NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Ptr BON
FEUILLETON.
No. 55.
Woensdag; 12 Juli 1899.
Acht-en-twiiitigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
PREVENTIEVE HECHTENIS.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
uitsluitend voor de Lezers van dit Blad.
voor de praktijk. 50 Cent.
Een WOORDENBOEK van Kun
sten, Wetenschappen enz., verkla
rende 10.000 woorden voor slechts
50 cent. De Administratie van dit
Blad biedt tijdelijk aan
SERVAAS DE BRUIN. Woorden
boek, verklarende de beteekenis van
10,000 woorden op het gebied van
Kunsten en Wetenschappen, Industrie,
Geschiedenis, Aardrijkskunde, Mytho
logie, Techniek enz. Het geeft de
de verklaring van Kunstwoorden,
Vreemde termen, enz. In ruim 1000
kolommen druks geeft deze Encyclo-
paedie opheldering op allerlei gebied.
Het is een onmisbare vraagbaak.
Dagelijks toch komen er in Couranten,
Tijdschriften enz. woorden, plaats
namen, geschiedkundige herinneringen
voor, die het geheugen ontschoten
zijn en dan heeft men in een oogwenk
de beteekenis hiervan in dit praktisch,
hoogst nuttig en spotgoedkoop Woor
denboek. Deze Encyclopaede kost nu
tijdelijk voor onze Lezers slechts 50
Cent.
Over dit niet bepaald nieuwe onder
werp is in de pers weder eens van
gedachten gewisseld.
Eigenlijk minder over de zaak zelf.
dus niet om bet betoog te leveren,
dat het erg onaangenaam moet wezen,
door een ongelukkigen samenloop van
omstandigheden aangewezen te zijn
als de daden van een misdrijf waar
aan men op geenerlei wijze deel heeft
gehad, een poos zijn vrijheid te moe
ten missen om na eenigen tijd te
vernemen: U kunt wel weer naar
huis gaan; liet schijnt de rechterlijke
macht niet te kunnen gelukken, het
«wettig en overtuigends bewijs te
leveren dat gij u werkelijk aan het
feit schuldig hebt gemaakt.
Nu mag ook weieens erkend worden,
dat de rechtbanken in Nederland er
niet heel spoedig toe overgaan, den
maatregel toe te passener moeten
wel vrij duidelijke aanwijzingen voor
handen zijn, die grond geven voor
een sterk vermoeden. Zelfs heeft liet
mij weieens toegeschenen, dat men
nu en dan met het middel te spaar
zaam omgaat. Als iemand inet een
ongunstig verleden onder zware ver
denking staat van een misdrijf te
hebben gepleegd, en hij niettemin
vooiloopig op vrije voeten blijft, dan
gebeurt liet niet zelden, dat hij vóór
zijn oproeping ter openbare terecht
zitting nog eventjes wat gaat stelen,
om van zijn tijdelijke vrijheid nog
eenig genoegen te hebben, hetgeen
echter minder overeenkomt met de
belangen van degene, wien de eer
te beurt valt tot het voorwerp zijner
bijzondere opmerkzaamheid te worden
uitverkoren.
Maar er doen zicli ook gevallen
voor, waarin de preventieve hechtenis
blijkt het gevolg te zijn geweest van
een misvatting, en daaruit kan voor
het slachtoffer der dwaling veel ern
stigs voortvloeien. Ik spreek niet van
den blaam, die op hem geworpen is,
en die in veler oog door het vrij
sprekend vonnis niet geheel wordt
weggenomen; tegen een zoo onrecht
vaardig oordeel bestaat geen bescher
ming, en het eenige wat wij kunnen
wenschen is dit, dat de mensclien
toch zoo verstandig en zoo beschaafd
mochten worden, dat zij zich ont
houden van de zedelijk vernietigende
toepassing van een soort van lynch
wet, daar waar de justitie geen aan
leiding heeft gevonden haar straffende
hand uit te strekken. Ook, al zou
men ook een beslist voorstander zijn
van een stelsel van schadevergoeding
ten behoeve van hen die van een
preventieve hechtenis nadeel hebben
geleden, het zal wel erkend moeten
worden dat de mogelijkheid eener
taxatie van deze schade niet bestaat.
Maar er is gewoonlijk ook stoffe
lijk vei lies. Wie gevangen zit kan zijn
gewone werk niet doen dat hem en
misschien ook een gezin van het noo-
dige voorziet, zei Is gebeurt het wei-
eens, dal de preventief gearresteerde
zijn betrekking kwijt raakt, en het
lang duurt eer hij na zijn in-vrijheid-
steiling een soortgelijke terugbekomt.
Dat is zeer hard, en volkomen begrij
pelijk is het, dat voor zulke gevallen
schadeloosstelling een eisch der billijk
heid wordt genoemd. De justitie kan
nu eenmaal dat middel niet missen;
zij moet de gelegenheid behouden om
personen, die zij voor misdadigers
aanziet, of van wie kan verwacht
worden dat zij na het instellen eener
strafvervolging zich door de vlucht
aan verdere drukte zullen onttrekken,
binnen haar bereik te doen blijven.
De moeielijkheid is maar hoe
zal men liet bedrag dier schadeloos
stelling bepalen, en is liet niet
te vreezen dat, wanneer de Staat het
geleden nadeel betaalt, de rechter
meer dan thans neiging zal toonen
om door liet in hechtenis houden
van beschuldigden zijn onderzoek ge
makkelijk te maken, zoodat te ma
ken, zoodat uit de schatkist een toe
nemende som zou genomen moeten
worden. Evenwel, in onderscheiden
landen heeft de Regeering zich door
deze bezwaren niet laten afschrikken
en een wet doen aannemen, die on
schuldig gearresteerden recht op ver
goeding toekent; niet meer ectiter,
dan hetgeen voor gewoon dagelijks
onderhoud noodig is. Volledig recht
op herstel van schade, bij taxatie op
te maken, is in geen enkele wetge
ving erkend; eigenlijk geldt het meer
een tegemoetkoming, een aanvaar
ding van het beginsel, dat er iets
vergoed moet worden.
Zoo ver is men bij ons nog vol
strekt nieten ofschoon wel de
meerderheid der juristen de billijk
heid verdedigen toch is niet te voor
zien dat binnen korten tijd de
Nederlandsche wetgeving in dien zin
gewijzigd zal worden. Moet ik zeg
gen, waarom ik zoo denk, dan
veroorloof ik mij te verwijzen naar
de buitengewone onvruchtbaarheid
van allen wetgevenden arbeid in
dezen tijd van partijen en groepen
rnet haar wankelend evenwicht.
En dat vindt Mr. Boas juist een
reden, om zijn plan nader te verde
digen. De wetgever doet niets, en
de slachtoffers der onrechtvaardigheid
leggen het loodje, blijven dat doen
tot in lengte van dagen als ten
minste deze vereeniging niet wordt
gesticht. Daar is bepaald dringend
behoefte aan.
Om nu langs anderen weg het
onrecht, dat door de preventieve
hechtenis wordt geleden, zooveel
mogelijk te herstellen, heeft in «Het
Handelsblad" Mr Boas het plan geop
perd, een vereeniging te vormen, die
geldelijk de vergissingen van de rech
terlijke macht zou trachten goed te
maken.
Voor eenigen tijd heb ik gedacht,
dat we nu wel aan het eind van de
oprichting van vereenigingen zouden
zijn, oindat het onmogelijk was er
een nieuw onderwerp voor te vinden.
En ziet, daar is Mr. Boas de geluk
kige man, die waarlijk nog een ont
dekking doet. Ja, juist, dat mankeert
er nog aan. Wij moeten hebben een
hoofdbestuur en afdeelmgen, en een
centrale kas, mogelijk ook een
«eigen orgaan" maar dat is van latei-
zorg. Het voornaamste is nu maar
de kas, ten einde, zoodra er weer
iemand uit preventive hechtenis wordt
ontslagen zonder dat er een veroor-
deelend vonnis is gevolgd, dadelijk te
kunnen bijspringen en hem de schade
vergoeden die hij mocht hebben
geleden.
Het «Paleis van Justitie» doet niet
mee, en dat is jammer. Genoemd
blad ziet er in dit geval geen heil
in, een plicht van den Staat door
particulieren vrijwillig te zien over
nemen. Het is een zaak van recht
en van rechtsherstel, niet van barm
hartigheid, en wij moeten maar luide
ouze stem blijven verheffen om den
wetgever te herinneren aan een plicht,
welks vervulling niet langer mag
worden uitgesteld.
Het «Paleis" moge in hoofdzaak
volkomen gelijk hebben, het aan
bevolen middel, die luide stemver
heffing, daar geeft de wetgever heele-
maal niet om. Misschien is het wel
een beetje onze schuld, doordien we
voor allerlei dingen een keel opzetten,
in elk geval, hij, de wetgever wel
te verstaan, lijkt wat doof te zijn ge
worden. Mogelijk ook wat onver
schillig, waardoor hij eindelijk zegt:
Schreeuw maar loe, het helpt je toch
niet, de wijzen kennen hun tijd.
Met alle respect voor het denkbeeld
en het plan van den schrijver in het
«Handelsblad" geloof ik toch er
nog iets beters op te weten. Niet
dat ik hem ook maar het geringste
deeltje van de eer zijner vinding zou
willen ontrooveneerlijk moet ik be
lijden, niet op de gedachte te zijn
gekomen dan na kennis gemaakt te
hebben met zijn ontwerp, wat ik mij
verooi loof aan te bieden, is een soort
van amendement, niets meer.
Welnu dan, preventief te wor
den gevangen gezet behoort tot de
onaangenaamheden, die den rustigen
gang des levens komen verstoren en
iemand als een dakpan op het hoofd
vallen. Geen menseh zou mogen be
weren, dat hij er niet aan bloot staat,
want men kan plotseling in zeer won
derlijke omstandigheden en verwik
kelingen geraken.
Wat geldelijke nadeelen betreft,
voortvloeiende uit gebeurtenissen, die
wij onder de ongelukken mogen rang
schikken, deze kan men aanmer
kelijk verminderen, door ze onder
elkander te verdeelen en gezamenlijk
te dragen. Gij begrijpt waar ik heen
wil, naar de toepassing van het
algemeen hulpmiddel, dat bruikbaar
is voor honderd dingen boven en be
halve die, waarvoor het nu reeds
wordt aangewend, de verzekering.
LI LfDL'
Naar het Engelsch
VAN
DAYRELL TRELAWNEY.
8)
«Ik begrijp uw schrijven niet best,» begon
ik. «Gij verklaart, dat uwe vermoedens juist
zijn. Wilt gij daarmede te kennen geven dat
Mrs Gordon Lieth den rosen diamant heeft
gestolen
Miss Alexander keek mij aan.
«Dat verklaarde ik niet,« antwoordde zij.
«Dat is een bloote ontwijking gij opperdet
vermoedens met dat doel.«
»Ja," stemde zij toe, «ik had miine vermoedens."
«Miss Alexander, indien gij Mrs Gordon
Lieth verdenkt, zou het dan niet eerlijker zijn,
dat gij haar in deze kamer riept en uwe ver
moedens in hare tegenwoordigheid uitspraakt?«
«Dat kan ik niet doen.«
«Waarom niet?"
«Omdat zij Engeland heeft verlaten.»
Dit antwoord sloeg mij erg uit het veld.
«Waarom verliet zij het? Ten gevolge van
uwe beschuldigingen?»
«Ja.»
Er ontstond een oogenblik stilte, daarop
zeide ik
«Gij hebt iets wreeds gedaan, en weet dat.
Gij hebt eene onschuldige vrouw beschuldigd
van diefstal van een juweel, hetwelk gij zeer
goed wist, dat vóór de stoep van Howard
Park lag, wddr Lady Howard zelve het gis
teren vond.
«Ah!» zeide Miss Alexander eer fluisterend,
dan overluid.
Het kwam mij voor, dat een zweem van
zegevierende overtuiging mij in haar toon tegen-
klonk. Ik keek haar met een gevoel van be
slisten afkeer aan.
«Mrs Lieth zal blijde zijn, liet zij er op
volgen.
Het was mij niet ïecht duidelijk, hoe ik
deze opmerking had te verstaan. Ik stond op
en greep mijn hoed.
Wij groetten elkander stijf. Toen ik de deur
knop reeds in de hand had, riep Miss Ale
xander mij terug.
»'t Is alles heel eenvoudig,» zeide zij indien
gij inderdaad wenscht te weten, wat er is
gebeurd, zal ik u, zoo gij dddr plaats wilt
nemen, van den aanvang af alles vertellen.
Uw achterdocht ontstemde mij onwillekeurig
gij hebt u werkelijk niet aardig tegenover
mij gedragen maar daar ik liever niet ver
keerd door u beoordeeld word, zal ik u ver
klaren, wat er heeft plaats gehad.
«Toen ik bij Mrs Gordon Lieth binnentrad
om haar te bezoeken, vond ik haar zenuwachtig
en ontroerd. In het eerst was zij nijdig, dat
men mij tot haar had toegelaten, maar weldra
smeekte zij mij te blijven en haar te verplegen,
opdat er geen quaestie van geneeskundige hulp
zou zijn. Ik bleef bereidvaardig. Ik was haar
naar de stad gevolgd, weinig vermoedende, dat
ik zoo gelukkig zou zijn de navorschingen
voort te zetten, waartoe ik besloten was. Gij
zult u herinneren, dat mijn besluit, Howard
Park te verlaten, plotseling werd genomen.
Ik zal u de redenen daarvoor kortelijk meê-
deelenhet was de ontdekking dat de dief,
die den rose diamant stal, ook een veel zeld
zamer en kostbaarder juweel had meêgenomen.»
«Maar,» viel ik haar in de rede, »ik dacht
dat de rose diamant het eenige edelgesteente
was dat gemist werd ik weet, dat Lady
Howard zelve mij meedhelde, dat het het kost
baarste juweel in haar woning was.»
"Daarin vergiste zij zich,« hernam Miss
Alexander kalm. «Het andere juweel dat te
gelijker tijd verdween, was oneindig veel kost
baarder. Het was een robijn, welke mij toe
behoorde.
«Ik weet waarover gij u verbaast,» ging zij
voort; «hoe die in het bezit van een gouver
nante kwamvolmaakt eerlijk, dat verzeker
ik u op mijn woord. Op het oogenblik dat
ik mijn verlies ontdekte, toen ik na afloop
van het diner in mijn kamer kwam, vond ik
ook een zakdoek op mijn tafel, welke Mrs.
Gordon Lieth's initialen droeg de dienst
maagd had hem, zooals zij zeide, op den grond
gevonden. Ik kwam daardoor tot de over
tuiging, dat Mrs. Lieth, indien zij ook al niet
schuldig was, toch onder zware verdenking
lag. Ik besloot, het mocht kosten wat het
wilde, haar naar de stad te volgen, en gij hebt
gezien, met welken uitslag ik dat deed. Toen
ik ontdekte, dat de temperatuur van Mrs
Lieth nog hoog bleef, begon ik mij ongerust
te maken. Ik vroeg haar te vergeefs naar
hare ongesteldheid, en mijn onrust nam toe,
toen de temperatuur eensklaps daalde, en zij
langdurige flauwtes kreeg. Gedurende een van
die aanvallen merkte ik op, dat de eene hand
warmer dan de andere, en min of meer ge
zwollen was. Hoe groot was mijn ontzetting
en verbazing, toen ik, haar mouw opschuivende,
een pijnlijke wond aan haar schoonen arm
ontdekte. Ik had mij nauwelijks van mijne
verbazing hersteld, toen zij weer tot bewust
zijn kwam en zag wat er had plaats gehad,
waarop zij vreeselij k kinderachtig begon te huilen
(Wordt vervolgd.)