NIIUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
p
V
FEUILLETON.
BUITENLAND.
No. 71.
Woensdag 5 September 1900.
l\egen-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Een praatje over Volkenreclit.
Nieuwe Duizenü-eu-ééu-Naclit-Verlialen.
DE ZELF-M00RD-CLUB.
5)
Amersfoortsche
1 .'tv 1
r
U
A B O N N E M E N T S P R IJ S
Per
3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cont.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
„By de tegenwoordige stemming van
Europa kunnen wy ons nietlichtvaardig
blootstellen aan beschuldigingen van on-
menschelykheid", schreef onlangs de
„Westminster Gazette" een der we.nige
tatsoenljjke Engelsche bladen, die een
aan de overzijde der Noordzee toevend
vreemdeling nog kan lezen zonder zich
een stuip te ergeren aan de onbeschofte
en aanmatigende taal van de Britsche
pers.
Die woorden werden geschreven naar
aanleiding van den raad, in sommige
couranten aan lord Roberts verstrekt om
zijn tot dusver in Zuid-Afrika gevolgde
politiek var. goedheid en grootmoedigheid
die soms tot zwakheid toe wordt door
gedreven, te verwisselen voor een strenger
optreden, ten einde zichzelven en zijn
officieren voor noodlottige gevolgen te
vrijwaren Het was, toen dat gekke be
richt was gekomen van een samenzwe
ring, ten doel hebbende den edelen lord
op te lichten en de te Pretoria aanwezige
aanvoerders te vermoorden, een plan
netje waarvan inderdaad iets schijnt te
hebben bestaan, opgeworpen als het
werd door eenige Engelschen, die gedacht
hebben er op die manier een zeker aantal
burgers, die men weg wilde hebben, in
te laten loopen. Die heple historie is dooi
den Engelschen rechter in Zuid Afrika
vrij geheimzinnig behandeld, by kleine
fragmenten kregen we er iets van te hooren
dat althans eenig geloot verdient. Nu, het
weinige dat wy er van weten, geeft den
indruk van een Britsche streek, en het
komt my zeer onwaarschijnlijk voor dat
echte Boeren ezelachtig genoeg zyn ge
weest om zich op die lompe manier te
laten vangen. Roberts had een voorwendsel
noodig, om nog wat lieden uit de stad
weg te jagen, menschen die er hun
zaken hebben welke hy liever aan En
gelschen in handen wil spelen, en daar
voor moest zoo'n mooi samenzweerders
vertelseltje gemaakt worden, dat men na
tuurlijk aan de boorden van de Theems
slikt als zoete koek. Inmiddels is men
gewetenloos genoeg om een armen drom
mel, die Daar de praatjes van den Engel
schen ophitser had geluisterd, dood te
doen schieten.
Met al mijD respect voor de Westminster
Gazette, ik heb dat in niet geringe
mate, want er behoort veel moed toe
om tegenwoordig in Engeland iets te
schrijven en te publiceeren dat niet het
dolle imperialisme verheerlijkt, moet
ik toch zeggen dat het blad geheel on-
noodig zekere omzichtigheid aanbeveelt
met betrekking tot de stemming in Europa.
Die stemming is bekend genoeg. Wy
allen weten, dat er een klein getal eer
lijke Engelschen in de wereld zyn, ook
onder de hoogstgeplaatsten Hun percen
tage op liet gros der natie gerekend, is
wel niet zoo hoog dat het ons zou ver
bieden het Engelsche volk in zijn geheel
niet vleiende titels te bestempelen, maar
zjj zyn er. En omdat zy zulk een zwakke
minderheid uitmaken, buig ik my in ge
dachten diep voor hen neder. Een man
als lord Coleridge, de „lord Chief justice",
dat wil zeggen de hoogste rechterlijke
ambtenaar van het koninkrijk, heeft kort
geleden nog een stuk in zyn courant ge
plaatst, waarin hy beslist uitsprak dat de
Engelschen den oorlog zyn begonnen
zonder zelfs een schaduw van recht; dat
noch de conventie 1881. noch die van
1883, hun eenig recht gaf zich te men-
in de binnenlandsche aangelegenheden
der Republiekendat het eenvoudig een
onzinnige eisch was, stemrecht te vragen
voor avonturiers van de soort die zich
af en toe in Zuid-Afrika vpstigen om er
geld te verdienen en daarna weer heen
te gaan dat de Regeeringen der Repu
blieken niet anders hebben kunnen doen
dan terugtrekking van de troepen op de
grenzen, in Natal, te eischen, en dat zij
in hun recht waren om, toen aan dien
eisch geen gevolg werd gegeven, met een
inval in Natal aan hun betoogen klem
by te zetten.
Dat alles, ja, daar is geen niet-
Engelschman, die er niet geheel en al
van overtuigd is, maar daarom doet het
goed, het te hooren verklaren van een
Brit van zoo aanzienlijke positie en zoo
volkomen bevoegd tot oordeelen. Wat
de stemming van Europa betreft, daar
weet men aan den overkant alles van.
Zy is unaniem, er is haast geen ver
schil. Alleen een stuk of wat lamme
Portugeezen „denken" er anders over.
Maar dat geeft allemaal niks. Geen
Engelschman stoort er zich aan en behoeft
er zich ook eigenlylc aan te storen. De
overweldigers van Zuid Afrika kunnen
doen wat hun goeddunkt, de tot zwakheid
overgaande goedheid van Roberts, (ellen
dig huichelaarstuig dat zooiets durft
zeggenvervangen door iets anders, dat
de nobele Britsche natie „zou blootstellen
aan een beschuldiging van onmensche
lykheid", geneert u niet, o dappere
Albioneezen 1 niemand zal het zelfs wagen
er u leelyk op aan te kijken.
Van die Robertsche. goedheid hebben
we reeds heel veel gehoordmocht een
maal de goeie man als zegevierend held
uit Zuid-Afrika terugkeeren, dan zal men
wel gereed staan met kransen van liefe
lijke bloemekens, om er zijn eerwaardig
heldenkopje mee te omkransen
Een hedendaagse!) Duitsch hoogleeraar
in het Staatsrecht verkondigt stoutweg
de stelling: Volkenrecht is een fictie.
Het bestaat niet. Uit eigenbelang moge
men zich door enkele regelingen gebonden
achten, zoodra hetzelfde eigenbelang
voorschrift zich er niet aan testoren, en
de machtsvolheid laat toe, het straffeloos
te doen, dan worden diezelfde verplich
tingen eenvoudig terzyde gesteld.
Volkenrecht een fictie, een pi-aatje voor
de vaak. De gebeurtenissen van het eind
der eeuw schijnen er op aangelegd te
zyn om deze hopelooze conclusie te recht
vaardigen. Nooit, in de meest barbaar-
sche oorlogen zells, heeft men gezien wat
nu te zien is. Het in koelen bloede in
brand steken van boerenhofsteden, alleen
omdat op een paar uren afstand dc wet
tige verdedigers des lands op een in den
oorlog volkomen geoorloofde wyze spoor
wegrails hebben opgebroken om de ver
binding af te snydenhet wegzenden
uit het bezette grondgebied van treinen
by treinen vol vrouwen en kinderen,
het stelen van paarden en vee, het vechten
met stinkbommen, wat aan de zwyne-
ryen uit middeleeuwsche belegeringen
herinnert, dat alles en veel meer nog,
zyn zulke treffende staaltjes van Robert's
goedheid, dat ik er waarachtig zelfs toe
komen zal, voor den duivel mijn hoed
af te nemen, wanneer ik hem eens op
straat mocht ontmoeten. Want by de
Britsche legeraanvoerders vergeleken,
moet deze werkelijk nog een vry nette
kerel zyn.
Of het zoo niets is, vaardigt die baas
Roberts een proclamatie uit, waarin hy
vertelt dat alle personen, die den eed
van onzijdigheid verbreken, gestraft wor
den met boete, met gevangenis, met den
dood zelfs. Enfin, dat kan er nog even
mee door, hoewel dat verbreken van dien
eed wel hoofdzakelijk hierin zal bestaan
dat de lieden, vroeger als het ware met
het mes op de keel gedwongen om hem
at te leggen, by de eerste de beste gele
genheid, en aangemoedigd door het
succès van De Wet, er tusschen uit
trekken om weer „een beetje te vecli".
Dat is zoo natuurlijk mogelijk, en zjj
zullen nu ook wel oppassen dat de brave
Britten hen niet te pakken krijgen. Maar
wat in die proclamatie verder volgt, doet
de deur toe. „Alle burgers in de door
de Britten bezette streken, die den eed
niet afleggen, zullen beschouwd worden
als krijgsgevangenen, en naar elders ver
voerd worden!" Maar maar, dat is
het toppunt van gemeenheid, of neen,
het toppunt niet, het kan nog gemeener
heel erg is het wel. Als er eens een
inval plaats had, met even overstelpende
overmacht, in Old Engeland bijvoorbeeld 1
och, wat zou dat aardig zyn 1 hoe
zou dan de edele lord denken over den
plicht der burgers om tegenstand te
bieden tot het uiterste? Doch zoo'n
krijgsheld heeft geen eergevoel, lykt wel,
en dat zal wel hier vandaan komen, dat
zyn volk ik bedoel de massa, het gros
der Engelsche natie, het ook niet heeft.
Moest anders niet ieder Engelschman
zich halfdood schamen, als hy er slechts
even aan denkt, hoe tipn of twaalf van
zyn landgenooten, wfelgewapend, daar
bezig zyn om een enkele Zuid-Afrikaan-
sche Boer, die nooit iemand kwaad deed,
tot onderwerping te krijgen? Moest hij
niet blozen tot in zyn dikken nek, bij
de gedachte, dat die tien of twaalf helden
die vernedering ondergaan in dienst van
een paar dozijn geldwolven, wien het
volstrekt niet schelen kan of zy hun land
aan de algemeene verachting, hun volk
aan verarming prys geven Wanneer zal
toch het oogenblik komen, dat voor die
verblinde massa het licht opgaat over de
waarachtige waarheid 1
En ziet dan nog eens, als er iets be
stond als volkenrecht, hoe zou men het
dan durven wagen, de dokters en ver
plegers, gezonden om de rampen van
dezen verfoeielyken oorlog een weinig te
lenigen, en die het ook tegenover de
gekwetste en hulpbehoevende Engelschen
niet aan bijstand lieten ontbreken, een
voudig als schooiers op te pakken, naar
de Kaap te transporteeren en van daar
naar Ceylon, dus van de eene ge-
gestolen kolonie naar de andere! Dat is
nu toch wel het toppunt van onbeschaamd
heid. Er is een Conventie van Genbve,
die den verplegingsdienst beschermt, en
Engeland is er ook by aangesloten, naar
men zegt. Wat beduidt evenwel een
Conventie, van welken aard ook, als zy
op zoo ruwe wyze kan worden terzyde
gesteld, zonder dat er een liaan naar
kraait?
Wat ook zoo treurig is, als de
Engelschen krijgsgevangenen maken,
sturen zy ze ver weg, dan hebben zjj er
geen last meer van. De Boeren kunnen
dat niet doen, en ze by zich houden, dat
gaat ook niet; zelfs moeten zy zich
allerlei ontberingen gestroosten, maar ze
den gevangen Tommy Atkins opleggen,
daar zijn zy te eerlijk en te fatsoenlijk
voor. Ze laten ze dan in 's hemelsnaam
maar loopen, om over een dag of wat
weer tegen dezellde kerels te moeten
vechten. Als de Engelschen in dat geval
verkeerden zouden zij ze afmaken, denk
ik. Zegt iemand, dat ik met die bewering
te ver ga, dan wjjs ik eventjes op het
„varkenssteken" by Elandslaagte.
't Is een diep treurige, een hopelooze
geschiedenis. De negentiende eeuw gaat
in een zwarte wolk onder. Zij, die be
schaving zou brengen, heeft het rechts
gevoel zoo diep gekwetst, dat een nieuwe
eeuw werk genoeg zal hebben om de
wond weer te herstellen en God geve
het, van de patiënt het organisme
wat krachtiger te maken. Ook het vol
kenrecht zal van zijn bestaan hl ijken
moeten geven, er zal een macht in
het aanzijn moeten treden, die de toe
passing en de handhaving beheerscht,
anders, vrees ik, dat wij over het hoog
tepunt van de „beschaving" heengegaan
en een periode van daling ingetreden zijn,
van een daling die ons terugvoert naai
de barbaarschheid. Zou het dat zyn?
W. F.
Het wordt meer en meer waar
schijnlijk, dat de Boeren zich toch
niet zullen laten svastkeeren" in het
district Barberton, maar den laatsten
ROBERT LOUIS STEVENSON.
Geschiedenis van den jongen man met de
roointaartjes.
Zelfs in hotels hebben wij liften om ons de
moeite te besparen een honderd trappen te
beklimmen. Nu weten wij dat het leven slechts
een comedie is waarin men den dwaas speelt
zoolang de rol ons amuseert. Nog één gemak
ontbrak er; een fatsoenlijke, gemakkelijke wijze
om dit tooneel te verlateneen achterdeur
naar de Vrijheid; of zooals ik zoo juist zeide,
de geheime deur van den Dood. Hierin, mijne
twee mede-opstandelingen, wordt voorzien door
de Zelfmoord-Club. Ge moet niet denken dat
gij en ik alleen zijn of zelfs uitzonderingen,
in bet zeer redelijk verlangen dat wij koesteren.
Een groot aantal onzer mede-scbepselen, die
meer dan genoeg hebben van de vertooning
waarin zij iederen dag verwacht worden op te
treden hun geheele leven lang, worden slechts
van de vlucht terug gehouden door twee din
gen. Sommigen hebben een huisgezin, dat ge
schokt zou zijn en zelfs misschien de schuld
er van zoude krijgen indien de zaak vuehtbaar
werd; anderen durven niet goed en deinzen
terug voor den dood. En dit is, tot op zekere
hoogte, ook mijne ondervinding. Ik kan geen
pistool mij voor 't hoofd zetten en den haan
overhalenwant iets dat sterker is dan ik,
weerhoudt mij dien daad te doen; en hoewel
ik het leven veracht, heb ik geen kracht ge
noeg om den dood aan te grijpen en er een
einde aan te maken. Voor menschen als ik,
en voor allen die begeeren uit het gedraug
te zijn zonder schandaal na den dood, is de
Zelfmoord-Club opgericht. Hoe dit gedaan is,
wat de geschiedenis er van is of welke ver
takkingen zij in andere landen beeft, weet ik
zelf niet; en wht ik van deze instelling weet
mag ik u niet zeggen. Tot zoover echter ben
ik tot uwen dienst. Als ge waarlijk het leven
moe zijt, zal ik u hedenavond introduceeren
in eene bijeenkomst; en zoo niet hedenavond,
dan in ieder geval in deze week nog en gij
zult op zeer gemakkelijke wijze van uw bestaan
verlost worden. Het is nu elf uur; om half
twaalf, op 't allerlaatst, moeten wij deze plaat-s
verlaten zoodat gij nog een half uur hebt om
over mijn voorstel na te denken. «Het is
ernstiger dan een room-taartje,» voegde liij er
glimlachend bij»en ik voor mij, geloof bet
smakelijker."
"Zeer zeker ernstiger," antwoordde Colonel
Geraldine; «en daarom zou ik gaarne vijf
minuten alleen met mijn vriend Godal willen
spreken.
»Dat is niet meer dan «fair», antwoordde
de jonge man. "Sta mij toe dat ik u alleen
laat.»
»Zeer gaarne,» zeide de Colonel. Zoo gauw
bet tweetal alleen was zeide Prins Florizel:
«Wat is bet doel van dit geheime gesprek,
Geraldine? Ik zie dat je opgewonden bent,
terwijl ik vast besloten ben. Ik wil eens zien
waar deze grap in eindigt.»
«Uwe Hoogheid,» zeide de Colonel, ver-
bleekend; »sta mij toe u te verzoeken uw
leven niet roekeloos in de waagschaal te stel
len. Ik vraag dit niet slechts ter wille uwer
vriendeD, maar in het algemeen belang. »En
indien niet hedenavond,» zeide deze krank
zinnige; nmaar verondersteld dat gij heden
avond een groot ongeluk krijgt, hoe groot zou
dan mijn wanhoop zijn en die eener groote
natie
»lk wil zien waarmede dit eindigt,» ant
woordde de Prins op zijn meest besliste toon
»en heb de goedheid, Colonel Geraldine, u uw
woord van "Gentleman» te herinneren en dat
te eerbiedigen. Onthoud, dat gij in geen
geval zonder mijne bijzondere toestemming, het
incognito ontdekt, waaronder ik verkies uit te
gaan. Dit zijn steeds mijne bevelen geweest en
ik herhaal ze u nu. »En nu,» voegde hij er
bij, "verzoek ik u om de rekening te vragen.»
Colonel Geraldine boog onderdanig; maar
hij zag zeer bleek toen hij den jongen man
van de roomtaartjes, terug riep, en zijne be
velen aan den kellner gaf. De Prins behield
zijne kalmte, en beschreef een Palais-Royal
van de ville aan den jongen zelfmoordenaar,
met groote geestigheid. Hij vermeed de smee-
kende blikken van den Colonel, en zocht nog
een sigaar uit met meer dan gewone zorg.
Inderdaad was bij de eenige van het gezel
schap die eenig beheer over zijne zenuwen had.
De rekening werd betaald, de prins de rest
van den banknoot den verbaasden kellner als
fooi gevend; en de drie mannen reden heen
in een vigelante. Zij waren nog niet ver ge
reden, toen het rijtuig stilhield aan den ingang
van een tamelijk donker pleintje. Hier stapten
allen uit. Nadat Geraldine betaald had, keerde
de jonge man zich tot Prius Florizel en sprak
hem aldus toeHet is nog tijd, mijnbeer Godall,
om terug te keeren tot de slavernij. En wat
u betreft, majoor Hammersmith. Bedenk u goed
vóór ge verder gaat en als uw hart »neen» zegt
bier is de kruisweg. Wordt vervolgd./