NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 92. Zaterdag 19 November 1898. Zeven-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG. HET GEZAG. BUITENLAND. FEUILLETON. Mijn eerste Cliënt. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort. AD VERTENTIËN: Yan 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Over minachting, miskenning, ondermijning van het gezag wordt nogal eens geklaagd in onzen tijd, en als men wil vernemon, waar die onrustbarende gevoelens on wer kingen vandaan komen, dan ligt het antwoord gereed. De verkeerde vrijheidsbegrippen zijn oorzaak van het kwaad. Is dat eigenlijk wel een voldoende oplos sing vau een met juistheid gestelde vraag? Laten we daar oens een oogenblikje over praten. Men verkeert onder den indruk, dat er iets niet in orde is. Daar zijn menschen, die zich zeiven dingen veroorloven welke huns gelijken uit vroegere tijden niet in do ge dachte durfden nemen. Toen gehoorzaamden de minderen gemakkelijker aan de bevelen der meerderen, en zij beoordeelden dio niet met zooveel vrijmoedigheid, althans niet in het openbaar; toen berustten de liedeu zonder tegenspraak in de omstandigheid, dat er leiders moeten zijn en volgelingen, en dat de eersten aan de laatsten geen verantwoording schuldig zijn. Heden ten dage, althans zoo luidt de klacht, welker gegrondheid ik voor een oogenblik in liet midden wensch te laten, wil elk wat te zeggen hebben en schijnt het wel een noodzakelijkheid, Tokening te houden met de meening van iedereen. Er is dus, naar het schijnt, eeu tegenstelling tusschen gezag en vrijheid Naarnate de laatste zich uitbreidt, verliest het eerste zijn invloed. En dewijl het streven der beschaving daarheen gericht is, de vrije beweging der individueu van belemmeringen te ontdoen, moet het bereiken vau dat doel onvermijdelijk voeren tot een toestand, waarin van gezag geon sprake meer zal zijn. Als dat werkelijk zoo is, dan moeten wij er toch ernstig over beginnen te deoken of hot aanbeveling verdient, in die richting verder te gaan. Wel is waar is niemaud in staat, den stroom der denkbeelden te keeren, don geest des tijds te veranderenmaar hot maakt een groot verschil, of wij lijdzaam medegaan, misschien wel onze krachten, van veel of vau weinig beteekenis aanwenden om de beweging te versnellen, dan wel haar gezamenlijk pogen tegen te houden en een verzet uit te lokken dat het noodlottig einde ten minste kan vertragen. Of zoo dit niet doenlijk blijkt, dan zullen we niettemin door een kloek protest getuigenis afleggen van ons beginsel, om zoo de medeplichtigheid, indien men ous die zou willen ten laste leggen, af te kunnen wijzen Waar is het, dat tegenover do bestaande machten de verhouding eouigszins anders is gewordou. Sloot eenmaal het begrip „ge hoorzaamheid"' alle redoneering uit, de mcu- schen veroorloveu zich thans, zelf te denken en zoo mogelijk hun handelingen te regelen naar de slotsom de/.er overwegingen. Daar zijn, het moet erkend worden, zekere gevaren aan verbonden; als een iegelijk zijn eigen weg wilde gaan, zou er niot veel gemeen schappelijks tot stand komen. Het schijnt evenwel, dat deze gevaren in niet geringe mate worden overdreven, hetgeen reeds ter stond daaruit blijkt, dat or in geen enkel tijdperk van de wereldgeschiedenis zulke groole dingen zijn gedaan, waartoe veler samenwer king uoodig was, dan juist in onzen tijd, nu de leiding van enkelen gezegd wordt niet meer dat overwicht van voorheen te hebben. De beschaving loopt voorwaarts met vluggen en veerkrachtigen tred, en als weldra deze eeuw haar plaats zal hebben ingenomen in het pantheon der geschiedenis, dan zal zij kunnen wijzen op vorderingen, oneindig grooter dan een van haar voorgansters heeft bewerkstelligd. Dit schitterend resultaat, het welk doet hopen op nog veel belangrijker veroveringen in de naaste tookomst, werd verkregen door de vrije ontwikkeling; de meuschelijke geest, zich niet langer gobooden achtende door als onfeilbaar opgelegde uit spraken, trok zelfstandig op onderzoek uit, vond waarheden in strijd met het gezag-ei- schen machtwoord uit den voortijd cn bracht ze in toepassing op velerlei gebied. Daarmede werd het verband niet verbroken, dat het heden met verledeu samensnoerde, doch de voormalige keten werd verruild legen een rekbaar koord, dat het heen en weergaan in verschillende richtingen niet langer tegenhield Deze losmaking vau den geest heeft ook aan het persoonlijk gezag een ander karakter gegeven. Daar zijn zeer veel menschen, die dit niet goed begrijpen, - en indien het geen afgezaagde uitdrukking was, te vertellen dat we te dien op ichto in een toestand van over gang verkeeren, immers, wanneer doen en wanneer deden vroegere geslachten zulks niet! dan zou men die hier kunnen be zigen. Eenerzijds vindt men lieden, die door de versnelde vaart verschrikt ziju geworden; met angst zich vastklemmende aan hun eigen opvatting van het gezagsbegrip, beschouwen zij al hetgeen daarmede strijdt als het begin van 's werelds ondorgang. Van hen komen dan ook de meeste en de luidste klachten, en het spreekt vanzelf dat we dio niet dan mot de grootste behoedzaamheid tot eeu onderwerp van gedachten wiss ding kunnen' maken. Aan den andereu kant staan of liever draven zij, in wilde vaart, die het losgeraken der oude banden begroeien als een verbreking van alle verbinding, en zich voorstellen dat het hoogste ideaal zal wezen niemand le gehoorzamen, zich aan niets te storen, van alio gezag zich los te maken, behalve van dat, hetwelk zij zelf op de cene of andere wijze kunnen uitoefenen. Want het is wel eigenaardig dat ook hier de n tuur gaat boven de leer. De natuur geeft ons de ervaring, dat we ons niet recht thuis gevoelen, als er niet zeker gezag aanwezig is en zich merkbaar doet golden. Menschen van gezoude- levensbe schouwing erkenneu de noodzakelijkheid van een samenwerking, bij welke leiding niet kan gemist worden, en als we ons een maatschappij konden voorstellen waarin ieder precies kon doen wat hem behaagde, zou niemand het in dien staat van ongebondenheid lang kunnen uithouden. Uit eigen aandrift, getrokken door een gemeenschappelijken arbeid, vormen wij groepen behalve die welke de instellingen onder welke wij leven, tot stand hebben doen komen in die groepen erkennen wij de zede lijke meerderheid van enkele personen, die het doel hetwelk men gezamelijk wil bereikon, scherper dan anderen hebben in het oog gevat, en wij kiezen dezen tot bestuurders, lieu be kleedende met een gezag, aan hetwelk wij ons vrijwillig onderwerpen en dat zij ook. volgens onzen wensch, gebruikeu moeien op strafte van door anderen van meer doortas tend karakter vervangen te worden; maken wij bindende bepalingen, bij welke ieder die met ons gaat en ook wijzelven zich bekooren neder tc loggen. Bewijst zulks niet, dat wij ook cenig persoonlijk gezag onmisbaar achten? Wc zijn als de Spaansche soldaten in Alva's lijdals die aan het muiten sloegen omdat het hun toekomend loon niet werd uitbetaald, dan zeide zij wel de gehoorzaamheid aan hun officieren op, maar zij kozen dadelijk nieuwe, wel wetende, dat zij zonder leiding den 011- dergang te gemoet zouden gaan. Als we dit nu met elkander eens zijn, dan volgt er ook uit, dat handhaving van het gezag een noodzakelijkheid is, niet slechts door en voor degenen, die er medo zijn be kleed. maar ook ten opzichte van hen die er aan zijn onderworpen. Eeu voorzitter, die do macht niet bezit om iu de vergaderingen de orde te doen bewaard blijven en de be sluiten, welke zij genomen heeft, ten uitvoer te leggen, deugt niet voor zijq taak en als de leden zijner vereeniging hem in de ver vulling dier taak bemoeielijken, dus zijn gezag tegenwerken, dan heeft hij het recht hun toe te voegen Waarom hebt gij mij belast met een verantwoordelijkheid, van welke gij het onmogelijk maakt, mij te kwijten? In het gewoon maatschappelijk levou kiezen wij niet zelf de personen, aan wier'gezag wij ondergeschikt ziju. Ambtenaren zien hun chef huu aangewezenwerklieden stellen zich onder de leiding hunner workgevers De geost der tijdon is er niet naar, dat dezen optreden als autocraten en uitgaan van het zotte idee, dat zij alleen het weten ieder, die een verantwoordelijke taak, aan welker volbrenging andere mensehen hebben mede te worke.ii, zoo goed mogolijk wil ten uitvoer leggen, zal rekening houden met hun inzichten en er aan denken d it dio anderen, op eenig punt meer bijzonder hun aandacht richtende, opmerkingen kunnen gemaakt hebben die aan de aandacht van den chef ziju outgaau. Daaruit ontstaat ecu wederzijdsche toenadering tusschen het gezag cn het vrije initiatief, waarmede zoowel het algemeen belang als de goede verstandhouding tusschen samemverkeu- den zijn gebaat. Maar daarmede is niet alles gezegd. Ware de toestand zooals hier aangegeven is, er zouden voel minder botsingen voorkomen en elk geschil tusschen gezag eu vrijheid zou een gemakkelijko oplossing vinden. Echter, wij allen ziju, hetgeen ook de leden van vroegere geslachten waren, zeer onvolmaakte wezens, die ijverig hebben te zoeken naar het betere, doch inmiddels dingen kunnen doen in lijurechte tegenstelling met hot idiaal. Verzet togen het gezag kwam vroeger ook voortdurend voor, maar de gezaghebbenden waren minder verantwoordelijk, konden ge makkelijker zekere hun, alleen ten dieuste staande middelen aanwenden, om het te doen eerbiedigen. Aau den anderen kant was dat verzet zelden georganiseerd, waardoor het zich weinig kon doen geldon, ofschoon, als het losbrak, en dat gesbeurde nog al eens, dan had den er ook heftige beroeringen plaats. Werke lijke of ingebeelde grieven tegeo hoogcr ge plaatsten heeft nagenoeg iedereen te allen tijde gehad wie kan zich verbeelden dat er ooit niet is gemopperd over den baas, den patroon, den opzichter? Doch wat men voorheen onder elkander besprak, dat brengt men nu in een vergadering en maakt er eea „quacstie" van, en wanneer do grieve wordt gedeeld, dan wordt gebruik gemaakt van de getalsmeerder- hoid om haar te doon verdwijnen op een wijze on door aauweuding van middelen, die niet altijd goedkeuring verdionen, integondeel, dikwijls strijdig zijn met de goede trouw eu aanleiding ge en tot do overweging, een sterkere aansluiting dergenen, aan wie eenig gezag is toevertrouwd, geen eisch i9 geworden niet slechts van zelfverdediging, maar bovenal van maatschappelijk belang. Aan den andoren kant most dieper het besef doordringen, dat wie met gezag is be kleed niet is begiftigd met een voorrecht, hem persoonlijk toekomende, als een belooning voor ik weet niet welke diensten, door het feit zijner geboorte of van wat ook aan de maatschappij bewezen. Het gezag is uitsluitend ten behoeve dergenen, over wie bet zich uit trekt. De ouders eischen gehoorzaamheid van hun kinderen, onderwijzers van hun leerlin gen, niet voor zich, maar voor hen. Elk gezag, dan iets anders is dan een openbaring van liefde en van toewijding, mist het ken merk zonder hetwelk het tyrannie werd. Zóó opgevat, verdient het onbeporkto eerbiediging, ei9cbt het stipte handhaving. Toont het zich zwak, dan moet het aan anderen overgaan heoft het geen middelen om zich te doen gelden, dat het dan worde nedergelegd, zonder eenigo gedachte aan eigen teleurstelling, want deze is van gehotd ondergeschikt belang. Tot dergelijke beoordeeling, bejegening en uitoefening van het gezag moeten we trachten te komcr:. Want wij ziju er nog niet. De Temps meldt, dat majoor Mar- chand zonder geleide den Nijl zal opvaren tot Faslioda, en tot aan het begin van do hoogvlakte van Ethiopië slechts met zijn eigen manschappen zal reizen; de regeering is ectiter met den Negus overeengekomen, dat de Fransche expeditie op haar ver deren toclit door de Abessinische overheid voortgeholpen zal worden, en dat een expeditie haar tegemoet zal trekken. Zaak-Dreyfus. Een belangt ijk telegram omtrent Dreyfus is gister aangekomen. Be langrijk, al is ook hetgeen er in staat, iets dat al lang verwacht werd. Het luidt nl »De algeineene indruk in (Verhaal van een Prokureur.) Naar het Engelsch VAN HUGH CONWAY. 4) Ik beloofde aan zijne wenschen te voldoen, en gaf er mijn' vreugde over te kennen, dat het kind zoo snel ge nade in zijne oogen had gevonden. "'tis een lief klein ding!" zeide hij. »Een goed, verstandig kleinkind! Ik wou alleen maar, dat ik haar in huis kon nemen, ten einde ze altijd om en bij me te hebben maar er bestaan hinderpalen en allerwaarschijnlijkst zou zij niet gelukkig zijn," voegde hij, alsof hij overluid dacht, er bij. Ik drukte mijne gedachten niet in woorden uit, maar was het volmaakt met hem eens. Er bestonden hinder palen, en zelfs indien Mr. Brownlow bij machte ware geweest die te over winnen, zouden zij toch het geluk der kleine indringster verstoord hebben. Niettegenstaande Mr. Brownlow het kind niet in huis durfde nemen niettegenstaande hij nooit naar Silver Street ging, bleef hij Lilian toch gedurig zien. Hij maakte van mijn kantoor compleet eenrendez-vous. Hij kwam gewoonlijk 's Woensdags en 's Zaterdags na den middag, als het meisje den hal ven dag vaeantie had, en zond dan, met vele verontschuldi gingen, dat hij zich de vrijheid ver oorloofde, mijn klerk uit, om haar te halen. Dan gingen zij samen uit. Ge woonlijk nam hij een vigelante en reed naar buiten, dédr dwaalden zij door velden en weiden, tot het tijd was om huiswaarts te keeren. Ik moest on willekeurig lachen, als ik me voor stelde, welke gezichten de beminnelijke Mrs. Wrenek en haar zuster zouden zetten, als zij vernamen, hoe haar vader een groot gedeelte van zijn tijd gebruikte. Maar jaren verliepen, zon der dat zij iets ontdekten, en intus- schen was Lilian een groot, schoon meisje geworden, dat beloofde zich tot een' bekoorlijke en volmaakte jonge dame te ontwikkelen. Mijn cliënt had mij reeds verschei dene malen zijn voornemen te kennen gegeven een nieuw testament te maken in het belang van Lilian, maar tot hiertoe was er nog niets van gekomen. Ofschoon ik hem er bij herhaling aan herinnerd had, was het mij nog nooit gelukt eenige aanwijzing er voor van hem te krijgen, ik geloof bepaald, dat hij weerhouden werd door het bespottelijke bijgeloof, dat nog meer mensehen beheerscht, dat men wel denken zou, dat namelijk, wanneer men aan zijn testament gaat verande ren, dit de voorbode is van een spoe- digen dood. Mijn cliënt wilde een ander testament maken, moest het maken, zooals hij zelf zeide maar deed het toch niet. De vriendschap pelijke verhouding, welke er thans tusschen ons bestond, schonk mij de vrijmoedigheid hem er nu en dan aan te herinneren, dat, zoo hij kwam te sterven, Lilian en haar moeder onver zorgd achter zouden blijven. Hij zag de juistheid mijner redeneering in, en toch aarzelde hij en stelde de zaak uit. Hoevele menschen hebben niet hetzelfde gedaan, en door hun dwaas uitstellen hen, van wie zij bij hun leven het meeste hielden, in kommer volle omstandigheden achtergelaten. HOOFDSTUK Hl. Er waren zoo ongeveer twee jaar verloopen nadat Lilian voor de eerste maal in mijn kantoor verscheen, toen mijn cliënt op drie achtereenvolgende halve vacantiedagen, mij zijn gewone bezoek niet bracht. Dit lange weg blijven verbaasde mij, en ik ging naar Yine Cottage, om te vernemen wat daarvan de reden was. Eén der doch ters ontving mij, eu deelde mij mede dat haar vader ziek was. Hij had eenige dagen het bed gebonden. Was hij ernstig ongesteld Zij vreesde van ja. Was hij bij volle bewustzijn? Ja, maar zeer zwak. Zou ik bem even kunnen zien? Volstrekt niet hij was te ziek om iemand te zien. De wijze, waarop de vrouw mij deze antwoorden gaf, deed mij het ergste vreezen. Ik dacht aan het lieve kind, dat den ouden man zoo dierbaar was geworden, en nu weêr tot armoede zou vervallen. In het gunstigste geval zouden hare moeder en zijzelve, door de karige toelage» der hardvochtige zusters te nauwernood voor den honger dood bewaard blijven. Ik gevoelde bijna evenveel medelijden met de moe der als met het kind, want de uitslag van het onderzoek, dat ik op verlan gen van Mr Brownlow had ingesteld, was, dat zij beslist eene fatsoenlijke vrouw was. Zij was oorspronkelijk een fabrieksmeisje, wier lief gezicht Richard Brownlow had betooverd; maar een meisje, dat klaarblijkelijk boven haar stand ontwikkeld en be schaafd was. De arme vrouw had veel geledenHaar man had haar slecht behandeld, en gedurende Lilian's eerste levensjaren was haar leven één harde strijd geweest. De beide laatste ja ren waren zeker de gelukkigste na haar huwelijk geweest, zij waren tenminste vrij van angst en zorg voor het dage- lijksch brood. En indien nu de oude James Brownlow stierf, moest al haar ellende opnieuw beginnen. Derhalve verzocht ik, als zijn vriend en rechtskundige raadsman, tot hem toegelaten te worden, al was het maar voor een oogenblik. Terwijl ik mijn verzoek aandrong, trad de tweede dochter de kamer binnen en steunde haar zuster, waar deze beslist wei gerde. Hare houding was daarbij zoo gestreng en beslist, dat de vrees mij

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1