HIEUW!
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BUITENLAND.
BI NN EN L AND.
iVo. 59.
Woensdag 27 Juli 1898.
Zeven-en-twintigste jaargang.
FEUILLETON.
Vóór de uitbarsting
Amersfoortsc
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Telkens en telkens duiken de ge
ruchten omtrent vrede, vredesvoor
waarden en vredesonderhandelingen
tusschen Spanje en Amerika weder
op. Van den slag van Cavite af is
er geen gebrek geweest aan oüicieuse
vredestichters en vredoprofeten, welke
thans tot hun ergernis en beschaming
moeten erkennen, dat hun zienersblik
gefaald heeft.
Ofschoon Spanje, zooals de zaken
thans staan, door langer weerstand
te bieden niets anders meer kan
winnen, dan de twijfelachtige saiifactie
genieten, de Amerikanen voor de
voortzetting van den oorlog, welke
hun reeds sedert lang een enormen
last bezorgt, nog meer moeite en
kosten te veroorzaken, schijnt er op
het oogenblik nog even weinig sprake
van den vrede te zijn als direct na
de groote slagen bij Cavite en Santiago.
Daar echter de Duitsche gezant te
Washington, de heer Von llolleben,
Vrijdag een onderhoud met president
Mc. Kinley heeft gehad, heeft dit
velen de meening doen opvatten dat
het onderwerp van die samenkomst
de vrede zou zijn. Dit tamelijk op
vallend bezoek van den Duitschen
gezant aan den president der Ver-
eenigde Staten het is bij de ge
zanten der vreemde mogendheden niet
de gewoonte om den president anders
dan officieus te bezoeken, b.v. voor
een diner of soiree deed het ver
moeden ontstaan dat hel eendringende
zaak gold, vooral ook omdat de staats
secretaris van Buitenlandsche Zaken,
de heer Day bij het onderhoud tegen
woordig was.
Volgens het Evening Journal heeft
de heer Von Holleben Mc. Kinley een
brief van keizer Wilhelm ter hand
gesteld, waarin deze uiting geeft aan
zijn warme gevoelens voor de Ver-
eenigde Staten en zijn afkeuring uit
spreekt over het optreden van admi
raal von Diederichs bij Manilla. De
gezant zoowel als de heer Day ont
kennen echter beslist dat er ook maar
een woord omtrent den vrede is ge
sproken. Aan het departement van
Buitenlandsche Zaken wordt voorts
ontkend, dat er eenig voorstel tot
den vrede of tot wapenstilstand van
welke mogendheid dan ook, is inge
komen. Mocht Spanje evenwel slap
pen in die richting doen, dan zou er
waarschijnlijk gemakkelijk een voor-
loopige wapenstilstand kunnen worden
gesloten. In olïicieuse Amerikaansche
kringen koestert men echter het ver
moeden, dat Spanje tijd tracht te
winnen.
Uit Manilla laat de New-York
Herald zich verschillende berichten
seinen, welke den schijn wekken
alsof de voorvallen tusschen Carcia
en generaal Shafter op Cuba zich op
de Filipijnen tusschen Aguinaldo, en
generaal Anderson zullen herhalen.
Aguinaldo gevoelt zich in zijn waar
digheid van «dictator" der nieuwe
republiek en is zeer trotsch geworden.
Als generaal Merritt zal zijn aange
komen en Manilla veroverd dan is
de mogelijkheid niet uitgesloten dat
de opstandelingen den Amerikanen
nog handen vol werk zullen geven.
Het aantal der insurgenten toch op
de Filippijnen is veel grooter en naar
het schijnt het gehalte beter dan op
Cuba. De voi ige week is er heftiger
dan ooit in de omgeving van Manilla
gevochten gelijk wij in verschillende
berichten hebben meegedeeld. Maar
nog steeds houden de Spanjaarden
de voorpost-stellingen Malate, Siri-
galon, Santa Anna, Santa Mesa, Balie
Balie en Gagalanguin bezet, welke
ten Oosten en Zuiden van Manilla
liggen.
Door de beschuldigingen, welke de
Siècle tegen du Paty de Clam heeft
ingebracht, krijgen we in de inge
wikkelde zaak-Dreyfus-Zola een nieuw
proces, want het is niet wel aan te
nemen dat du Paty de Clam dezen
„laster" op zich zal laten zitten.
Het bewijsmateriaal voor haar be
schuldigingen heeft de Siècle in drie
lange artikelen onder het opschrift
Les Fausseries gepubliceerd. In
hoeverre dat blad in staat zal zijn
die voor den rechter waar te maken
daarover kunnen wij niet oordeelen.
Do tactiek van de aanhangers van
Zola is overigens vrij duidelijk: blijk
baar willen zij de regeering de over
tuiging bijbrengen dat zij zich noch
door vervolging, noch door wal ook
laten vermoeien dat zij de hun zoo
vijandig gezinde meerdeiheid van het
Fiansche volk tarten en hun agitatie
niet eerder zullen laten rusten vóór
zij hun doelde revisie van het
vonnis, hebben bereikt.
Ten slotte zal er allicht een minis
ter te vinden zijn, die de enorme
nadeelen, welke deze agitatie voor
het land meebrengt levendig genoeg
ondervindt, om eindelijk uit vertwij
feling tot herziening te besluiten.
Taai en volhardend genoeg schijnen
in elk geval Zola en zijn aanhangers
te zijn en als zij zonder zich te laten
ontmoedigen door de hen wachtende
straffen, telkens weder nieuwe troe
pen in het vuur brengenindien zij
zooals te verwachten is, de belang
stelling in hun zaak voortdurend
weten gaande te houden, dan kan er
ten laatste wel een toestand gescha
pen worden waaruit men zich niet
anders zal weten te redden dan door
het vonnis van den armen banneling
op het Duivelseiland te herzien.
Voor het oogenblik staan de vol
gende processen voor de deur: Het
proces tegen Zolahet proces tegen
Picquarthet proces tegen Ester-
hazyhet proces van du Paty de
Clarn tegen de Siècle dat toch zeker
niet uit kan blijven en ten slotte het
proces van Picquart tegen du Paty
de Clam.
Als men nu bedenkt dat al deze
processen in een geheele rij van in
stanties kunnen worden gevoerd; dat
bij elke nieuwe behandeling nieuwe
opwinding zal komen, dan moet men
inderdaad erkennen, dat daardoor aan
de Fransche regeering het uitzicht
geopend wordt op een der langste
en pijnlijkste binnenlandsche politieke
veldtochten, welke zich laat denken
Meer dan ooit, zegt de Köln. Zeil
heeft Duitschland zich thans van elke
inmenging in deze zaak te onthouden.
Nu er sprake is (bijna zekerheid
beslaat) dat 11 II. M.M. de Konin
ginnen het bloemencorso op 2 Aug.
a.s. te Baarn zullen bijwonen, wordt
de deelname van de zijde der Baarnsche
ingezetenen rnet den dag grooter.
Kostbare prijzen zijn voor dit feest
beschikbaar gesteld en belooft een
en ander grandioos te worden,
's Avonds een schitterend vuurwerk
op den vijver, aangeboden door de
gemeente
Mededinging aan het corso is voor
een ieder open. Inschrijvingen
sluiten 31 Juli bij den heorG. Frohn.
Naar uit Utrecht gemeld wordt,
zullen 11II. MM. de Koninginnen bin
nenkort het Kinderziekenhuis aldaar
bezoeken.
Uit Hilversum wordt van j.I.
Zondag geschreven
Hoezeer de Koningin zich in de
omstreken van Soestdijk bemind heeft
weten te maken, blijkt, wanneer H.M.
gewoonlijk op Haar rijtoer de ver
schillende gemeenten in den omtrek
van het Paleis door rijdt. Hedenmid
dag maakte H. M. de Koningin
en familie een rijtoer. In een brik
met vier paarden bespannen zaten
behalve H. M. de Koningin en de
Koningin-Regentes de Gravin van
Bentheim en Haar drie kinderen, die
thans gasten op Soestdijk zijn.
Tusschen drie en vier uur werden
de Vorstinnen verwacht en tegen dien
tijd was de weg tusschen Hilversum
en Baarn vol mensehen en kinderen,
vooral kinderen met vlaggetjes en
Oranjelint getooid, om de Koningin
nen te zien passeeren.
Het is een lieve lust te zien met
hoeveel geduld er op de komst van
het vorstelijk rijtuig gewacht wordt
en hoe hartelijk en beminnelijk de
wederzijdsche begroeting is en hoe
de kleinen trouwens de grooten
niet minder tegen elkaar geuren
ik heb tweemaal de Koningin gezien.
En ieder heeft natuurlijk een speciale
groet ontvangen.
Aan het bezoek aan het Gooi kan
men de aanwezigheid der Koninginnen
heel goed merken. Het is overal
even vol, vooral op Zondagen en met
zulk weer als heden.
De opgewektheid die er heerschte
werd nog verhoogd door de bereden
troepen die hier ingekwartierd zijn
om morgen op de heide bij Baarn
door de Koningin geïnspecteerd te
worden.
Koninklijk bezit.
Op de Baan te Haarlem, een der
beste standen in de nabijheid van
den Hout, schuin tegenover liet Bron
gebouw, staat een huisje zóó bouw
vallig dat het eon aanstoot is voor
stadgenoot en vreemdeling.
Langvingerige personen haalden
reeds Tang het lood uit de goten en
de jongens speelden er vaak Oost-
meijertje, doch niets kon de eigena
resse, een oude dame, bewegen om
er iets aan te laten veranderen, zoo
dat zij door het publiek beticht werd
van gierigheid.
Nu de dame eenige maanden ge
leden gestorven is, bleek dit anders.
Volgens haar testament was niet
zij de eigenaresse van de woning en
de grond waarop die stond, doch be
hoorde die tot de eigendommen van
de koninklijke familie. Bodewijk Na
poleon had er indertijd zelfs verblijf
gehouden.
De dame had vroeger reeds bij
Z. M. Willem III aangedrongen Zijn
eigendom weder te naasten, doch de
Koning had dit geweigerd, en nu was
ISOLINE.
2)
Onze kokkie en dan de meid mijner
vrouw, Tasimah, die te gelijk naaister,
baboe mijner kinderen en lijfmeid
mijner vrouw was, dit waren onze eenige
bedienden. Als men dit vergeleek bij
den stoet van bedienden bij andere
Europeanen in dienst, kon men gerust
zeggen dat wij het zeer eenvoudig en
hoogst zuinig hadden aangelegd. Eenige
meubelen in de chineesche kamp ge
kocht, het hoogst noodige om ons
voorloopig in te richten, was alles
wat men in onze woning vond. Een
inlandsche timmerman had houten
stelages gemaakt, welke mijne vrouw,
geholpen door Tasimah, als divans
inrichtte, met kleurig meubelchits,
van een klontong (chineeschen rond-
venter) gekocht, bekleedde. Met ge
makkelijke kussens daarop, gaf het
de binnengalerij een gezellig aanzien.
In onze buitengalerij stond eene
eenvoudige ronde tafel, waaromheen
eenige wipstoelen, mijn luierstoel en
eene van bamboe of rottan gevlochten
voor mijne vrouw, waarop zij zich
geheel kon nedervlijen als ze s' avonds
van onze wandeling t'huis kwam.
Kort na onze aankomst te Anjer
was mijn oudste dochtertje zeer ziek
geweest, zoo erg dat wij vreesden haar
te zullen verliezen. Dysenterie in de
hevigsten graad -had het gezonde
mollige kind in twee weken onkenbaar
gemaakt. Mager, met holle oogen,
lag zij steeds ter neder, en als ik uit
mijn kantoor terugkwam, zag ik aan
het droevig gelaat mijner vrouw, soms
aan het bezorgde gezicht van onze
dokter, dat er nog geene beterschap
te bespeuren was. Mijne vrouw was
op Java geboren, en had volgens mij
veel van het bijgeloof der Javanen
overgenomen, waarmede ik haar wel
eens plaagde.
Op zekeren morgen van mijn kantoor
terugkomende, zag ik in de achtergalerij
een deftig oud man zitten, een inlander
maar met een lakensch buis, met ver
gulde knoopen, keurigen langen sarong
en het voor mij gehate hoofddeksel
of den tulband van een hadji.
Hij zat op een stoel en mijn vrouw
stond voor hem, en luisterde met alle
teekenen van eerbied naar zijne
woorden. Ik ging de binnendeur in,
om eerst naar mijne kleine zieke te
gaan zien. Binnenkomende zag ik,
dat Tasimah haastig iets wilde ver
bergen, dat op den grond lag uitge
spreid op eene groote tampa (platte
zeef van bamboe). Dit in verband
brengende met het bezoek in de achter
galerij, vroeg ik op barschen toon,
wat ze daar uitvoerde en waarom ze
iets verstopte. Toen kwam het er
bevend uit, dat Toewan Dokter er
dien morgen geweest was en gezegd
had dat de kleine Nonna heel erg
was, dat ze hier in dit land niet
beter kon worden, maar dat ze
dadelijk naar Holland moest om
te herstellen. Nonna was toen
bedroeft geweest en had erg ge
schreid. Maar zij had aan Nonna
gezegd dat ze Radhen Sarpa, zou
roepen, dat was een broer van hare
moeder en die zou de kleine Nonna nog
1 j Hadji noemt men iemand die een bede
vaart naar Mekka heeft volbracht.
wel kunnen genezen. Als hij maar
kwam en voor haar bad, werd zij stellig
beter, maar als Nonna daaraan niet
geloofde, dan wilde hij misschien wel
obat (medicijnen) geven. Ze was toen
Radhen Sarpa gaan halen, deze had
Nonna gezien en gezegd, dat hij haar
in twee weken zou genezen, maar dan
moest precies alles gedaan worden
zooals hij opgaf. Hij had een tappel
(pleister met kruiden besmeerd) meê-
gebracht en dit dadelijk op de buik
van het kind gelegd. Dit was des
morgens om elf uur gedaan, en Nonna
was dadelijk daarop gaan slapen en
nu sliep ze nog, 't was zoo wat half
één. En nu was Tasimah bezig een
tweede pleister klaar te maken; die
moest er dan s' avonds om acht uur
op gelegd worden, als de andere werd
weggenomen. Ik keek naar mijn kleine
Marietje, zooals ze daar bleek en ver
magerd ter neder lag, maar zóó rustig
had ik haar in langen tijd niet zien
slapen, de voetjes gewikkeld in een
wollen deken en verder gedekt met
een lichte sprei. Dat alles had Radhen
Sarpa zoo gezegd. Ook dat ze vol
strekt geen rauw (ongekookt) water
mocht drinken, zooals de inlanders
dit uitdrukken, wél gekooktde
medicijnen van den hollandschen dokter
behoefde ze niet meer in te nemen,
maar hij had een soort korrels meêge-
bracht, 't leken wel peperkorrels,
daarvan had hij Nonna één ingegeven,
fijngewrevenze moest 's avonds weer
één innemen, den volgenden dag,
's morgens twee en des avonds twee,
den dag daarna drie 's morgens en
's avonds, zóó oploopende tot zeven
en weer afdalende tot een. Dit, met
de pleister, zei Tasimah, mij angstig
aankijkende (want ze kende mijn afkeer
van en mijn ongeloof aan inlandsche
medicijnen) zou de nonna geheel ge
nezen. De hollandsche dokter had
nu toch zelf gezegd, dat hij nonna
niet beter kon maken, nu zou haar
oom, geholpen door Toewan Allah,
dit doen.
Of het de rustige slaap van mijn
kind was, de groote overtuiging waar-
meê Tasimah hare woorden uitsprak,
of wat ook, zooveel is zeker, dat ik
besloot mij niet tegen die geneeswijze
te verzetten, 't Was de laatste hoop
die ons overbleef om ons kind te redden.
Dit maakte dat ik, in de achtergalerij
komende, den ouden man zeer beleefd