMEN SYLVA. 3) "Stefanitza!" zeide zij, «je moet me een pleehtigen eed zweren." «Wat verlangt uwe Hoogheid, dat ik haar beloof?" «Ik verlang meer dan een' belofte. Je moet me bij al wat je heilig is zweren, dat je me niet in de hauden der ongeloovigen zult laten vallen. Ik heb liever, dat je me je zwaard in de borst stoot, dan dat de hand van een Muzelman op m'n schouder rust Stefanitza ontmoette haar ernstigen blik zonder aarzeling. «Daar had ik reeds over gedacht antwoordde hij eenvoudig. «Dan ben ik niet bevreesd, er moge komen wat wilriep Helena met eene zucht van verlichting uit. Daarop deed zij eene wanhopige poging, en zette nogmaals den moeie- lijken tocht bergopwaarts voort. Ein delijk bereikte zij hunne bestemming, de reusachtige grot. "Gered!" mom pelde Helena, op de knieën vallende, en God voor haar echtgenoot smee- kende, op wien thans, als op een wild dier, werd j acht gemaakt, en die zich gedrongen zag, zijne gevaarlijke en moeielijke reis voort te zetten. De Prinses verbaasde er zich over, toen zij tot de ervaring kwam, dat zij zoo'n honger had, want zij had zich voorgesteld, dat zij zonder voed sel kon leven, zoolang als het leven van haar echtgenoot in gevaar ver keerde. Het verheugde Stefanitza te zien dat de blos op hare wangen te rugkeerde, en toen hij haar een groot blad vol wilde aardbeziën bracht, voelde hij zich door haar glimlach en hare dankbetuigingen ruimschoots voor al zijne moeite beloond. Gelukkig was er op deze bergtoppen, waar nooit eenig menschelijk wezen kwam, overvloed van wild te vinden. Eens klauterde Stefanitza naar den uitersten rand van de rots, maar hij zag zich genoodzaakt op handen en voeten te gaan. Van dit punt had hij een verrukkelijk uitzichtMoldavië, Bukowina en Zevenbergen lagen daar voor hem uitgestrekt, terwijl hij den berg Caliman in al zijne heerlijkheid aanschouwde. Het was bepaald een prachtig pano rama, maar Stefanitza, sloeg weinig acht op de grootheid van dit alles. Hij schudde treurig het hoofd, toen hij zich langs de rots weder naar be neden liet glijden, want de uitge strekte vlakte lag daar in het heldere zonlicht even kalm en vreedzaam, alsof er geen oorlog met al zijne af grijselijkheden bestond, en de onwan kelbare rotsen in hare hardvochtige kalmte vertelden hem niet, of Petru Raresch zijne gevaarlijken onderne ming gelukkig had volbracht. De Prinses was natuurlijk erg bedroefd en beangst, maar na den tweeden dag begon zij aan hare nieuwe omgeving gewoon te raken. Zij bedekte de vochtige wanden en den bodem der spelonk met mos, en zij waschte hare kleêren in het beekje en hing ze op de struiken te droogen. Vervolgens richtte zij in één van de hoeken der spelonk eene kleine pro visiekamer in voor hunnen mondvoor raad, en voor droog houdt om een vuur aan te leggen. Het gemis van brood was hun grootste lijden, en eenige korenaren zouden inderdaad voor de beide vluch telingen grootere waarde gehad heb ben, dan al de schatten der wereld. Stefanitza besloot den een of anderen dag naar beneden in de vallei te gaan, om zich dédr wat tarwe en zout te verschaffen, en tevens te zien, of hij ook eenig nieuws kon vernemen. Alvorens te vertrekken legde hij het vuur aan, en raadde de Prinses, in geval haar eenig gevaar dreigde, hare toevlucht niet te nemen tot de spe lonk, maar in het woud te gaan, of anders den top der rots te beklimmen. «O, ik ben voor niets bang!" riep zij, «en ik zou alles wagen, omeenig nieuws te vernemen!" Toen Stefanitza vertrokken was, begaf Helena zich naar het woud om aardbeziën en andere wilde vruchten te zoeken, ten einde haar getrouwen beschermer bij zijne terugkomst eenige verfrissching te bezorgen Eensklaps vernam zij eenige vreemde geluiden, en in haar angst voelde zij, dat zij duizelig werd. Zij vermande zich evenwel en waagde het om te zien, en ontdekte toen tot haar groote ontzetting een reusachtigen beer. Hij was, evenals zijzelve, naar het woud gekomen om voedsel te zoeken, en had haar nog niet in het oog gekregen. Hoe ontsteld zij ook was, vergat zij toch Stefanitza's raad niet, maar draaide zich om en vluchtte naar den top der rots. De groote braamstrui ken grepen haar kleed en hielden haar vast, zoodat zij stil moest blijven staan om zich te bevrijden. Eindelijk kwam zij behouden uit het woud, en daar zij het hoofd niet om durfde draaien, sloeg zij het pad naar den top in. De groote steenen waren gloeiend heet, zoodat zij hare handen brandde als zij ze greep. De rots, welke zij moest beklimmen was glibberig, en haar gewaad hinderde haar in het gaan. De angst verleende haar evenwel krachten, en zij worstelde moedig voort, tot zij eindelijk den top van de bijna loodrechte rots bereikte. Toen zijn eenmaal dddr was, bleef zij geknield liggen, dddr zij zich niet durfde verroerende vreeselijke afgrond onder haar maakte haar zoo duizelig,

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1