NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 63. Woensdag 9 Augustus 1899. Acht-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BUITENLAND. DE VOLLE WAARHEID. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Bijt. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Er ontstond oenige beweging onder de zeer nieuwsgierige menigte, doch de soldaten hadden geen moeite om de orde te handhaven. Geen enkele kreet werd gehoord en geen enkel gebaar gezien. De troepen keerden onmiddellijk naar de kazerne terug. Hiermede was de gedenkwaardige eerste zitting van het tweede Dreyfus- proces afgeloopen. Den geheelen dag had zoowel in als buiten de rechtszaal de grootst mogelijke rust geheerscht. Te 11 uur was de zitting afgeloopen en verspreidden zich de belangstel- leuden door de stad om het gehoorde te gaan bespreken en te kwart over elf uur werd Dreyfus weer naar de Manutenlion gebracht, zonder dat eenige manifestatie plaats had. Nog een enkele bijzonderheid die wel vermeldenswaardig isToen Picquart met Forzinetti en Freystatter de getuigenzaal binnenkwamen, werd algemeen opgemerkt, hoe de generaals hun den rug toekeerden zonder te groeten. Het is ook wel eenigszins te begrijpen, dat Mercier c.s. de eerlijke officieren niet in het gezicht durfden te zien. Het is te begrijpen, dat Dreyfus, na het langdurig verhoor zeer ver moeid was. Hij schreef enkele punten op, waarover hij nieuwe ondervraging verwacht. Mevrouw Dreyfus bezocht hem gis termiddag om 2 uur. De kapitein toonde zich vooral nieuwsgierig naar de indrukken van het publiek, die over het algemeen gunstig moet zijn. Het geheime dossier schijnt hem vooral belang in te boezemen; hij vraagt zich af, wat men hem daaruit zal vertoonen. De verdedigers, door den corres pondent van den Figaro ondervraagd, verklaarden zich voldaan over de eerste zitting. Kolonel Jouaust leidt de debatten, zeide zij, zooals wij dat wenschen. Hij stelt nauwkeurig de beschuldigingen op; op ons rust de taak, che te vernietigen. Rennes, 7 Augustus. Te 7 ure 's morgens is de stad volkomen kalm, er heerscht alleen eenige levendigheid in de omgeving van het lyceum, waar meer dan 300 Fransche en vreemde journalisten verzameld zijn. De ge rechtszaal is volkomen in orde gebracht men heeft boven de leden van den krijgsraad een Christusbeeld geplaatst. Zoodia de zaal wordt geopend, stormen de journalisten, op gevaar af hun nek te breken, naar hunne banken. Mrs. Demange en Labori komen met hunne secretarissen. Dreyfus werd te 7 uur 10 min. uit de gevangenis geleid, geëscorteerd door officieren der gendarmerie; hij gaat tusschen eene dubbele haag van soldaten, zoodat weinig personen uit het publiek hem kunnen zien. Onder de getuigen is Casinrir Perier, gezeten tusschen de generaals Billot en Chanoine de andere oud-ministers van oorlog, Zurlinden, Mercier en Cavaignac zitten daar achter. Eenige manifestaties met kreten »leve het legera hebben zich voor gedaan bij liet binnenkomen der generaals. Kolonel Picquart wordt toegejuicht door zijne vrienden, waarop men antwoordt met eenige kreten «hou De deurwaarder kondigt de komst van den krijgsraad aan. Bij het binnentreden van den krijgs raad presenteeren de troepen het geweer, kolonel Jouaust vei klaart de zitting voor geopend en gelast den beschuldigde binnen te voeren. Aller blikken richten zich op Dreyfus, die binnenkomt, begeleid door een officier der gendarmerie. Dreyfus draagt een nieuwe uniform van kapitein der artillerie, bij loopt met opgeheven hoofd, doch zonder ostentatie. Zijne kortgeknipte haren zijn zeer grijs geworden, zijn gelaat is niet veel veranderd. Hij maakt een militair saluut voor de rechters en neemt plaats met zijn rug naar het publiek. Op uitnoodiging van den president noemt hij zijn leeftijd en rang, vervolgens leest de griffier liet arrest van het hof van cassatie voor. Daarna wordt overgegaan tot de lezing der acte van beschuldiging van 1894 en eindelijk tot het oproe pen der getuigen. Esterhazy is niet verschenen. De president leest daarop de lijst der dooi de verdediging gedagvaarde getuigen. Generaal Chanoine en de lieer Paléologue worden niet als getuigen opgeroepen wegens hun oflicieele opdracht om liet geheime dossier te verklaren. De regeringscommissaris merkt op, dat het onderzoek van liet geheime dossier nog vier dagen in beslag zal nemen, hetgeen eenige uitroepen van »oh 1" verwekt. Onder de niet verschenen getuigen is ook de heer Dupuy. Majoor Carrière meent dal de af wezigheid van Esterhazy niet behoeft te beletten om met de behandeling voort te gaan en maakt omtrent de overige getuigen zijne resenes. De zitting wordt voor een oogen- blik geschorst. Na do heropening leest de president een vonnis voor, verklarende dat er geen termen zijn de zaak wegens de afwezigheid van enkele getuigen lot een volgende zitting te verdagen. Gedurende de voorlezing van de acte van beschuldiging van 1894 was Dreyfus volkomen kalm gebleven, de president gaat thans over tot liet verhoor van den beklaagde. Antwoordende op de eerste vraag, verklaart Dreyfus geene geheime stuk ken aan eene vreemde macht te hebben geleverd: nik ben onschuldi gelijk ik gedurende vijf jaren niet heb opgehouden te betuigen; ik ben onschuldig, kolonelroept Dreyfus uit, met tranen in de oogen. De president: «Dus gij ontkent?" Dreyfus schreeuwt uit: »Ja, kolo nelSensatie. Het verhoor is zeer nioeielijk te verstaan. Üp eene verdere vraag ant woordt Dreyfus, dat hij slechts heeft gekend dealgemeeneinsti uctieomtrent de pneumatische rem, maar niet in de gelegenheid is geweest om met liet kanon no. 120 te zien schieten of inanoeuvreeren. In liet algemeen ontkent Dreyius alle feiten, die hem ten laste worden gelegd. Wanneer hij iets niet ontkent, zegt hij dat hij zich de zaak niet meer herinnert. De deurwaarder vertoont den be schuldigde het borderel. De president vraagt hem, of hij liet herkent, als van hem afkomstig. Dreyfus verdedigt zich krachtig tegen de beschuldiging dat hij er de schrijver van zou zijn. Hij erkent in Duitschland te zijn ge weest, docli niet meer dan drie ma len. Doch gedurende zijn verblijf aldaar ging hij nooit uit. Hij ontkent de Duitsche manoeuvres in de omstreken van Mülilhausen te hebben bijgewoond of het geweer model 1886 aan een Duitsclien dra gonder-officier te hebben getoond. Hij beeft nooit onbescheiden vragen aan zijne kameraden gedaan. Hij begaf zicli niet naar Brussel in 1894. Antwoordende op de desbetreffende viaag aan den president zegt bij geen intieme verstandhouding te hebben gehad met een dame in de rue-Bizet. lie president merkt op, dat er geen sprake is van inunoreele verstand houding, doch die vrouw was een spion. Dreyfus zegt, dat hij aan haar werd voorgesteld door majoor Gendron, van den inlichtingsdienst. Op een vraag van den president vei haalt Dreyfus van het bezoek dat hem na zijn veroordeeling door Du Paty de Clam was gebracht, die hem vroeg, of hij geen inlichtingen zonder belang had verstrekt, om daarvoor andere to kiijgen. Dreyfus had toen geantwoord: «Neen". Ik voegde erbij, dat liet niet aanging een onschuldige te veroordeelen en vroeg hem den minister van oorlog te verzoeken licht te verschaffen omtrent deze zaak. Ik heb niet tot Du Paty gezegd, prekende van een buitenlandschen militairen attaché: »Ik zou hein met een dolk de keel doorsteken." Ik heb verzocht, dat men de vreemde mili taire attachés zou ondervragen en dat rnen hun het mes op de keel zou zetten om hen te doen spreken. De voorzitter vraagt of kapitein Lehrun-Renaud er was op den dag van de degradatie. Dreyfus antwoordt: »Jk heb niets tot hem gezegd". Eigenlijk was 'tgeen ik sprak een soort van afgebroken monoloog. Ik wilde mijne onschuld een ieder in 't gezicht zeggen. Ik heb tot Lebrun gezegd»Ik wil mijne onschuld in liet aangezicht van het volk uitroepen". De voorzitter vraagt: Hebt gijniet gezegd «De minister weet wel, dat als ik stukken heb uitgeleverd Dreyfus antwoordt: Neen. Als ik gesproken heb van den minister, die wist dat ik onschuldig was, dan zin speelde ik op liet gesprek, dat ik niet Du Paty gehad had. V. Waarom steldet gij een tijd van drie jaar toen gij zeidet, dat uwe. onschuld aan het licht zou komen Gij moest toch verlangen dat zij eerder aan den dag kwam! A. Wanneer ik een termijn van drie jaren heb genoemd, dan is dit geschiedt omdat inen weigerde aan stonds licht te verschaffen, daar de buitenlandsclie politiek zich er tegen verzette en ik niet kan hopen, dat de waarheid bekend zou worden vóór 2 a 3 jaren Op verzoek van den regeerings- commissaris Carrière, is met 5 tegen 2 stemmen besloten, dat de deuren gedurende vier dagea zullen worden gesloten tijdens de mededeeling van het geheime dossier. Bij liet uitgaan is geen enkel inci dent voorgevallen. Rennes7 Augustus. Bij het uitgaan liep Dreyfus in vaste houding en zeer kalm. Ilij draaide liet hoofd niet om. FEUILLETON. (Verhaal van een Procureur) 7) Naar het Engelscli VAK HUGH CONWAY. Thans, vijf jaren na Roland's dood, toen ik tot de ervaring kwam, dat ik niet meer zoo jong was als vroeger, nam ik het besluit wellicht ook door een gevoel van recht en billijkheid daartoe geleid Wilson aan te bieden mijn compagnon te worden. Hij werkte nu sinds acht jaren op mijn kantoor, zijn ge- dt\drag, in één woord zijn geheele houding was onberispelijk geweest, bovendien was hij een Jsteker jurist, mijne cliënten mochten hem qrae lijden, en derhalve achtte ik het on veel verstandiger, hem, dien ik kende olkomen vertrouwde, tot mijn compagnon piezen, dan eenig ander collega, omtrent soliditeit ik nog in het onzekere ver- le ofschoon ook het laatste in geldelijk fcht oneindig veel voordeeliger was. erhalve deelde ik Wilson mijne welwillende unen mede, en voor de eerste maal nam ik teekenen van werkelijk gevoel aan hem waar. Hij werd vuurrood, en ik begon reeds te ho pen, dat het mij gelukken zou op meer ver- trouwelijken voet met hem te komen, als wij eenmaal als gelijken tegenover elkander ston den, toen hij mij, tot mijne niet geringe ver bazing, na een oogenblik van aarzeling, ten antwoord gaf: nik ben u inderdaad grooten dank verschuldigd, Mijnheer Maitland ik hen u zeer dankbaar voor dit bewijs van ver trouwen maar ik kan tot mijn spijt uw welwillend aanbod niet aannemen." «Gij kunt het niet aannemen, Wilsonzijt gij krankzinnig?» riep ik. «Wellicht wellicht ook beschouw ik de zaak te wijsgeerigIk zeide u reeds dat ik mijne eigenaardigheden heb. Hoe weinig gij ook geneigd zult zijn, mij te gelooven, moet ik u toch zeggen, dat ik eigenlijk een ruste loos mensch ben, en, als ik mij hier als com pagnon gebonden gevoelde, zeer zeker zou wegloopen, eer wij drie maanden verder waren. Thans, nu ik u elk oogenblik kan verlaten, ben ik in staat te blijven, en zal waarschijn lijk zoolang blijven, als gij mijne diensten behoeft.» De man was mij een onoplosbaar raadsel maar het speet mij toch, dat hij het ge lukkig toeval, dat zich voor hem opdeed, op deze manier afwees, en ik zeide derhalve «Maar, Wilson, hebt gij dan geen naastbe- staanden, geen familie, waarvoor gij hebt te zorgen «Ik bezit geen naastbestaanden,» antwoordde tij- «Waarom trouwt gij niet? Ik houd mij overtuigd, dat gij, zoo gij een knappe, lieve vrouw aan uwe zijde hadt, het leven veel aan genamer zoudt vinden.» »Ik zal nooit trouwen. Ik en de vrouwen passen niet bij elkander." »Gij zijt dus vast besloten, mijn aanbod van de hand te wijzen?» «Vast besloten, Mijnheer Maitland. Ik ben u zeer erkentelijk voor uw goedheid maar ik verdien meer-, dan ik noodig heb, en heb in mijn tegenwoordige positie geen verant woordelijkheid. Ik hoop evenwel, dat gij mij veroorlooft n de hand te drukken en u voor uw goedheid dank te zeggen!» Ik zeide niets meer, maar stak hem een voudig de hand toe. Wilson greep die en drukte ze, daarop keerde hij naar zijn lesse naar terug en verdiepte zich zoo kalm in zijn arbeid, alsof er volstrekt niets buitengewoons was voorgevallen en wij niet pas een onder houd gehad hadden, dat instaat zou geweest zijn, aan geheel zijn volgend leven een andere richting te geven. Eenige maanden na dit voorval stierf een mijner oudste clienten, de Heer William Jar- vis, en ik werd uitgenoodigd, de begrafenis bij te wonen en daarna het testament van den overledene voor te lezen. Den dag vóór de begrafenis achtte ik het van mijn plicht, het document nog eens door te zien, om mij den inhoud er van op al de punten in het geheugen terug te roepen. De kist, waarin het lag, werd binnengebracht, en weidra had ik het uit de andere daarbij liggende geschriften gezocht. Het was in het jaar 1867 het jaar, waarin Wilson op mijn kantoor kwam opgesteld en geheel door zijn hand geschreven. De zeer omvangrijke acte bestond uit een groot aantal aan elkander gehechte vellen, en op de buitenzijde van den omslag vond ik een strook papier bevestigd, waarop insgelijks in Wil son's handschrift verschillende aanteeke- ningen betreffende onbeduidende veranderingen stonden, welke hij, voor het geval ik ermede instemde, voorsloeg. Toen ik het papier opligtte, om de woorden te lezen, welke het bedekte, zag ik, dat het ook aan de andere zijde beschreven was, en wel mijn hart stond stilin hetzelfde handschrift, dat ik mij sinds Roland's dood onuitwischbaar in het geheugen had geprent in het handschrift van die waarschuwende regels, welke ik in mijn schrijftafel bewaarde. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1899 | | pagina 1