NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BON
FEUILLETON.
DE JOBSIADE,
IEMAND DIE ZIJN NAAI VERLOOR.
No. 76.
Zaterdag 23 September 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gelieele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend-
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
om jc gezond te
lachen
Voor de Lezers van dit Blad koch
ten wij aan om voor den spotprijs
van slechts 50 cents als BON te
geven, het meest Humoristische hoogst
geestige werk:
met fraaie koddige Hlustratiën van
WILH BUSCH.
~W ie is Job?
Wie kent Job? Leest de Jobsiade!
Hier is nu Job of de Jobsiade en leest
nu even omzijde van dezen BON, dan
is men geheel op de hoogte.
Slechts 50 cent
voor onze Lezers, af te halen aan ons
Bureau.
De Administratie van dit Blad.
5KP Zie ommezijde!
Dreyfus.
Drevfus heeft aan de dagbladen
een communiqué gezonden waarin hij
de volgende verklaring' aflegt
»De Regeering der Republiek
schenkt mij de vrijheid, die niets
voor mij is, zonder de eer.
Van dit oogenblik af zai ik blijven
voortgaan het herstel te zoeken van
de verschrikkelijke rechterlijke dwa
ling, waarvan ik nog steeds het slacht
offer ben.
Ik wil, dat geheel Frankrijk door
een beslissend vonnis weten zal, dat
ik onschuldig ben. Mijn hart zal
slechts dan gerust zijn, als er geen
Franschman meer wezen zal, die mij
de afgrijselijke misdaad toedicht die
door een ander is begaan."
Omtrent de wijze waarop Dreyfus
Rennes heeft verlaten, wordt het
volgende gemeldDes avonds begaf
do directeur der gevangenis Viguié
zich naar de cel van Dreyfus, en
deelde benr mee dat hij gratie had
gekregen. Intusschen had een vriend
epn rijtuig besteld, hetzelfde dat hem
destijds naar de gevangenis had ge
bracht. In dit rijtuig nam Dreyfus
van uit de woning van Labon in
gezelschap van een familielid plaats
en reed men spoorslags naar hel
station Véru, waar men nog tijdig
genoeg aankwam om met den nacht
trein naar Nantes te vertrekken, waar
men des 's morgens te 7 uur arri
veerde. Men meent te weten dat
Dreyfus zich daarna naar Carpentras
heeft begeven, waar hij eenigen tijd
in een villa van den vorst van Mo
naco zal vertoeven. Zijn broeder
Malhieu Dreyfus vergezelde hem.
Ook mevrouw Dreyfus heeft gister
met de verdere familieleden Rennes
verlaten.
Diefstal in het palcis der Koningin.
Uit den Haag wordt gemeldTen
paleize van 11. M. de Koningin worden
vermist 2 kristallen ilacons met gouden
doppen, zonder voetstukken, 1 gouden
spelden- of bijouteriebakje op gouden
voet, 1 borstelbak van kristal met
a jour bewerkt gouden deksel.
Verdacht wordt van dezen dieistal
de eerste zilverbewaarder ten paleize
J. G. Le Blanc, die 15 September
met een pakje liet paleis verlaten
heeft en niets meer van zich deed
hooien.
De ontvreemde voorwerpen zijn
van groote waarde en beboeren tot
de dagelijksche toilet artikelen van
H. M de Koningin, waaraan zij zeer
gehecht is. Het ontvreemde is bij
een goudsmid in beslag genomen,
met een groot aantal andere gouden
en zilveren voorwerpen van groote
waarde, evenzeer uit de zil verkam er
van het paleis ontvreemd. Vermoede
lijk zijn nog een aantal voorwerpen
van waarde verkocht en in omloop.
Nader wordt nog gemeld:
De gestolen voorwerpen zijn alle
van Duitsch modern fabrikaat, uit de
fabriek van E. Schörman en Co. te
Frankfort a/M., bewerkt met bladen,
rozen en insecten en relief.
De vermoedelijke dief is 36 jaar,
middelmatig van lengte, gezet, blond
haar, gladgeschoren gezicht, grijze
oogen, brecden neus, biuine tanden,
lang en smal aangezicht Hij droeg
een zwart gekleed pak met lange
zwarte das, lagen zwarten slappen
hoed, Engelsche rijgschoenen en een
wandelslok met omgebogen haak.
Er zijn aanwijzingen van schuil
legen hein.
Behalve de hierboven als vermist
bij de politie aangegeven voonverpen,
zijn bij den goudsmid F. van Jpen-
burg, in het Achterom te 's Hage,
nog tal van andere sieraden van
groote waarde aangetroffen, die vol
gens verklaring van den goudsmid
door den voortvluchtigen zilverbewaar
der Le Blanc bij hem waren verkocht
Prachtige antiek gouden doozen van
4 a 5 honderd gulden waarde, modern
en antiek gouden en zilveren tafel
gerei, gouden bekers, messen, lepels
en vorken met agaten of Fransch-
en Saksischporseleinen heften en
andere voorwerpen, te veel om op
te noemen, zijri door de inspecteurs,
de heeren Aaltsz en Van Rosmalen
in beslag genomen, omdat zij vor-
moeden dat ook die voorwerpen van
diefstal afkomstig zijn. En hoewel
het in beslag genoinene reeds een
waarde van ettelijke duizenden ver
tegenwoordigt, is dit, volgens de ver
klaring van den goudsmid, toch slechts
een gedeelte van hetgeen door Le
Blanc in den loop der laatste jaren
bij hem is verkocht.
Een nauwkeurig onderzoek wordt
ten Paleize ingesteld naar de voor
werpen, welke uit de zilverkamer
ontbreken. Inmiddels werden de in
beslag genomen voorwerpen door de
politie ten Paleize teruggebracht ter
herkenning.
De reden dat Le Blanc na zijn
laatsten diefstal van de kristallen
Ilacons en liet gouden speldenbakje
gevlucht is, moet hierin gezocht
worden, dat hij kon vermoeden, dat
bij terugkomst van H. M. de Koningin
op 18 dezer, zijn wandaad zou worden
ontdekt, omdat deze voorwerpen
geschenken van de Koningin-Moeder
aan haar dochter geregeld door
H. M. aan haar toilettafel worden
gebruikt.
Voor laatstgenoemde kleinoodiën
ontving Le Blanc van den nieerge-
noemden goudsmid I 650, volgens
zeggen een bedrag gelijk aan de
waarde van het goud, waarmede
deze voorwerpen zijn gemonteerd.
Het vermoeden bestaat, dat nog
verscheidene voorwerpen zullen ver
mist worden, zoodat de recherche
voornemens is ook elders nasporingen
te doen.
De voortvluchtige Le Blanc heeft
vrouw en kinderen onverzorgd achter
gelaten.
Het gewijzigd ontwerp adres van
antwoord van de Tweede Kamer op
de Troonrede luidt aldus:
i> Mevrouw I
De Tweede Kamer der Staten-
Generaal waardeerde hoogelijk het
voorrecht Uwe Majesteit, vergezeld
van Hare Majesteit de Koningin-
Moeder, te midden van de Volksver
tegenwoordiging te zien, tot opening
van de gewone zitting der Staten-
Generaal.
Aangenaam was ons de mededeeling,
dat de algemeene toestand van ons
vaderland en zijne overzeesche ge
westen ruime stof geeft lot dankbaar
heid cn dat de betrekkingen met de
buitenlandsche mogendheden zeer
vriendschappelijk blijven.
Het verheugde ons Uwe Majesteit
de verwachting te hooren uitspreken,
dat eerlang alle Mogendheden, die
aan de door Haar te dezer stede
bijeengeroepen vredesconferentie heb
ben deelgenomen, de op die conferentie
tot stand gekomen internationale ver
dragen zullen onderteekenen.
De mededeeling dat de hoop op
duurzame verbetering van den staat
van zaken in Atjeh is verwezenlijkt,
werd door ons met groote belang
stelling vernomen. Gaarne stemmen
wij in met de warme hulde, door
Uwe Majesteit voor de jongste krijgs
verrichtingen aan het Nederlandsch-
Indische leger, alsook aan de vloot en
hare landingsdivisie gebracht.
Aan het vertrouwen, waarmede
Uwe Majesteit een beroep doet op
onzen ijver en onze toewijding, tot
voorziening in de behoefte aan wet
gevende maatregelen op menig gebied,
hopen wij naar onze beste krachten
te beantwoorden.
Moge de arbeid van Uwe Majesteit
en van de Volksvertegenwoordiging
onder Gods zegen dienstbaar zijn aan
de belangen van het Koninklijk 1"
De Arnhemsche Courant weet
mede te deelen dat de in de Troon
rede toegezegde voordrachten lot rege
ling van de samenstelling der land
macht en tot nadere wijziging en aan
vulling der Militiewet ook reeds zijn
ingediend, en dat ze weldra in druk
zullen verschijnen, terwijldeverbeterde
regeling van de bevordering, het ont
slag en de pensionneering van officieren,
alsmede van de militaire pensioenen,
zoowel voor de zee- als voor de land
macht, nagenoeg gereed zijn.
Naar wij vernemen zijn door de
directie der Centraal Spoorw.Mij. plan
nen gemaakt tot het bouwen van een
nieuw stationsgebouw op het station
De Bilt en het verleggen van de
sporen, zoodat alsdan de treinen vóór
en achter het station kunnen pas-
seeren.
Brand te Enschede.
Gisterenmorgen kwart na zes, juist
na het aangaan der fabriek der firma
Nico ter Kuile en Zonen te Enschede,
ontstond, naar beweerd wordt in de
droogkamer, brand. Het vuur breidde
zich in korten tijd zoo uit en werd
zoo fel, dat al heel spoedig de scheer-
derij, een gedeelte der ververij en
Naab het Engelsch van
H. H. BOYESEN.
6)
Als om hem onmeedoogend te bespotten,
kwamen hem al de klinkende volzinnen vóór
den geest, waarmede hij in zijn afscheidsrede
in bet koffiehuis de groote Republiek had ver
heerlijkt. Wat bekommerde zich die groote
Republiek om lieden zooals hij. Een paar
bruine armen, welke het houweel zwaaien of
den ploeg besturen konden, natuurlijk die
ontving zij met groote ingenomenheid; voor
een kinderlijk, liefhebbend hart, voor een
grootmoedig phantast had zij slechts den ru
wen groet der wet over.
Den volgenden morgen werd Halfdan uit
het politiebureau ontslagen, nadat hij een
boete van vijf dollars wegens rondzwerven
had moeten betalen. Met uitzondering van
enkele ponden, welke hij in Liverpool had
gewisseld, had hij met zijn reistasch al zijn
geld verloren, en hij bezat, voor zoover hij
wist, in de stad, ja in geheel Amerika geen
vriend. Om zijn kapitaal te vergrooten, kocht
hij vijftig exemplaren van de «Tribune", doch,
daar het reeds tamelijk laat op den dag was,
verkocht hij er nauwelijks één. Den volgen
den morgen vatte hij op den hoek van Murray-
Street en Broadway nog eenmaal post, in de
stille hoop, de nieuwsbladen van den vorigen
dag toch nog aan den man te brengen, en
vond hij werkelijk onder het publiek van de
omnibussen, welke onophoudelijk dit groote
kruispunt passeeren, eenige koopers. Tot zijne
niet geringe verbazing keerde evenwel één
der Heeren met woedend gelaat tot hem
terug, schudde de vuist onder zijn neus en
schold hem uit. De arme Halfdan, die nau
welijks een woord van dat alles verstond, en
wien de toestand volmaakt onbegrijpelijk was,
stond zoo hulpeloos te kijken, dat het een
steen zou hebben kunnen erbarmen. Daar hem
volstrekt geen Engelsche volzin in wilde val
len, gaf zich zijne grenzenlooze verlegenheid
eindelijk lucht in een paar Noorweegsche
uitroepen. Terstond was de toorn van den
man gebroken; hij greep naar het blad, dat
hij op het trottoir had geslingerd, en stond
Halfdan nieuwsgierig aan te kijken.
»Zijt gij een Noor?« vroeg hij.
«Ja, ik kwam gisteren eerst van Noorwegen
aan.
«Hoe heet gij
«Halfdan Bjerk.»
«Halfdan Bjerk? Heer in den Hemel! Gij
hier? Het schijnt, dat gij mij niet meer kent
Halfdan antwoordde met sidderende stem,
dat hij zich voor het oogenblik het gezicht
van den Heer niet kon herinneren.
«Nu, dat geloof ik wel, daar ik erg veran
derd ben.u zeide de Heer, thans in het Noorsch,
«Ik ben Gu6tav Olson; ik woonde eens met u
in hetzelfde huis, maar dat is al lang geleden."
Gustav Olson, WaarachtigDe portiers
jongen in het huis, waarvan zijn moeder, toen
hij nog een kind was, een verdieping in hum-
had! Hij herinnerde zich zeer goed, dat hij
met den jongen heimelijk in zakmessen en
knoopen handel had gedreven, in weerwil van
de herhaalde waarschuwingen der moeder.
Want Gustav met zijn breed, pokdalig gezicht
en het roode haar werd door de meer aan
zienlijke bewoners der boven-verdieping be
schouwd als iemand van een ietwat bedenke
lijk karakter, dien men liever uit den weg ging.
Hij had toch eens den zoon van een Overste,
die zich onbeschoft j egens hem had gedragen,
afgeranseld, een anderen keer had hij een nieuw
bakken Luitenant een sneeuwbal naar het
hoofd geworpen, en voor deze misdrijven had
hij, zooals het behoort, in een verbeterings
gesticht moeten boeten. Sinds dien tijd was
hij van Halfdan's horizon verdwenen. En
dair stond hij nu met hetzelfde pokdalige
gezicht, waarom thans de baard welig woekerde,
met hetzelfde weerbarstige hoofdhaar, dat
zich nooit naar den bedarenden invloed van
een kam wilde voegen, met dezelfde plebeische
handen en voeten, met dezelfde plompe, breed-
schouderige gestalte.
Maar zijn linnen was onberispelijk, en zijne
beschaafde manieren en zijne uitgezochte klee
ding volgens de mode bewezen duidelijk, dat
het den man goed ging.
«Nu, Bjerk," zeide hij op vertrouwelijken
toon, welke voor het oor van den idealistischen
republikein schier iets kwetsends had, «je zult
naar een beter bedrijf moeten om zien. De
«Tribune™ van gisteren te verkoopen, zie je,
dat rendeert hier niet. Ga meê naar ons
kantoor; ik zal zien, of dstdr wat voor je te
doen is.«
Maar ik zou j e niet gaarne overlast bezorgen,
stamelde Halfdan, wien het zelfs in zijn tegen-
woordigen ellendigen toestand tegen de borst
stuitte, aan een man, dien hij vroeger niet
als zijnsgelijke beschouwde, een gunst te dan
ken te hebben.
«Onzin, m'n jongen! Allons: ik heb niet
veel tijd te verliezen! Het kanfoor is slechts
twee straten van hier.
Wordt vervolgd.)