NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
No. 35.
Woensdag 3 Mei 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
llT GEHEIM VAN DE HONDE KAIIEI1.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Na de laatste wapenfeiten van de
Amerikanen op de Filippijnen, de in
neming van Calumpit en daarna bet
overtrekken van de nabijgelegen rivier,
een manoeuvre, waarvoor de Filip-
pijners bun bewondering hebben uit
gesproken, schijnen de Filippino's nu
toch zoo ontmoedigd, te zijn dat zij
de onmogelijkheid van hun overwin
ning inziende, de vrede wenschen.
Een telegram uit Manilla meldt,
dat afgevaardigden van Aguinaldo
inderdaad een onderhoud met generaal
Otis hebben gehad. Zij vroegen een
wapenstilstand van drie weken, orn
in dien tijd een congres van de Filip
pino's bijeen te kunnen roepen, waarin
zou worden besloten of men den oor
log voortzetten dan wel vredesvoor
stellen zou doen.
Van andere zijde wordt gemeld, dat
Aguinaldo aangeboden heeft zich met
zijn aanhangers aan generaal Otis
over te geven, onder voorwaarde van
de onafhankelijkheid der Filippijnen,
onder een Amerikaansch protectoraat.
Otis weigerde echter op deze voor
waarden in te gaan, wel beloofde hij
volle amnestie en goede behandeling
der Filippino's, indien zij zich over
gaven.
In Amerika is men met den loop
dien de gebeurtenissen op Luzon thans
genomen hebben begiijpelijkerwijze
ten zeerste ingenomen. Mc. K.nley
heeft in zijn vreugde daarover reeds
een telegram van gelukwensching aan
generaal Otis gezonden, met de op
dracht ook aan de officieren en man
schappen Mc Kinley's geluk wenschen
en dankbaarheid voor hun groote
dapperheid en succes over te brengen.
Succes hebben de Amerikanen zeker
gehad doch ten koste van veel ver
liezen. Op denzelfden dag toch dat
de Filippino's om vrede kwamen vra
gen, werd de dooden- en gewonden-
lijst der Yankees bekend en daaruit
blijkt dat de verliezen gedurende den
veldtocht tegen de opstandelingen hun
te staan zijn gekomen op 198 dooden
en 1111 gewonden. En het blijft de
vraag of dit aantal nog niet meteen
belangrijk cijfer vermeerdert dreigt
te worden nu generaal Otis niet met
de Tagalen in onderhandeling wenscht
te treden en dezen dus waarschijnlijk
nog een laatste wanhopige poging
zullen doen om zich tegen het Ameri-
kaansche gezag te verzetten.
Balfour en Salisbury hebben, res
pectievelijk in het Engelsche Lager-
en Iloogerhuis, verklaringen afgelegd
omtrent de overeenkomst tusschen
Rusland en Engeland gesloten betref
fende de spoorwegen in China.
Lord Salisbury voegde er bij, dat
hij groot gewicht hechtte aan het tot
stand komen dezer overeenkomst,
aangezien het een teeken schijnt van
de goede verstandhouding tusschen
de twee regeeringen, die zoozeer ge-
wenscht is, terwijl hij haar tevens
beschouwde als een waarborg voor
het behoud van den vrede in een
verafgelegen werelddeel. Lord Salis-
buiy hoopte voorts dat dit verdrag
nog zou leiden tot overeenkomsten,
andere aangelegenheden betreffende.
De Engelsche pers is over het ge
sloten verdrag maar matigjes tevre
den. Volgens deze overeenkomst wordt
Engeland slechts datgenegewaarborgd,
wat hem ook vroeger niet werd be
twist; wederzijds, zeggen de bladen,
is het slechts een erkenning van vol
dongen feiten en geeft het voor de
toekomst geen anderen waarborg voor
den vrede, dan de zeer vage hoop,
dat Rusland zich zoolang in China
met zijn tegenwoordig bezit tevreden
zal stellen en zich aan het verdrag
houden, als het de handen te vol
heeft op andere plaatsen of geld
noodig heeft voor zijn binnenlandsche
ondernemingen. En de jongste be
richten van Rusland's in bezitneming
van een haven in Perzië en den ge-
projecteerden spoorweg naar de Per
zische golf zijn de rechtvaardiging
van de bezorgdheid der pers.
Te Potsdam heeft een sensationeel
duel op de sabel plaats gehad tusschen
den Prins van Siam, die zijn militaire
opleiding in Duitschland geniet en
een Duitsch officier Renée genaamd.
Bij de 7e reprise werd de Duitseher
ernstig aan hot hoofd gewondde
wond is echter niet doodelijk.
De groot-hertog en de groot
hertogin van Baden brachten Za
terdag jl te Ilausbaden een bezoek
aan H. M. de Koningin en H. M. de
Koningin-Moeder.
Ontwapenings-confereutie.
Mexico wordt ter ontwapenings
conferentie vertegenwoordigd door zijn
gezanten te Parijs en Brussel. De
vermoedelijke voorzitter van de con
ferentie, ambassadeur De Staal komt
14 Mei te 's Gravenhage. De Oranje
zaal van het Huis ten Bosch, dienende
als groote vergaderzaal, wordt inge
richt voor 100 plaatsen, behalve de
tafels voor het comité en het secre
tariaat. Aan het personeel van het
bureau zullen nog toegevoegd worden
onze gezantschapsattaché's te Parijs,
Brussel en St Petersburg. De ver
gaderingen zijn niet publiek, maar
er komen beknopte mededeelingen
omtrent het verhandelde voor de pers.
Over de credietaanvraag aan de Tweede
Kamer zal een eindverslag van het
afdeelingsonderzoek verschijnen ter be
spoediging.
PLAATSELIJKE BERICHTEN.
In de Vrijdagavond gehouden
vergadering van het plaatselijk Depar
tement der «Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen" werd het overlijden
herdacht van don heer D. Klerk, ge
durende lange jaren Eerelid van het
Departement.
Tot bestuurslid werden gekozen de
heerenN. van Veen, dr. Ph. H.
Peyrot en kolonel J. D. Rolandus
Hagendoorn.
Tot afgevaardigde naar de Alge-
meene vergadering werden gekozen
de heer M. L. Celosse tot zijn plaats
vervangers de heeren mr. J. C. H.
Prikken en D. Gerritsen.
De Rechtbank te Utrecht ver
oordeelde: D. K. en H. M., te Amers
foort, beklaagd van diefstal van drie
dennenboomeri in een bosch van dr.
VerLoren van Themaet, te Hoogland
op 28 Januari gepleegd, tot 14 dagen
gevangenisstraf; en P. H. te Amers
foort, beklaagd van diefstal van een
geldzakje waarin ongeveer f 6.85 in
den wdnkel van G. Boekenoogen en
ten nadeele van J. van B., op 24
Februari gepleegd, tot 3 maanden
gevangenisstraf, en eischte tegen H.
II. en G. G. K., twee oud-Indische
militairen uit Hoevelaken, die 10 Fe
bruari elkaar eens volgensUlle regelen
der kunst te lijf gingen, en waarbij
de 71-jarigen H. zijn vroegeren krijgs
makker met een stok verwondde, 3
weken gevangenisstraf.
Dat April dit jaar wederom ge
tuigd heeft van haar wispelturigheid
kan ook hieruit blijken, dat uit den
Regenmeter alhier is afgetapt 9.05
m.M. neerslag, gedurende 17 regen
dagen daarin verzameld.
Verleden jaar viel in 11 dagen
352.5 m.M.; in 1897 werd 65 5 m.M.
in 1896 slechts 18.5 n.M. verzameld.
In de vacature, ontstaan door
het vertrek van den heer S. van Eind
den is gekozen tot parnassijn, lid van
het Dagelijksch bestuur van den
Kerkeraad, der Ned. Israëlietische
Hoofd-synagoge alhier de heer E. L.
Visser.
In eene Algemeene vergadering
der «Garanten-vereeniging" werden
de aftredende Bestuursleden, de heeren
A. M. Tromp van Holst, A. J. Ebeling
en jhr. \V. H. J. van de Poll, bij
acclamatie herkozen, terwijl hun dank
werd gebracht voor de vele en goede
zorgen in het nu geëindigd vereeni-
gingsjaar.
Het ledental bedroeg op 1 Mei 157,
van welke 7 wegens vertrek als an
derzins bedankten, doch waarnaast
32 nieuwe leden zich aanmeldden,
zoodat het 1 November bedroeg 182
en, door verschillende mutatiën, op
31 April jl. 170.
Er werden 5 zeer goede voorstel
lingen gegevenjammer is het, dat
deze niet altijd even getrouw werden
bezocht, en een bedenkelijk verschijnsel
werd het genoemd dat voor stukken
als «Een dolle boel" wel, voor ju
weeltjes als door het Nederlandsch
Tooneel gegeven geen geld beschik
baar schijnt.
Zonder dat over de tweede helft
van het garantie-fonds behoefde be
schikt te worden, sluit de Rekening
met een voordeelig saldo van bijna
f20.
Het bestuur ontvouwde eenige plan
nen om de comedie zaal te doen ver
beteren en ook om in den zomer
vanwege de vereeniging een of meer
concerten te doen geven.
Als deze plannen tot rijpheid zijn
gekomen en voor uitvoering vatbaar
blijken, komen wij hierop terug.
Maandagmiddag j.l. werd op
feestelijke wijze het nieuwe museum
gebouw der oudheidkundige vereeni
ging «Fléhite" geopend. Namens de
plaatselijke burgerlijke en militaire
autoriteiten hadden tal van belang
stellende leden ook van elders
waaronder ook eenige dames, aan de
uitnoodiging van het bestuur gevolg
gegeven om deze opening bij te wonen.
Nadat allen zich in een der beneden-
localen, waar het museum zijn oudste
schatten, de voorvaderlijke urnen
bergt, hadden vereenigd nam ongeveer
te half vier de Voorzitter, de heer
O. G. H. Heldring het woord en sprak
Naar het Engelsch
L. F. MEADE EN R. EUSTACE.
6)
Ik volgde haar snel. Ik geloofde niet, dat
het meisje zoo krankzinnig was als zij scheen,
maar ik twijfelde geen oogenblik, of zij had
iets buitengewoon gewichtigs op het hart.
Bij de eerste bocht kreeg ik de herberg in
het gezicht. Het was een oud gebouw, dat er
zonderling uitzag, en ik bleef een oogenblik
stil staan, om het te beschouwen.
Het huis was geheel van steen opgetrokken.
Het middengedeelte, dat vierkant was, had
twee verdiepingen, en op elk der vierhoeken
stond een ronde toren. Het huis was gebouwd
in de onmiddellijke nabijheid van de rivier vlak
naast een grooten molenvijver. Ik wandelde
naar de deur en klopte er op met mijn stok.
Zij was gesloten, en zag er al even ongezellig
uit als al het overige van de omgeving. Na
een oogenblik wachtens werd zij twee of drie
duim geopend, en het norsche gelaat eener
oude vrouw gluurde naar buiten.
«En wat is er van uw dienst?" vroeg zij.
"Een bed voor heden nacht," hernam ik;
«kunt gij me herbergen?"
Zij keek achterdochtig eerst naar mij en
daarop naar mijn photographeertoestel.
«Gij zijt, indien ik mij niet vergis, een artist,"
zeide zij, «en we moeten van hen hier niets
meer hebben.»
Zij was op het punt de deur voor mijn neus
dicht te smijten, maar ik zette mijn voet tus
schen deze en den drempel.
«Ik ben gemakkelijk te voldoen,» zeide ik,
»kunt gij me op de eene of andere manier niet
herbergen voor van nacht?»
»Het ware het beste voor u, dat gij met
ons niets had uit te staan,» klonk haar ant
woord. «Ga naar Harkhurst, dóór kunt gij
logeeren in de «Crown and Thistle».
»Ik kom daar juist vandaan,» antwoordde
ik. «Ronduit gezegd, ik ben zoo vermoeid, dat
ik geen mijl verder zou kunnen gaan.»
»Wij verlangen geen gasten in de «Castle
Inn,» ging zij voort. Hier trad zij vooruit en
keek mij in het gelaat. »Het ware het beste
voor u, dat gij vertrokt,» herhaalde zij"men
zegt, dat het hier in het huis spookt.»
Ik begon te lachen.
«Gij verwacht toch niet, dat ik dat geloof?»
zeide ik. Zij nam mij op van het hoofd tot de
voeten. Haar gelaat stond onheilspellend ernstig.
Ik wil, dat gij alles weet, sir,» zeide zij na
een pauze. »Er gebeurt iets zonderlings in dit
huis, en geen levende ziel weet, wat het is,
want zij, die het hebben gezien, hebben het
nog nooit overleefd, om de zaak te vertellen.
Het is nog niet langer dan een week geleden,
dat hier een jonge mijnheer aankwam. Hij was
even als gij, iemand met een stalen voorhoofd,
en wenschte hier ook te logeeren en wilde van
geen afwijzing weten. Ik deelde hem onom
wonden mede, en dat deed ook mijn man, dat
het hier in huis spookte. Hij luisterde er niet
naar, evenmin als gij. Welnu, hij sliep in de
eenige kamer, welke wij voor gasten beschik
baar hebben, en hij hij is daar gestorven.»
«Waaraan is hij gestorven?» vroeg ik.
«Angst,» klonk haar antwoord, kort en la-
koniek. Wenscht gij nu hier binnen te komen
of niet?»
«Ja, ik geloof aan geen spoken; ik heb be
hoefte aan een bed, en ik ben besloten bette
hebben.»
De vrouw wierp de deur wijd open.
«Zeg niet, dat ik u niet gewaarschuwd heb,»
schreeuwde zij. «Kom binnen, zoo gij volstrekt
wilt.» Zij ging mij voor naar de keuken, w a a r
een vuur op den haard smeulde.
Ga zitten, en ik zal Bindloss laten roepen,
zeide zij. «Ik kan u slechts beloven, dat ik
u een bed zal verschaffen, zoo Bindloss het
goedvindt. «Lize, kom eens even hier.»
Ik vernam den vluggen tred van een kind
in den gang, en het aardige meisje, dat ik aan
den ingang van de laan had gezien, trad binnen.
Hare oogen zochten de mijne, hare lippen be
wogen zich als om iets te zeggen, maar geen
geluid kwam er over.
»Ga je grootvader eens opzoeken,» zeide de
oud vrouw. »Zeg hem, dat er een heer is, die
een bed verlangt. Vraag hem, wat ik moet doen.»
Het meisje vereerde mij met een langen en
eigenaardigen blik, en zich vervolgens op hare
hielen omdraaiende, verliet zij de kamer. Zoodra
zij vertrokken was vestigde de oude vrouw den
blik op mij en keek me nieuwsgierig aan.
»'t Spijt me, dat gij blijft,» zeide zij; «ver
geet niet, dat ik u waarschuwde. Bedenk, dat
dit volstrekt geen eigenlij se herberg is. Het
was eens een molen, maar dat was vóór Bind-
loss's dagen en de mijne. Er kwamen 's zomers
heeren en namen hier hun intrek om te vis-
schen, maar toen verbreidde zich dat praatje
van het spook, en sinds dien tijd krijgen we
geen gasten dat naam mag hebben, slechts nu
en dan een zonderling, die niet gewenscht wordt
neen, die niet gewenscht wordt. Ziet gij,
er zijn hier drie sterfgevallen geweest. Ja,»
zij hield één van hare magere handen in de
hoogte en begon op haar vingers te tellen
»ja, drie tot op heden; drie, zoo is het. Ah,
daar komt Bindloss.» Wordt vervolgd.)