NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Een storm id een glas water. FEUILLETON. No. 35. Woensdag; 2 Mei 1900. Negen-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Over Boord. Amersfoortsche Courant 1 1 'z? 1 7 A ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Een jongen van vijftien jaar loste een schot op den prins van Wales, toen deze door Brussel trok om zich te begeven naar Denemarken. De prins van Wales is geen syrti- pathiek persoon in Engeland. Zijne reputatie is nu juist niet van de minst aangevochtene. Maar die kwajongensstreek, die natuurlijk noodlottiger had kunnen afloopen, heeft hem voor een oogen blik populairder gemaakt. De Engelsche bladen, die anders heel weinig notitie van hun prins namen, hebben op het voetspoor van een zeer verstandig diplomaat, die de sympathie der Belgen voor de Trans valere begrijpen wilde, maar het hun kwalijk nam. dat zij den prins van Wales tot zondebok hadden uit ver kol en 't is anders niet heel ver standig één kwajongensstreek kwalijk te nemen aan een heel volk een kruistocht gepredikt tegen de ondank bare Belgen, die zij van de onder druk king der Hollanders verlost hebben. Dit gaf aanleiding tot een hoofd artikel in het Bi usselsche blad Le Soir, waarvan wij hier de vrije vertaling laten volgen. Een kleine jongen, zoo vertelt het blad, die misschien voor een jaar of drie zijn kort gepijpt beenkleed ver wisseld heeft voor de meer deftige lange-pijpbroek, voor den pantalon, zooals men dat kleedingstuk in onze verfranschte, daarom niet verbeterde semi-aristocratische en aristocratisch- doende kringen noemt, heeft een middel gevonden, om zich toegang le verschaffen in de hersenkassen van alles, wat in Europa gevonden wordt van prinsen, diplomaten, staatslieden en courantenschrijvers. Die kleine jongen, die voor een paar dagen nog onbemerkt daarheen kuierde als een mier in een mieren nest, heeft zich daarvoor bediend van een oud pistool niet van choco lade maar van een oud pistool, dat hier in Biussel door de Span jaarden, zaliger nagedachtenis, was achtergelaten Met dat pistool heeft hij geschoten op een prins, gezeten in een trein, die op het vertrekken stond in het Noorder station van Brussel. De menigte heeft den kleinen jon gen aangehouden. De prins, die juist vertrekken zou, heelt de troost genoten, zulks te weten vóór de trein in beweging kwam. Up dit hcuchlijk nieuws heeft hij gezegd: All light! en te Leuven dacht hij er al niet meer om. liet pistool van Brussel was zoo goed veiduwd, dat hij een potje kaait speelde. Helaas, hoevele Boers hebben dat niet kunnen doen, nadat zij gegaan waren over wegen, bestreken door de dum-dums! De kleine jongen, die met pistolen schiet, in plaats van ze te eten, wat heel wat beter zoude geweest zijn, heeft de eerste betuiging van sym pathie voor den prins van Wales in 't leven geroepen, sedert den onrecht- vaardigen oorlog in Transvaal. De senatoren, palres consaipti, krantenschrijvers, die overigens geen kwezels zijn, zijn de Voorzienigheid achter in den hemel gaan opzoeken, om haar te danken voor de bescher ming van de dagen, van hem, die haar dierbaar is. Ja, als stoute kinderen gaan spelen met oude verroeste pistolen dan kan men zoo ongeveer verwachten, wat er gebeuren zal. Alle dagen hebben de kranten van zulke ongelukken te vertellen. Ze hebben zelfs een rubriek voor de medeneelingen van zulke gebeurte nissen »De gevaren van vuurwapenen." HelaasHelaas Ondanks mijzelf verplaatst zich hier mijne treuie'nde verbeelding naar Transvaal, waar de wapenen de velden mesten met duizenden lijken. Waar het kanon dondert en dui zenden voor hun leven verminkt, zoo zij niet op verschrikkelijke wijze ge dood worden I Waar de typhus en andeieziekten de levens van duizenden en duizpnden wegmaaien Ik heb nog van geen enkelen prins gehoord, die de ongelukkigen, die daar vallen, beklaagt. Ik heb nog van geen enkel diplo maat gehoord, die met een schijn heilige, jankerige tronie zijn leedwezen betuigd heeft over de honderden vrouwen, die weduwen zijn geworden over de duizenden kinderen, die hun nen vader moeten missen De krantenschrijvers zijn tenminste beter. Zij vonden liet dom van den kit inen jongen om met geladen pistolen te spelen; ze vinden liet afschuwelijk van de grooten der aarde, dat hernel- tergende moordenaarswerk Dit pleit voor de krantenschrijvers. liet schot van dien kleinen jongen heeft de diplomaten in beweging ge bracht, als waren zij een eenig mensch. De prins, gelukkig natuurlijk, is 11iet getroffen; de diplomaten waren getroffen, tot in hel diepste van hun ziel en de telegrammen hebben ge vlogen als confetti. De telegraaf heeft gewerkt en de krantenschrijvers hadden het druk. Maar zouden zij het waarlijk zoo barbaarsch ernstig hebben opge nomen Kan men zonder vrees, dat rnen zich belachelijk zal maken, spreken van een afschuwelijke claadvan een lagen aanslag, van diepen afkeer ten opzichte van een bengel, die feitelijk nog niet droog achter zijn ooren is, en die zijn pistoolschot heeft laten afgaan als elk ander schot zonder na te denken. Een buitenlandsch staatsman heeft gezegd, dat hij zich zeer goed de sympathie der Vlamingen voor del Boers verklaren kon, maar dat hij daarom volstrekt nog niet inzag, waarom men den prins van Wales tot zondebok had willen gebruiken. Dat pleitte nu volstrekt nigj voor zijn diplomatisch gezond vers tan .1, dat hij het geheele Vlaamsche volk ver antwoordelijk wilde stellen voor de daad van een kleinen jongen, die hoegenaamd nog niet verantwoordelijk voor zijne daden is, en die niet anders verdiend heeft dan een ferm pak slaag op dat deel van zijn lichaam, waar zijn run eindigt. Want omdat de Vlamingen, ook met verlof van den diplomaat, sym pathie gevoelen voor de Tiansvalers, daarom zijn zij riog niet verantwoor delijk voor 'tgeen dier vijanden overkomt. De Belgische menigte heeft den kleinen jongen aangehouden en hem overgeleverd aan den sterken arm. Is dat nog niet genoeg? Zou rnen nog meer verlangen Zou die diplomaat misschien nog verlangd hebben, dat de Brusselsche notabihteilen zich onder de wielen van den trein van den prins hadden geworpen, om zich bij wijze van boetedoening voor het mislukte schot de lendenen te doen kraken? Maar, o diplomaat, wie staat er ons borg voor, dat zelfs dat u te vreden zoude hebben gesteld Wie had ons kunnen beveiligen tegen uw vvreeden, kruiperigen vor- stendienst en uwe klaarblijkelijke dom heid Zoudt ge misschien meenen, dat België dat pistoolschot heeft gelost Dat lieve, kleino België, dat sedert li>63 de doodstiaf heeft afgeschaft? Neen mijnheer, wij hebben eerbied voor het leven van een rnensch, een zeer grooten eerbied, en wij hebben nooit het hoofd afgehouwen van een ongelukkige koning, of van eene diepe rampzalige gevangen koningin, zooals dat aari de oevers van de Theems wel eens is gebeurd Wij hebben nooit verweesde prinsjes vermoord. Wij hebben in de dagen van olim nooit een koning gehad, die zijne vrouwen naar het schavot zond, gelijk wij onze keukenmeid naar' de markt. En wij durven zelfs veronderstellen, o fijne diplomaat, dat gij u in die welzalige tijden heel voorzichtiglijk zoudt onthouden hebben van te pro- lesteeren bij den lieflijken Hendrik VIII, toen hij onder de bijl de be koorlijke hoofden deed vallen van Anna Boleyn en Catharina Howard. Dat was heel wat anders, dan dat pistoolschot, waarover gij zoo'n helsch leven maakt. Maar het kenmerkend verschil zit 'm hier, dat de dader daar geen kleino jongen was, die sedert eon paar jaar m de lange broek was gegaan, maar de weelderige, wreede, beestachtige, Nero-achtige Hendrik VIII, koning van Engeland. Laat ons dus met rust met uwe mededeelingen aan de reporters van de Exchange Telegraph Company. Wij zijn brave lui. verstaat u, mijn heer de diplomaat Wij hebben nooi gemoord, nog gestolen en zijn vol strekt niet verantwoordelijk als de kleine jongens bij ons met oude ver roeste wapenen, spelen. Wij hebben ik weet niet, of dat door u wordt verstaan een afkeer van het storten van msnschenbloed. Dat hebben wij getoond van den eersten aanvang van dien barbaar- schen oorlog tegen de Transvaal die de ariïie bloedende Boers doet neer vallen in de vore, die zij door hun zweet hebben vruchtbaar gemaakt. Begrepen Nu die kleine ontoerekenbare zijn steen geworpen heeft in den kikker poel, nu kunnen de Engelsche cou ranten vrij kwaken tegen de Belgen. Want er is geen erger doove dan hij, die niet hooren wil, geen erger blinde dan die het vertikt om te zien, en de oorlogzuchtige pers zal voortgaan ons met het verroest pi- EWALD AUG. RöNIG. 10) «Ik moet alleen zijn om mijn gedachten te verzamelen, alleen met mijn Schepper, om Hem mijn angst en zorg te klagen. Goeden nacht! Ik vrees, dat er op dezen nacht een treurigen dag zal volgen." Zij sloot het stil weenende meisje in de armen en kuste het op het voor hoofd daarop verliet zij langzaam de kamer. Wel was het voor de oude vrouw een vree- selijk uur, waarin Herbert Schneider uit Londen terugkeerde. Docter Hackert had hem in het station op gewacht Marie en de moeder wachtten hem in pijnlijke angst in huis. Hij kon de waarheid niet langer verborgen houden de moeder was reeds op het doodbericht voorbereid zij had in den slapeloos doorwaak ten nacht, welke aan dezen dag voorafging, haar hoop ten grave gedragen. En hij zelf was der vertwijfeling nabij hij kon het voor het oogenblik zelf nog niet vatten en begrijpen, hoe zich het ontzettende ongeval had toegedragen. Hoe zou het mogelijk zijn geweest, er hem een verwijt van te maken, daar hij zelf dringend troost behoefde. Het gerechtshof te Londen had hem ook zwaar en diep gekrenkt, door te weigeren, aan hem de nalatenschap van zijn broeder af te geven, en eerst na een lang, pijnlijk verhoor daartoe te besluiten. Welke schuld kon er dan op hem rusten Moest ieder geen eerbied ge voelen voor zijn smart en hem oprechte deel neming betuigen Het was een treurige avond voor de kleine familiemaar den volgenden morgen ging in het oude huis alles weder zijn gewonen gang. Herbert had aan het kantoorpersoneel den dood van zijn compagnon met korte woorden medegedeelddaarmede was voor hem deze zaak afgeloopen, en, zooals het scheen, zocht hij thans in rusteloozen arbeid het gebeurde te vergeten. Daar hij zich geheel aan de zaken wijdde, verscheen hij slechts zelden in den familiekring de behoefte, zich na de bemoeiingen van den dag te ontspannen en wat afleiding te bezorgen, scheen hij niet te gevoelen. Zelden wisselde hij met Marie en zijne moeder eenige woorden. De vroolijkheid, welke vroeger in dit huis heerschte, was voor diepe droefheid en sombere ernst geweken. Doctor Hackert had hem sedert dien avond niet wedergezien, heden Zondagmiddag besloot hij hem in zijn kantoor op te zoeken. Herbert trok de wenkbrauwen samen, toen hij den binnentredende aanschouwdede stoor nis scheen hem onaangenaam te zijn, doch de Doctor sloeg daar geen acht op. «Ik moet je er een verwijt van maken, dat ge je zoo geheel aan je familie onttrekt," zeide hij, nadat hij plaats had genomen, «men kan alles overdrijven, en je betrekkingen hebben alle recht, zich over je te beklagen!" «Waarom?" hernam Herbert, voor den vor- schenden blik van den advocaat de oogen ne- derslaande. «Gedurende mijn afwezigheid is er veel blijven liggen, dat ik nu regelen en afdoen moet; op mijne schouders rusten 't thans alle lasten en zorgen der zaak, en dat ik tot scherts en vroolijk gekeuvel niet gestemd ben, zul je begrijpen." «Dat verlangt ook niemand van je, mama en Marie zouden alleen gaarne «Ik weet het, ik weet het," zeide Herbert afwerend«ik moet gedurig en gedurig de oude geschiedenis vertellen en duizenderlei vragen beantwoorden. Waartoe Men moest in aan merking nemen, hoe ontzettend pijnlijk mijzelven de herinnering aan het voorgevallene is, men moest, voor zooverre dat mogelijk is, trachten te vergetenaan het geen geschied is valt toch niets te veranderen." «En dat het geschieden kon, begrijp ik nog altijd niet," zeide Doctor«de verschansing is toch nooit zoo laag Wanneer ik zeg, dat het geschied is, dan zal en moet dat voldoende zijn," viel Herbert hem hem barsch in de rede. «Waartoe moet de twijfel dienen? De verschansing was niet zóó hoog, dat een volwassen man er niet te ver over zou hebben kunnen leunen, en dat men bij een aanval van duizeligheid zijn even wicht kan verliezen, zul je toegeven. Dat is alles wat ik op je opmerking heb te ant woorden ik weet toch zelf niet, hoe de zaak zich eigenlijk heeft toegedragen." «Terder vind ik het ook opvallend, dat Ru- dolf in den duisteren, stormachtigen nacht ziju kajuit verliet," ging de Doctor voort; «en dat te opvallender, daar hij zich, zooals je hebt beweerd, niet wel gevoelde." Over het bleeke gelaat van Herbert vloog een minachtende trek. «Wellicht zul je dat niet opvallend meer vinden, als je zelf eens een zeereis hebt gemaakt," antwoordde hij op spottenden toon. Je stond met Rudolf reeds sinds geruimen tijd op zeer gespannen voet?" «Wie heeft je dat gezegd?" [Wordt vervolgd.J

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1