NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. Mijn Onzekere. JANTJE CONTANTJE. No- 19. Woensdag 7 Maart 1900. Negen-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en "Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend- Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Van de Chineezen wordt verteld, dat zij nooit een aanvang maken met hun luidruchtige nieuwjaarsviering, die een verheuging des harten is voor jong en oud en niet minder voor vreemde toe schouwers, zonder al hun schulden te hebben betaald. Aan 't eind van ieder jaar maken zij schoon schip. Deden zij het niet, dan zouden de draken slecht gemutst zijn, en, als men heteemgs- zins mijden kan, die verheven wezens het land op te jagen, dan is dat altijd raadzaam. Nu worden er van onze langgestaarte medeschepselen wel meer goede dingen verhaald, naar welke geen onderzoek te doen is, en die misschien uit den duim van den eersten verteller zijn gezogen. Doch voor het gemak zullen wij nu maar eens aannemen, dat het werkelijk zoo is. Zooals men weet hebben de Barbaren van het "Westen in latere tijden heel veel merkwaardigheden ontdekt of uitgevonden, die de Chineezen al hadden, toen in de wouden van Europa de Kelten op de be renjacht gingen en in spelonken huisden, zooals daar zijn het kompas, de boek drukkunst en het buskruit. Wij sukke len hun eigenlijk achterna. Maar zoover hebben wij het tot dusver niet gebracht, dat de pas vermelde gewoonte ook tot ons is doorgedrongen, althans zoo alge meen is geworden, dat uitzonderingen tot de zeldzaamheden behooren. Wij hou den er nog altijd een crediet-stelsel op na, dat wel op geen redelijken grondslag berust, dat ook inderdaad zoowel daar geleerde économisten als door eenvoudige lui van gezond verstand wordt veroor deeld, maar waaraan wjj met een ver stokt conservatisme gehecht zijn. Eieren opeten die er niet zijn, kan niemand; geld uitgeven dat men niet heeft, kan ieder. Of liever, de handelaars, de leveranciers en werkbazen zijn zoo buitengewoon welwillend, zoo voorbeel dig humaan, dat zij zich met een belof te van betaling tevreden stellen. Zelfs deze is niet noodighet wordt door velen beschouwd als een stilzwijgende voor waarde, men praat er niet eens over, en zoo ook is de aanbeveling; „schrijf het maar op", volkomen overbodig. Ja, een enkele maal wanneer verkocht of geleverd wordt aan totaal onbekenden, wordt contante betaling gevraagd, als ten minste de geringheid van het bedrag mocht doen vreezen dat het weieens „vergeten" zou kunnen worden. Wie er een beetje slag van heeft, door een brutaal optreden voor belangrijke sommetjes te „borgen", zooals dat heel oneigenlijk heet, komt er in den regel mee klaar. Het gevolg is, dat schier alle nering doenden en werkbazen kwade posten in i hun boek krijgen. Alle dingen hier be- neden schijnen aan zekere regelen te zijn gebonden, ook de schijnbaar geheel toeval lige, en zoo kan iemand die eenigejaren I zaken heeft gedaan, ten naaste bij weten hoe groot ieder jaar, het een door het an- 1 der genomen, het gedeelte van zijn be- j j drijfskapitaal is, dat hij als verloren moet beschouwen ten gevolge van kwade be talers". Dat bedrag komt op zijn onkosten-1 rekening, het gaat van de winst af, of lie- ver, de winst en derhalve ook de ver- koopprijs der afzonderlijke artikelen moet verhoogd worden, opdat de handelaar in staat zij, te blijven bestaan en zijn zaken drijvende te houden. Dat verhoogde be drag betalen ook degenen, die aan de schuld voor de oorzaak part noch deel hebben, de achterlijke lieden, die bekrom pen genoeg zijn om te meenen dat op het oogenblik waarin een of ander voor werp in hun bezit komt, zij ook de betaling moeten doen volgen. De aanhangers van Jantje Contantje betalen feitelijk te veel. Ik weet wel, ieder koopman die dit leest, zal tegen mijn voorstel in verzet komen. Het gaat zoo volstrekt niet, zal hij zeggen, en de concurrentie zal wel zor- gen, dat die verhoogde prijsnoteering, waarvan de billijkheid niet kan worden betwist, achterwege blijft. Ik geloof het graag. In de boeken zal er ook niets van te zien zijn, maar in de werkelijkheid kan het niet anders; ook de concurrent heeft met hetzelfde kwaad te rekenen, en moet, om te leven, alleen vischvrouwen en uit dragers leven, zooals men weet, van hun verlies, tot hetzelfde middel hun toe vlucht nemen. Dat geeft een ongelijkheid. Wie over een jaar betaalt., heeft gedurende dien tijd de beschikking over het geld van een ander. Laten wij de rente van dat geld stellen op vier procent. Dan betaalt de man van het „boter by de visch" vier procent meer dan de ander. Ik zeg niet. dat hij dat teveel betaalt; dan zou ik een hooger cijfer moeten noemen, gelet op de verrekening van de oninbare posten. Het voordeel, dat»de kooper op nota heeft, verdwijnt echter tegenover het groote nadeel, dat niet in cijfers is uit te drukken, en dat ook eerst langzamer hand te voorschijn treedt. We hebben vooreerst te letten op het verkeerde, dat wij leven van een toekomst, waarvan zelfs geen dag ons toebehoort, die op één oogenblik kan worden afge sneden. Bij eerlijke lieden, wien het niet ontbreekt aan de middelen om aan hun geldelijke verplichtingen te voldoen, schijnt dat met heel erg. Toch zijn er gevallen, wie zijn geheugen even raadpleegt zal er van gehoord hebben in zijn naaste omgeving, waarin menschen van fortuin plotseling geraakten in een toestand, die het betalGn van hun schulden tot een onmogelijkheid maakte. Het zedelijk fail lissement, hierdoor ontstaande, vind ik veel bedenkelijker nog dan het wettelijke, dat gelijk men weet thans ook kan komen over niet handeldrijvende personen. Ten tweede is, als de betaling niet terstond gevorderd wordt, de verleiding groot om bij het doen van inkoopen en bestellingen de grenzen van de financiéele draagkracht uit het oog te verhezen. Als wij dadelijk moeten bijpassen, dan kijken wjj eerst het geldtasehje na, of het die aderlating kan lijden: bestaat er twijfel, dan onthoudt zich een verstandig mensch. Wordt de betaling verdaagd, dan is het onderzoef, schijnt het, minder noodig; tegen dat de rekening komen zal, is er wel weer wat zaad in het bakje. Ja, maar als dat zaad onderweg eens verloren ging Ook is de prikkel tot spaarzaamheid minder scherp dan bij contante betaling. Als iemand houdt van appelbollen en geld genoeg heeft om ze te koopen, kan hij denkenJongen, als ik nu toch, in plaats van dat lekkers, mjj met een gewoon stuk brood vergenoeg, dan heb ik over een uur of wat, gedurende welken tijd de smaak en de nasmaak van de spijs I verdwenen kunnen zijn, zóóveel uitgewon- neri, dat is zóóveel verdiend boven het gewone loon van mijn arbeid. Ik heb mij- i zei ven een buitenkansje bezorgd. Een zeker 1 aantal van die meevallertjes vormen op het eind van het jaar De verdere redeneering zult gij mjj wel cadeau doen. Nu houd ik volstrekt niet van een potter, die er altijd op uit is maar dubbeltjes bijeen te harken en zich alle genot ont- zegtdoch wel stel ik op zeer hoogen I prijs de zelfbeheersching, die afstand weet te doen van iets onnoodigs en vluchtigs, ten einde in staat te geraken, zich daarna een, zij het ook meer kostbare genieting van hoogere orde te kunnen veroorloven. Er is een spaarzaanheid, en deze aan te kweeken is een element van sociale her vorming zelfs, die het karakter der per sonen sterkt en de welvaart der volken verhoogt. Nu zjjn er in ons land, in elke stad, in elk dorp, een zeer groot aantal lieden, die met al hetgeen hier is gezegd, vol komen instemmen. Ja, zeggen zjj, con tante betaling, dat is je ware. Er moest nooit iets anders plaats hebben, dat zou veel onrust, veel verwarring, veel ellende soms voorkomen. Maar de schuld ligt bjj I de winkeliers, bjj de werkbazen. Zij cre- diteeren maar, tegen de klippen op. Soms 1 kost het heel veel moeite, als je betalen wilt, de rekening te krijgen. Wat de laatste aangaat, dat mag ik niet ontkennen. Op dit oogenblik heb ik nog te wachten een rekening van een schilder, voor werk in het voorjaar van '99 verricht. Toen 't klaar was vroeg ik hem, of hij gauw de nota zou zenden. Zoo spoedig mogelijk, als ik maar een veertien dagen geduld wilde hebben, 't was nu zoo druk met karweien. Nu, daar kon ik in komen. Een maand of drie daarna ontmoet ik hem. Mag ik je eens j aan je rekening herinneren o 't Is zonde ja, ik was het glad vergetenvan avond zal ik hem klaar maken. Later ben ik hem nog een paar maal tegengekomen. Eens vroeg ik, of ik altemet een voetval voor hem doen moest, of een deputatie op hem afsturen, of ik misschien met een verzoekschrift op zegel zou kunnen volstaan, om mjjn rekening te krijgen. De man verontschuldigde zich met „druk te", beloofde er voor te zullen zorgen, en thans ben ik nog even ver. Zoo iemand zegt gij, zou ik nooit weer iets opdragen. Dat zal ik wel doen, want 't is een geschikte man, staat dadelijk gereed als hij noodig is, en zijn werk en dat zjjner helpers is goed. Alleen, nie mand is volmaakt, zooals ook gezegd wordt van de Vuurlanders, die de voor treffelijkste eigenschappen bezitten, in wier nadeel alleen te vermelden valt, dat zij menscheneters zijn. Men heeft verschillende dingen gepro beerd, om de contante betaling tot regel te maken, of liever, men heeft ze voor gesteld, tot dusver met weinig baat. Het nieuwste probeersel op dit gebied, het zoogenaamde rabatzegel, lijkt mjj te knoeierig, herinnert mij te veel aan het pond boter waarbjj men een rijwiel toe- krijgt, om eenige aanbeveling te ver dienen; ik heb dan ook met genoegen gehoord, dat het op sterven ligt, Toch lijkt in die richting iels gezocht te moeten worden, althans waar het inkoopen geldt van eenigszins bjjzonderen aard, als daar zjjn kleedingstukken, meubels en sieraden. De prijsnoteering zou kunnen gemaakt worden zóó, dat op betaling over één jaar wordt gerekend. Wie contant betaalt krijgt 4, na drie maanden 3, na zes maan den 2, na negen maanden 1 percent kor ting, niet in den vorm van een of ander lor dat uit een daartoe ingerichte winkel gehaald moet worden, maar eenvoudig in geld. Of zooiets in de praktijk voor toepas sing vatbaar is, staat te bezien: ik ben geen handelsman, maar evenals mijn vriend Jan Olij, eenvoudig rentenier. De redactie onzer courant heeft altijd, om een goede reden, haar medewerking on der de renteniers gezocht. Maar voor het overige, het is niet alleen mjjn gun stige positie, maar de langdurige waarne ming van vele dingen in mijn omgeving, die mij doet zeggen Wie met het lustig hart, met rustig gemoed van een vroolij- naar het Duitsch van H. VON ZOBELTITZ. 7) (Slot). En het ging niet al te lang. In een kleine stad komt men toch alles te weten, of men wil of niet. Wij «betrokken» ons dagelijksch vleesch natuurlijk ook van de weduwe van Grünewald zaliger, en Krause was dientengevolge eiken morgen met zijn vleeschmand aan onze woning geweest eensklaps bleef hij weg, in zijn plaats verscheen een andere knecht, en mijn betere helft deelde mij, kort daarop het gewichtige voorval mede "Juffrouw Grünewald heeft je onzekere de deur gewezen De oorzaak van dit gewichtige voorval was eerst voor ons een raadsel, maar enkele dagen later bracht een loopjongen ons de oplossing in den vorm van een net gedrukte circulaire, waarin Mijnheer Krause de eer had te be richten, dat hij uit de zaak der weduwe Grünewald was getreden en tegenover haar winkel, Lange Reihe 73, zelf een slachterij geopend had. Zijn ijverig streven zou zijn enz. Specialiteit: tweemaal in de week versche Berlijner bloed- en leverworst. Waarachtig! Krause opende zijn winkel, het schitterde en fonkelde in de nieuwe zaak van zindelijkheid, en hij zelf betooverde alle keu kenmeiden der stad door zijn beminnelijkheid. Ofschoon Mejuffrouw Grünewald geel werd van ergernis en de Senator Callmorgen overal vertelde, dat de nieuwe slachter in korten tijd te gronde zou gaan, werd zijn klandizie van dag tot dag grooter; vooral versche bloed en leverworst was in de gansche buurt aan de orde van den dag. En naar mate de Krausische slachterij bloeide, ging in diezelfde mate de zaak zijner vroegere meesteres ach teruit. Toen gebeurde er ten tweede male iets ongeloofelijks. Op zekeren dag was de nieuwe winkel gesloten, aan de deur prijkte een ge drukte kennisgeving, dat Krause compagnon van Mejuffrouw Grünewald was geworden, en toen ik hem 's avonds in onze vestibule met zijn vlèeschmand ontmoette, deelde hij mij met een verrukt gelaat mede dat hij ver loofd was met Mejuffrouw Mina. Veertien dagen lang na deze gebeurtenis miste ik, als ik uit de kazerne kwam, met smartgevoel in de verlaten deur van Benja min Josias Callmorgen de vierkante figuur van den braven Senator. Eerst den dag na Krause's bruiloft keerde hij van een dringende reis voor zaken huiswaarts, en weder drie dagen later stond zijne verloving met Mejuffrouw Catharina Grünewald in het worstblaadje. Gedurende de jongste herfstmanoeuvres was de gegoede slachtersbaas Krause bij mijne compagnie ingedeeld hij was geheel de oude, fideele kerel en spotvogel van vroeger. Hij kreeg dezen keer zelfs de knopen van vice-korporaal, en ik liet hem als onderofficier vertrekken. Toen wij nu op zekeren dag ge durende een erg vervelende marsch achter de compagnie voortstapten, en ik mij zoo recht van harte over zijn goedmoedig, in weerwil van alle inspanning eeuwig lachend gezicht verheugde, kon ik niet nalaten te vragenJe bent zeker recht gelukkig, Krause? Krijg je goeie berichten van huis »Om u te dienen, Kapitein! Als ik weêr bij moeder kom, zal er, denk ik, wel een kleine Krause meer zijn!» »Nu, ik feliciteer je bij voorbaat. Hoor eens, Krause, dat was geen slechte ruil tusschen I moeder en dochter, he?» Hij lachte, dat hem de tranen over de wangen liepen. «Ik heb geen oogenblik aan de ouwe gedacht, Kapitein. De menschen en mijn schoonmoeder zelf ook hebben zich I dat maar zoo verbeeld, maar Mina en ik, dat moet ik ronduit erkennen, wij hebben voor allen een beetje komedie gespeeld. Wij waren het reeds sinds lang met elkander eens. Maar de ouwe zou nooit »ja» hebben gezegd, als ik om Mina was gekomen derhalve moesten wij voorzichtig zijn als de slangen.» »Tot zij er ten slotte toch de lucht van kreeg en Mijnheer den schoonzoon in spede deur wees? Ging het zoo niet? «Niet geheel, Kapitein, maar toch eenigszins op die manier. Toen de oude me te opdrin gend werd en me ook wat Mina betreft te veel op de vingers keek, ben ik zoo half en half vrijwillig gegaan en heb concurrentie gespeeld, tot zij eieren voor haar geld koos.» Ik had schik in het onderhoud. «Maar dat was toch zeker niet gemakkelijk. Zooveel ik weet hadt je toch geen vermogen, waarvan richttet je dus de zaak op?» «Ik bezat geen rooie duit. Maar daarbij kwam mij mijn oude vijandschap met Call morgen ten goede doch dat interesseert den Kapitein toch niet.» Natuurlijk verzocht ik hem voort te gaan, in de vijandschap met Benjamin Josias was ik toch ook persoonlijk betrokken. «Nu dan, Benjamintje was mijne doodsvijand en werd voortdurend valscher, toen ik bij moeder Grünewald de lieveling was geworden. Hij verbeelde zich namelijk, dat mijn Mina veel van hem hield, en wij lieten hem in dien zoeten waan dat ik, Karei Krause, evenwel zijn schoonvader zou kunnen worden, dat was hem toch te machtig. Zoodra ik daar achter was, stond ook mijn plan vast. Ik ging naar Benjamintje, die er warmtjes inzit, en vroeg hem ronduit, wat het hem waard was, als ik op slag. de Grünewalds verliet. In den aanvang zette hij groote oogen op en wilde zich aan stellen, alsof het hem onverschillig was, doch het eene woord lokte het andere uit, en ten slotte koos hij de wijste partijhij beloofde mij 1500 Mark, als ik mij bij mijn bevallige meesteres zoo gehaat maakte, dat zij mij de deur wees. Daarna liepen de zaken toch anders, dan hij zich had voorgesteldik bleef namelijk niet vóór haar deur staan, maar ik deed een schoon schort voor en vestigde mij in een nieuwen winkel tegenover haar alles van zijn geld. Overigens zijn Benjamin en ik thans dikke vrienden, Kapitein, hij heeft zijn duiten reeds lang terug en mijn schoonmoeder er bij, want een van onze families moest het zijn, meende hij, en wij hebben vrede gesloten doch onder eene gewichtige voorwaarde!» »En welke, Krause, als zij geen ambtsge heimen betreft «Ik mag hem niet meer vragen, wüAr hij zijne jassen laat maken, en wat hem de stof van zijne broeken kost. Gemakkelijk is 't niet maar een man een man, een woord een woordwat doet men niet om den lieven vrede

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1