UT IE UWE Nieuws- en Advertentieblad - voor de Provincie Utrecht. PARTIJEN. 60. Zaterdag 30 Juli 1898. Zcveii-en-twintigstc jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. FEUILLETON. Vóór de uitbarsting Amersfooi Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Verkeerde voorstellingen aangaande het bestaan van partijen en haar werking in den hedendaagschen S'aat worden nog vaak genoeg aangetroffen om een bespreking van dit onderwerp niet over bodig te doen zyn. Om die bewering te rechtvaardigen, behoef ik er slechts op te wijzen, dat in zekere gevallen onpartijdigheid als een goede eigenschap, bijna als een deugd, wordt aangeprezen. Dat komt, omdat by het gebruik van dat woord dikwijls niet gedacht wordt aan zaken, maar aan personen, en wel zulke, die met elkander overhoop liggen. Het geschil staat dan op den voorgrond, en wij nemen dan het standpunt aan van scheidsrechters, geroepen om te be palen aan weiken kant het ongelijk is te vinden. Denken wy eens aan het tegenwoordig zoo vaak voorkomend geval, aan werk stakingen. Daarby zÜn natuur1 ijk twee partyen, die der arbeiders, door wie eischen zijn gesteld, en die der werk gevers, ongeneigd om meer dan onver mijdelijk is, aan die eischen toe te geven Buiten het geschil staande personen, tot één van beide categorieën behoorende, kunnen dan moeielyk een billijk oordeel vellen, omdat hun maats?happelijke positie by hen een bepaalde opvatting heeft doen ontstaan omtrent de verhouding tusschen patroon en w?rkman; het persoonlijk belang brengt mede, een wijziging die verhouding in den eenen ot in den anderen zin aanbevelingswaardig te vin den, en beheerscht ook de meening, die men is toegedaan omtrent de middelen, die gewenscht of veroorloofd zijn, ten einde in é^n van beide richtingen een verandering te verkrijgen. Onpartijdig, altijd slech's in de betrekkelijke beteeke nis van het woord, kunnen dan alleen zij genoemd worden, die bij de oplossing van het geschil geen persoonlijk belang hebben. Maar sluit dat dan in, dat zij over de zaak geen oordeel uitspreken? Ik zou niet weten waarom zij zich daarvan moeten onthouden. Dat oordeel kan on juist zyn, als het uitgaat van een voor opgezette meening, bijvoorbeeld, dat werkkracht is een gewone koopwaar, welken pry's zich regelt naar de verhou ding tusschen viv.ag en aanbod; ot, aan den anderen kant, dat de werkman het recht heelt, van alle omstandigheden ge bruik te maken om voor zyn geldelijke belangen te strijden; het kan onbillijk zijn, wanneer men geen kennis heelt genomen van al de feiten, van de weder zy.'sche beweegredenen, van de pogingen die zijn aangewend om het geschil te voorkomen ot te beëindigen. Maar wie zich losgemaakt heeft van theoretische opvattingen en zoowel het vóór als het tegen aan beide zijden eerlijk in rekening brengt, kan zeer goed zijn sympathie bepalen, zonder dat hij juist beschuldigd behoeft te worden van partijdigheid in de ongunstige beteekenis, die gewoonlijk aan dat woord gehecht wordt Spreekt men echter van party en in den Staat, dan is er geen quaestie van een geschil dat door arbitrage zou zijn te beslechten. Ook hierbij komen niet zelden perso nen in het spel, wier naam den grond slag der partyformatie vormt. In de dagen, toen in Frankrijk nog twee pre tendenten naar het monarchaal gezag de hoop koesterden, dat de val der derde Fransche Republiek hun den weg naar den troon zou banen, had men daar de legitimisten en de Banap .rtisten, aan hangers van het herstel der Bourbons en dat der Napoleon's, zonder dat men juist kon zeggen welke politieke gedachte de voorkeur bepaalde. Hoofdzakelyk golden hier de persoonlijke voordeelen, welke men als vrucht van de verwezen lijking der gekoesterde wenschen ver wachtte. Desgelyks, in de telkens we- derkeerende omwentelingen, die de repu blieken van Zuid Amerika beroeren, zijn het de aanhangers van pretendenten naar de hoogste waardigheid, die de wapenen opvatten tegen het bestaand gouverne ment, alleen met het doel om door over rompeling van het gezag de baten zich toe te eigenen, die wel bezoldigde bur gerlijke en militaire ambten dengenen afwierpen, die er tijdelijk mede waren bekleed. Wanneer men, in de verschillende landen en tijdperken, de wezenlyke ge schiedenis kon nagaan van de partyen, die elkander het meesterschap hebben betwist, och, hoe dikwijls zouden geldzucht en heerschzucht de eenige drangredenen blyken te zijn! Niettemin gebeurt het vaak, dat by geheele afwezigheid van egoïstische doel einden, de naam van een persoon tevens die wordt van een politieke partij. Het is dan, wanneer één man in zyn publie ken arbeid zoodanig karakter vertoont, dat onder zijn leiding een denkbeeld van wijde strekking tot uitvoering kan komen mits het slechts door velen omhelsd en met kracht gesteund wordt. Zoo ook is in de wetenschap dikwyls één Daam vol doende, om een richting met juistheid aan te duiden. Voor vyftig jaren had het woord Thor becke aan een beteekenis, aan welke niemand kon twijfelen. Het gold weieens als een scheldnaam, daar men zich voor stelde, dat de schepper onzer Grondwet geen mindere bedoelingen had, dan het koninklijk gezag geheel op zijde te schuiven. In de revolutie dagen van 18-48 begon men dat beter te begrijpen, en toen men Z. M. Willem 111 op de meest loyale wyze uitvoering zag geven aan de constitutioneele beginselen, door Zijn Koninklijken Vader aanvaard, is de erkenning gevolgd dat de geavau- ceerdheid der Thorbeckanen voor de monarchie zonder gevaar was, dat de politieke beginselen, door hen beleden, het koningschap versterkt en niet ver zwakt hebben. In onz^ dagen wordt dezelfde naam weinig anders gebruikt, dan om degenen aan te duiden van wie men, terecht of ten onrechte, meent dat zij op het stand punt van 1848 zijn blijven staan en de toen algemeen gehuldigde denkbeelden van vryheid op économisch gebied, zon der staatsinmenging, die men ook aan Thor becke toescbrytt, als de eenig ware erkennen. Of die geheel onthouders op dat gebied nog heel talrijk zyn, moeten we betwyfelen, en in elk geval, er zyn wettelijke voorzieningen in het leven getreden, die de stelling van niet inter ventie volkomen onverdedigbaar hebben gemaakt. In dien zin zijn er dus geen Thorbeckeanen meer, en de strijd loopt alleen over den aard en de grenzen der Staatsbemoeïng. Het vasthechten van een partyleuze aan een persoonsnaam levert dit gemak op, dat men de grenzen der partij ge makkelijk kan bepalen en dat, zoo die persoon aan de actieve politiek deelneemt, hy de zynen ook beter onder discipline kan houden, dan wanneer zij slechts verbonden zijn door een programma, welks bepalingen niet zelden meer dan één opvatting gedoogen. Daar tegenover staat het groote nadeel, dat de ydelheid van staatslieden, zicli ook wel gerechtigd achtende om als partijleiders op te treden, oorzaak wordt van de vorming van ver schillende groepen, die, hoe nader zij eigenlyk tot elkander staan, des te heftiger soms elkander bekampen. Dat gevaar wordt zeer dreigend, als niet langer één groote gedachte in staat is de menigte te bezielen, te verheffen boven klein geestige geschillen, te vervullen met de begeerte naar iets hoogers dan stoffelijk voordeel. Er zyn in het leven der volken oogenblikken, waarin een verovering moet worden gemaakt op zedelijk gebied, een belangrijke schrede moet worden gezet op den weg van den vooruitgang Allen, die dezen vooruitgang willen, worden dan gedrongen tot samenwerking; als by instinct herkent men zyn vrienden en zyn vyanden. Het is dan zelfs niet noodig, een programma te maken, of, zoo al, dan is het in slechts weinige woorden te formuleeren. De daad, die verricht moet worden, dat is het ver- eenigingspunt. En dan vormen zich de partijen als vanzelf, ook zonder afspraak, vaak bui ten de bestaande partygroepeeringen om, die dan wel voor een wijle op non activiteit gezet schijnen te worden. Iets van dien aard hebben we in ons eigen land in dit jaar beleefd: er was een beginsel voor de verwezenlijking in onze wetgeving ryp geacht dat van de onaf koopbaarheid van den plicht dei- landsverdediging. Welnu, tot aan het oogenblik der beslissing stonden de twee partijen, die van den vooruitgang en die van het behoud, vlak tegenover elkander een transactie was onmogelijk, er moest een oplossing komen. By dien waardigen strijd verbleekten de grenslijnen, die in ons Pariememt de partijen en partygroe pen scheiden. Nu wil het mij toeschijnen, dat het pleit voor de innerlijke kracht van een volk, als het de groote vraagstukken durft aangrijpen en tot een oplossing brengen. Dat zal altyd vergezeld gaan met een staking der vijandelijkheden tusschen de onderling verdeelde groepen er komt iets gemeenschappelijks, iets dat de moeite waard is om er vóór of tegen te vechten met de wapenen van den geest. De vooruitgang plant zyn banier, het behoud de zijne, men weet waar men wezen moet. In denzelfden gedachtengang, en de politieke lessen die wy van elders ontvangen, bevestigen wat bier gezegd wordt, is de veelheid der partijen een teeken van verzwakking, van poli tieleen achteruitgang. Het gemeenschap- pel yke, een of ander ideaal dat bij machte is velen aan te vureD, ontbreekt; men is zoekende langs velerlei wegen, en vindt nog het begeerde, nog elkander. Maar men is nu eenmaal een party, men wil zichzelven en anderen rekenschap geven van hetgeen men heet te willen doch inderdaad niet zóó ernstig wil dat men bereid zou zyn kleine meeningver- schillen met anderen, die eigenlyk in hoofdzaak hetzelfde willen, daaraan ten offer te brengen. Dan moet er gemaakt worden een program, zoo uitvoerig mo gelijk, en tot op een duizendste nauw keurig zeggende, wat de „party" als grondslag van haar bestaan aanneemt, en andere partyen doen hetzelfde, men slaat aan het twisten over de program ma's, als straks het uur daar is om voor de uitvoering den strijd aan te binden, trekken de lieden, die bij elkan der behooren, afzonderlijk op worden af zonderlijk geslagen. In Nederland is een groote partij, die van de ontwikkeling onzer staatsinstel lingen en haar vruchtbaarmaking ook op sociaal en économisch gebied, in een geest die volledige vrijheid op godsdien stig gebied waarborgt. Men heeft die groote vrijzinnige party een „allegaartje" gescholden, omdat onder haar banier zich geschaard hebben man nen van uiteenloopende meeningen be treffende de middelen, door den Staat aan te wenden om dat doel naderbij te komen. Haar leden hebben zich dat aangetrokken en zijn afzonderlijke groe pen gaan vormen, met en zonder mooie programma's. Als dat zoo blijft, wordt bij de eerstvolgende ontmoeting met den tegenstander, die het Staatsgezag ISOLINE. 3) Daar ik begreep dat ik met al mijne vragen niet verder zon komen, ik kende de Javanen daartoe te goed, gaf ik mijne vrouw in overweging, liet inpakken voorloopig te staken tot den volgenden morgen, terwijl ik baar vooruit mijne toestemming gaf, om met de kinderen te vertrekken waarheen zij wilde. Ik begreep wel, dat zij dan naar bare zuster zou gaan, die te Batavia woonde en daar ge trouwd was. Tasimah ging weg en nu begon mijne vrouw mij een verhaal te doen, dat ik toen slechts half begreep en in 't geheel niet geloofde; Tasimah bad eene waarschuwing gekregen van Kaliden Sarpa, dat zoo zij zicli zelve en de kleine nonna (zijn vorige patiënt) "wilde redden, zij niet langer op Anjer moest blijven, maar met dat kind ver, zeer ver weg moest gaan. Om de redding van mijne vrouw, ons andere kind en mijzelven, scheen de heilige man niet gedacht te hebben. Te vergeefs bracht ik mijne vrouw onder het oog, dat die waarschuwing niets bepaalds aanduidde, dat het volk rondom ons rustig was, dat men te Anjer niets van aardbevingen of iets dergelijks had bespeurddat ik dus niet begreep, waarvoor men toch eigenlijk zou moeten vluchten. Niets hielp. De heilige man had haar kind gered, hij had reeds zooveel voorspeld dat precies was uitgekomen zij geloofde dus vast, dat hij alles vooruit wist en dat er spoedig het een of ander te Anjer zou gebeuren. Maar wat dan toch? Ja, dat wist ze niet. Er was geen praten, geen redeneren tegen, zoodat ik eindelijk niets meer zeide en ten laatste insliep. De volgende morgen brak kalm en schoon aan, en toen ik mijne vrouw naar buiten zag komen, dacht ik reeds dat zij, even als ik; om hare angst van des nachts zou lachen, maar neen, niets van dat alleszij bleef bij haar t geloof aan de geheimzinnige ramp en hij haar besluit om weg te gaan. Ook het gelaat van Tasimah was niet zoo kalm als anders. Ik besloot dus haar te ondervragen. Dit moest met de grootste omzichtigheid gaan, of ik zou niets te weten komen. Ik riep haar dus, en zei: Tasimah, gij gaat nu henen met uwe Njonja en de nonna's en ik moet hier blijven; ik mag als ambtenaar van het gouver nement niet in eens weggaan, ik kan mijn post niet verlaten. Zeg mij nu waarvoor zijt gij gewaarschuwd? wat zal er gebeuren Als ik dat weet, ga ik ook liever weg, dan alleen hier te bijven en om te komen. Uit haar antwoord begreep ik, dat zij zelve niet recht wist wat er zou gebeuren. Ze was alleen gewaarschuwd om binnen eene week weg te gaan, want daarna zou Anjer verwoest worden. Ik onderdrukte een glimlach en vroeg, wie haar die waarschuwing gezonden had. Radhen Sarpa had haar den vorïgen avond iemand ge zonden, die haar die boodschap had overgebracht. Op mijne vraag of die boodschapper er nog was, kreeg ik een bevestigend antwoord. Ik liet hem dus roepen. Een jonge man, keurig gekleed, niet als een gewone orang j tot uitbarsting aanleiding zou kunnen dessa (boerenarbeider) maar als iemand j geven. Ik vroeg hem dus»is Kadhen van hoogere stand, naderde mij weldra, j Sarpa misschien op zee geweest Of buigend, en wilde aan de trap der aan't strand en heeft hij iets bespeurd?" galerij neerhurken. Ik bood hem Neen, Kadhen Sarpa was in den laatsten echter een stoel aan, on hij nam in tijd, na zijn bezoek aan ons, niet van de voorgalerij tegenover mij plaats. den berg af geweest. Radhen Sarpa Ik zag een fijn besneden, verstandig had zelf niets gezien, maar had kabar gezicht, met eenigzins diep liggende 1 gekregen, dat er spoedig te Anjer iets oogen, waaruit fierheid en wilskrachtzou gebeuren. «Wie had hem die spraken. Ik vroeg hem toen, wie hem 1 kabar gebracht?" vroeg ik. Weerkreeg gezonden had en wat zijne waarschu- ik geen antwoord. De boodschapper wing aan Tasimah beduidde. I des ongeluks stond op, maakte een Ik kreeg wederom hetzelfde ant- J diepe buiging en wilde vertrekken. Ik woord, dat hij gezonden was door begreep dat ik ook uit hem verder Radhen Sarpa; deze had kabar (eene niet zou halen en na hem bedankt boodschap) gekregen, dat Anjer zou 1 en gegroet te hebben, liet ik Tasimah verwoest worden, en nu was hij uit-roepen. Na veel omwegen verklaarde gezonden om Tasimah en nog andere deze, dat haar oom. Radhen Sapar, familieleden verderop te waarschuwen. kabar had gekregen, kabar angin, van »Yan wie heeft Radhen Sarpa diede ramp welke spoedig zou gebeuren, boodschap gekregen?" vroeg ik. Ik Nu was ik nog even wijs. Kabar kreeg daarop geen antwoord. I angin, wat was dat? Nieuws dat door Nogmaals herhaalde ik die vraag den wind werd aangebracht? Ik be dringender, want ik herinnerde mij sloot mijne vrouw te raadplegen. Zij, op eens de woorden van den ouden op Java geboren, zou misschien meer Maleier Parnan Wirio, die mij, op daarvan weten. Kabar angin? O ja! zekere avond op zee roeiende, verteld daarvan had zij meer gehoord, ofschoon had dat Krakataö vroeger een vulkaan geen enkele Europeaan het rechte was geweest, en dat die later weer'daarvan wist. Hare tante, Njonja

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1