NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor da Provincie Utrecht.
No. 57.
Woensdag 19 Juli 1899.
Acht-en-twiiitigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG liiV ZATEIiDAG.
KIESRECHT.
IjÏÏlfËMANÏK^
FEUILLETON.
DE VOLLE WAARHEID.
Amersfoortsche Courant
A BONIVEIU E N T S P R IJ S
Per
3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De gemeenteraadsvei kiezingen, waar
mede wij ons op de oneven jaartallen
hebben bezig te houden, behooren
voor 1899 weer tot de geschiedenis;
althans op weinige uitzonderingen na
en opnieuw hebben wij gelegenheid
gehad opmerkingen te maken over
de bijzonder groote belangstelling,
die onze laridgenooten plegen aan den
dag te leggen voor een handeling,
door welke wij ons aandeel toebren
gen aan het bestuur van de plaat
selijke gemeenschap.
In een groot aantal kleine gemeen
ten heeft men dat zaakje heel kalm
in orde gebracht. Er werden eenige
kiezers uitgenoodigd orn hun hand
teekening te plaatsen op een lijst,
bevattende de namen der periodiek
aftredende leden van den Raad die
alzoo opnieuw candidaat werden ge
steld met die lijst begaven een paar
van hen zich op den aangewezen tijd
naar het Raadhuis, eri alles was afge-
loopen dewijl er geen tegen-candidate:)
waien voorgedragen. Dit iseen hoogst
eenvoudige manier, waaraan nog het
voordeel is verbonden dat zij de ge
meenle bijna niets kost.
Het ware indeidaad te wensclien
dat men er wat meer naar streefde,
ook in de grootere gemeenten, om
het veikiezingsweik tot deze enkele
aangifte te beperken. Gewoonlijk
wordt gezegd dat bij de keus van
leden van den gemeenteraad de
«politiek" op den achtergrond kan
blijven hoofdzaak is, mannen te vinden,
die de bekwaamheid bezitten, den
ijver niet missen en ook den noodigen
tijd hebben om de zaken der gemeente
zoo gaande te houden, dat geen tak
van bestuur wordt veronachtzaamd
en dat rekening wordt gehouden met
de draagkracht der ingezetenen, die
onafhankelijk genoeg zijn om hun
eigen opinie te verdedigen, en haar
alleen dan prijs te géven als het blijkt
dat niet anders dan door zekere op
offeringen van persoonlijk inzicht het
doel, naar hetwelk gestuurd wordt,
geheel of gedeeltelijk is te bereiken
Wanrieer de in de gemeente aan
wezige politieke partijen, wier gelijk
heid van rechten waarlijk geen
erkenning behoeft, in den Raad vrijwel
evenredig zijn vertegenwoordigd, dan
moest men, ter wille van den vrede,
dat zoo laten, maar niet telkens weer
den strijd aanbinden in de lioop van
een of twee zetels te veroveren,
niet ter wille van een hoog beginsel,
maar meestal om een persoon van
eigen kleur de plaats te doen innemen,
vanwaar men een ander zoekt te ver
jagen.
Intusschen naarmate onze eeuw,
en wij rnet haar, ouder worden, schijnt
wel de strijdvaardigheid op hel
papier! toe te nemen. In slecht
bezochte vergaderingen van kiesver-
eenigingen hoort men allerlei wen-
schen uitspreken, waaraan door de
«zittende" leden niet is voldaan; er
moeten dus andere gekozen wot den,
en handteekeningen onder een can-
didatenlijst zijn gemakkelijk genoeg
te verkrijgen. Zoo gebeurt het niet
zelden, dat personen tegenover elkan
der worden geplaatst, die eigenlijk in
geen enkel opzicht van elkander ver
schillen, behalve dat de een is, waai
de ander verlangt te komen. Want
er zijn werkelijk menschen, die het
bezetten van een plaats in den ge
meenteraad beschouwen, als een
bevrediging hunner eerzucht, en dat
is voor hen ook voor hun vrienden,
een afdoende reden.
De uitslag hangt voor een deel af
van den ijver, dien vrienden en voor
standers betoonen in het aanspoien
van minder trouwe kiezers, - maar
voor een nog veel grooter dee! van
de laksehheid der tegenpartij. Als
de politieke opvoeding van ons volk
zoover gevorderd mocht zijn, dat ieder
besef had van de waarde van zijn
burgerschapsrecht, dan zouden die
opwekkingen om toch vooral nie.t
thuis te blijven, niet te pas komen;
zij ontaarden riiet zelden in een
stemmen-werverij, waardoor de vrij
heid der verkiezing tot een bespotting
wordt gemaakt.
En toch, zoozeer is dit misbiuik
een gebruik geworden door het ge
woonterecht gewettigd, dat waar men
er zicli van onthoudt, of er zich maar
spaarzaam van bedient, de nederlaag
vrij waarschijnlijk wordt. Men spreekt
d.ui van «gebrekkige organisatie", en
somtijds wordt het belachelijk schouw
spel vertoond, dat zij, die door hun
wegblijven mede de oorzaak zijn ge
weest van een door hen niet gewensch-
ten uitslag, en den leiders een ver
wijt van maken dat dezen geen belei e
maatregelen hebben genomen
Ik zou deze dingen evengoed ecu
paar weken vroeger hebben kunnen
schrijven, toen het veikiezingsweik
nog in vooi bei eiding was, maar dat
had aan de zaak zelve niets veranderd.
Het gebrek aan ijver en, waar
noodig, aan samenwerking, waarover
wij te klagen hebben, is geen ver
schijnsel van enkele dagen, het is
een algemeene kiezers-ziekte; en
inzonderheid als liberale kiezers,
dat w il zeggen zij die, wanneer het
hun op den man af gevraagd werd,
verklaren zouden te behoorer. tot een
der fracties van de liberale partij,
zijn cr in niet geringe iriate door
aangetast. Vandaar dat iu verschil
lende disti ieten van groote gemeenten,
waar numeriek de vrijzinnige par
tijen de oveihand hebben boven de
vereenigde kerkelijke richtingen, dezen
toch bij de stembus de meerderheid
halen. Er moet iets zeer bijzonders
zijn, dat de liberalen aandrijft hun
tenten te verlaten; ontbreekt dat
bijzondere, dan is er ook voor hen
geen aanleiding om zich eenige
moeite te geven. En dan nog gaan
zij er niet licht toe over, hun stern
te geven aan iemand die, ofschoon
wel de hoofdbeginselen der partij
toegedaan, een tintje meer of een
zweempje minder geavanceerd is dan
de zeer kieschkeurige kiezer.
Wat hier is opgemerkt strook niet
geheel met hetgeen eenige regels
hooger is geschreven, waar de poli
tiek van de gemeenteraadsver
kiezingen werd afgescheiden. Die
tegenstelling is slechts schijnbaar-
indien beide partijen in onderling
ovflerleg konden besluiten, haar te
laten op liet terrein waar zij eigen
lijk thuis behoort, dan ware zulks
zeer aan te bevelen. Ziet roeit even
wei bij de gemeentelijke stembus aan
één zijde dezelfde leuzen voorop schui
ven als bij de verkiezingen voor de
Tweede Kamer, en worden daar de
zelfde afspraken van wedei keerigen
steun gemaakt, dap. is de an
dere partij wel verplicht, hetzelfde
standpunt m te nemen, en haar plan
van verdediging in te richten naai
de tactiek, bij den aanval gevolgd.
Dat hebben in vele gevallen rle
liberalen niet gedaan, en zij onder
vinden cr de gevolgen van.
Daarbij hebben zij nog een hin
derlijke eigenschap. Zij zijn hard-
Jëersch. Zij piofueeren zoo weinig
van de lessen der ondervinding. Als
er tegenover de aansluiting, die van
de overzijde met onvermoeide» ijver
is tot stand gebracht en die in weer
wil van kortstondige kibbelarij tjes, op
critieke oogenblikken krachtig wordt
gehandhaafd, niet komt een concen
tratie, een samentrekking van al de
vrienden van den vooruitgangals
de tragen en lauwen met met meer
belangstelling worden bezield ten
opzichte vau de publieke zaak, dan
loopen wij gevaar, met elke verkiezing
meer af te drijven in de richting,
waarin de Belgische Staatsinstellingen
ons zijn voorgegaan, en waarvan wij,
slechts weinige dagen geleden, de
heerlijke vruchten hebben kunnen zien.
Dreyfus.
De Figaro is wederom begonnen
ken betrekking hebbende op de Drey-
fus-zaak. Het eerste stuk is de tekst
van de klacht wegens oplichting tegen
Eslerhazy. Het tweede is liet adres
van Christiaan Esterhazy aan den
procureur der republiek.
Behalve oude, bekende feiten, wordt
iu dit stuk medegedeeld, dat comman
dant Esterhazy aan Christiaan heeft
verteld, zirli nooit van den naam
Rothschild te hebben bediend om
geld te verkrijgen, wat later gebleken
is wel waar te zijn.
Quesnay de Beaurepaire is te Rennes
om zijn verklaringen af te leggen
voor den griffier van den krijgsraad.
Een zestigtal vrouwen uit alle stan
den hebben Zaterdag mevrouw Dreyfus
te Rennes opgewacht toen zij de ge
vangenis verliet, om haar te begroe
ten. Mevrouw Dreyfus heeft zich
aan deze betooging onttrokken, door
in een rijtuig weg te rijden.
Havet. die ex-minister Lebon heeft
doen spreken, beantwoordt diens schrij
ven in de Figaro, waarin hij vol
houdt Lebon een «beulsknecht" te
noemen. Vooral liet ketenen van
Dreyfus, dal Havet ten eetienmale
onnoodig acht, vindt hij het aller
laagste wat bedacht kon worden.
Mr. Demange, Dreyfus' advocaat,
heeft zich eindelijk uitgelaten tegen
den specialen correspondent te Ren
nes van de Daily Telegraph. Volgens
dat interview bevindt Dreyfus zich
zoowel moreel als pliysiek in een
gunstigen toestand. «Hij kent nu,"
vertelde Demange, «zijn zaakzijn
scherpe blik en zijn doordringend
verstand hebben mij verrast." Op
de vraag, .wat Dreyfus heeft gezegd,
toen hij de waarheid omtrent zjjn
proces vernam, antwoordde Demange:
«Ik kan u niet schilderen, hoe ont
zettend getroffen hij was. Maar hij
uitte geen woord van toorn of ver
wijt, toen hij van de misdaden hoorde,
die begaan zijn, om de waarheid te
verstikken Ik spreek hier niet van
1894. Dreyfus' rechters handelden
met de publicatie van een serie stuk- toen volkomen ter goeder trouw,
(Verbaal van een Procureur)
Naar het Engelsch
VAN
HUGH CONWAY.
1)
Van al de tbans levende menscben ben ik de
eenige, wien bet juiste verloop en de samen-
bang eener zaak bekend is, welke v<5<5r jaren
groot opzien verwekte, en waarvan ik in bet
bier volgende verbaal den sluier, welke de
ware toedracht verborgen hield, wil wegnemen.
Ofschoon ik bijkomende omstandigheden en
bij zonderbeden een weinig wijzig, en ook aan
de personen, die in deze ontzettende tragedie
een rol speelden, andere namen geef, boud ik
mij toch iu mijn verbaal zoo getrouw aan de
feiten, dat allen, die er bij betrokken waren,
spoedig zullen ontdekken, van welk treurig
geval bier sprake is.
Het was den morgen van den zeggen wij
20sten Februari 1870 dat ik op het gewone
uur, half negen, mijn kantoor binnentrad, en,
nadat ik de ontvangene brieven vlug bad door-
geloopen, mijn eersten klerk, een beproefd man,
die mijn volle vertrouwen bezat, belde.
«Zijn de stukken voor den Heer Nortkwick
gereed vroeg ik, toen bij in het vertrek
verscheen.
"Volkomen», antwoordde Wilson, die, daar
bij vermoedde, waarom ik hem belde, de be
doelde papieren bad medegebracht.
Ik legde die in de vereisebte volgorde vóór
mij op de tafel, en nadat ik ze doorgezien en
mij overtuigd had, dat alles behoorlijk in orde
was, verwachtte ik mijn cliënt, die ze van zijne
handteekening moest voorzien.
Roland Northwick was niet alleen mijn
cliënt, maar ook een mijner beste vrienden.
Zijn vader bad reeds de behandeling zijner
zaken aan mij toevertrouwd, en daar ik, wat
den leeftijd betreft, tusscken de beide ge
slachten in stond, bad ik het geluk gehad,
met den zoon in even vriendschappelijke be
trekking te komen, als met den vader, zoodat
na den dood van den laatste, alle rechts
kundige aangelegenheden der familie in mijne
handen bleven.
De zaak, welke mij thans, in gevolge de
opdracht van Roland, bezighield, was voor
mij een zeer verblijdende. Hij wilde namelijk
binnen kort in Let huwelijk treden, en de
partij was in elk opzicht goed en gewensebt.
Mejufvrouw Musgrave, de dame zijner keuze,
was va,n goede familie, vermogend, en vóór
alles een zeer schoon en beminnelijk meisje.
Alles was gemakkelijk en naar wensch gegaan,
er waren geene zwarigheden uit den weg te
ruimen, geen onaangenaamheden met de bloed
verwanten van den eene of andere zijde te
overwinnen geweest, en naar alle menschelijke
berekening moest de verbintenis beiden per
sonen tot geluk en zegen strekken.
Ik hield veel van Roland, daar ik hem even
wel van zijne jeugd of kende, ontzag ik mij
ook niet, hem af en toe over enkele zaken
uit zijn leven als vrijgezel, welke mij ter ooren
kwamen, te onderhouden. De meeste van die
zaken behoorden evenwel tot de gewone mis
slagen van jongelieden, en ik hield mij vast
overtuigd, dat zijn huwelijk en met name zijn
huwelijk met een schoon, jong meisje, dat hij
werkelijk beminde, hem op andere wegen zou
leiden en niet weder tot die jeugdige dwa
lingen doen vervallen. Ja, ik koesterde een
zoo goede meening van den jongen man, dat
ik hem zonder de minste bedenking het geluk
van mijne eigene dochter zou toevertrouwd
hebben.
Roland bezat een aanzienlijk vermogen, en
daar ik verschillende zaken, zijne bezittingen
betreffende, geregeld wensch te te zien, eer hij
in het huwelijk trad en de lange huwelijksreis
aanvaardde, had ik mij ijverig van mijD plicht
in deze gekweten, en hij had beloofd, dat hij
heden morgen tegen tien uur in mijn kantoor
zou verschijnen, om de verschillende acten en
stukken te onderteekenen. Maar het was half
elf geworden, en hij was er nog niet. Daar
ik wist, dat hij nog in den loop van den voor
middag Londen dacht te verlaten en de bedoelde
papieren van groot gewicht waren, wachtte
ik met tamelijk ongeduld op zijne komst.
Nog eenmaal overzag ik de stukken, en
zeide daarop tot mijn bediende: «Wellicht
beeft Northwick mij niet goed verstaan, en
verkeert hij in den waan, dat ik bij hem kom.
Ik zal derhalve een vigilante nemen en mij
naar de Jermynstraat laten rijden. Mocht hij
intusschen hier verschijnen, verzoek hem dan,
dat hij wacht, tot ik terug ben.»
Roland Northwick bewoonde als vrijgezel
een huis in de Jermynstraat. Zijn eigen huis
in de stad was sinds den dood zijns vaders
verhuurd, en ik dacht er met genoegen aan,
dat Roland, van de reis teruggekeerd zijne
tegenwoordige woning verlaten en, het ouder
lijk huis betrekken zou.
Weinige minuten later hield het rijtuig in
de Jermynstraat stil, ik stapte er uit en had
juist de bel gegrepen, toen de deur eensklaps
werd opengerukt en er een man uitvloog, die
mij bijna omverwierp. Het was Roland's pal
frenier, een achtingswaardig man, dien ik van
aanzien zeer goed kende. Wordt vervolgd.