NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 85. Woensdag 24 October 1900. Negen-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. De taak van een kleinen Staat. BUITENLAND. Nieuwe Duizend-en-één-Naclit-Verlialen. DE ZELF-MOORD-CLUB. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Prof. J. de Louter te Utrecht heeft zijn colleges dit jaar geopend met een rede onder bovenstaande titel, die bij L. E. Bosch Zoon te Utrecht in druk is verschenen. In die rede heeft do hoogleeraar gesproken over de taak van den kleinen staat naar buiten, tegenover andere staten. Hij heeft daarbij herinnerd aan de samenwerking der staten op het gebied van het privaatrecht en van het publiekrecht, ook een woord gewijd aan een poging onlangs ge daan om een organisatie te ont werpen voor de internationale maat schappij om tot de slotsom te komen dat ook deze geen middel aangeeft om te komen tot een sanctie van het volkenrecht, anders dan de col lectieve wil der betrokken staten. Iedere staat werkt mee tot de ont wikkeling van het recht door zijne wetten die het recht binnen eigen grenzen vaststellendoor verdragen met vreemde mogendheden; door in eigen practijk het gewoonterecht, waarop het volkenrecht grootendeels steunt, stipt te handhaven. Maar daarmee, zegt prof. De Louter, is de taak van den staat niet afge- loopen. «Indien er geschillen over rechts vragen ontstaan, welke niet binnen de rechtsbevoegdheid van een enkelen staat vallen en mitsdien niet uitsluitend door dezen kunnen worden beslecht, dan mogen andere staten niet onver schillig blijven en lijdelijk toenzien. Immers de oplossing is eene zaak van gemeenschappelijk belang, die niet aan geweld of toeval mag worden overgelaten. Wie dit in beginsel ont kent, loochent de rechtsgemeenschap der staten en ontzenuwt het interna tionaal recht. Dit toch rust op den overeenstemmenden wil der staten en onderstelt, dat deze hun wil zullen doen eerbiedigen en handhaven. Eene regeering, die het volkenrecht erkent en daaraan bij voorkomende gelegen heid klinkende phrasen en blinkende ceremoniën ontleent, doch tegelijker tijd de hoofdbeginselen klakkeloos laat schenden, handelt niet alleen onwaar maar verzaakt ook haar eigenbelang." Daarop gaat de heer De Louter doorhij beoogt, dat het onwaardig is van een kleinen staat te berusten, waar hij geen macht heeft aan zijn stem nadruk bij te zetten door de kracht van zijn arm. Zulk tusschen- beiden komen veroorzaakt vaak strijd en daardoor grootere rampen, dan die welke men trachtte te voorkomen, maar zelden heeft physieke overmacht de zege verschaft aan ethische krachten. Deze wordt veeleer bevochten door onstoffelijke wapenen. En dan betoogt prof. De Louter nog eens, dat een kleine staat door »het geven van ophelderingen, het bestrijden van dwaling en misverstand, het uitspreken van wenschen, gevoelens, overtuigin- gingen, in een der gebruikelijke vormen van het diplomatiek verkeer" kan protesteeren. De regeering van eiken staat kan zich wenden tot de geschilvoerende pariijen, hetzij om hare goede diensten of bons offices, hetzij hare bemiddeling of mediatie aan te bieden, hetzij om eenige andere diplomatieke dienst te bewijzen. Zij kan zich evenzeer wenden tot an dere regeeringen om tegen schennis van het volkenrecht te protesteeren en deze te bewegen haar invloed aan te wenden tot bewerking van hetgeen zij zelve niet vermag of zonder vrucht heeft beproefd. Dit alles is haar recht en haar plicht en kan telkens in andere vormen worden herhaald. Tracht zij bovendien met de haar ten dienste staande middelen te woekeren om binnen de grenzen van eigen juris dictie de gevolgen van het gepleegde onrecht te genezen of te verzachten dan, maar ook dan eerst heeft eene regeering, getrouw aan haar karakter van orgaan van den rechtstaat, haren plicht gedaan en naar vermogen ge waakt voor de haar toevertrouwde belangen. En men wane niet, dat haar arbeid vergeefsch, hare inspanning vruchteloos zij Door haren strijd voor het recht, zelfs al wordt haar naaste doel oogenschijnlijk niet bereikt, heeft zij de fundamenten van eigen bestaan bevestigd en zich een schild gesmeed tegen de aanslagen van toekomstig geweld." Prof. De Louter gaat vervolgens na, wat de oorzaken zijn, dat de Neder- landsche Regeering zich niet genoopt heeft gevoeld openlijk in de bres te springen voor het in Zuid-Afrika ge schonden recht. Hij vindt een reeks van oorzaken. Het Nederlandsche volk is te apatisch geweest, met name zijn voorgangers en woordvoerders. Het heeft niet ingezien welke groote Ne derlandsche belangen op het spel stonden. De regeering heeft een prij zenswaardige zucht getoond Nederland te vrijwaren voor buitenlandsche moeilijkheden maar toor.de daarbij een «onjuiste opvatting van het interna tionaal recht." «Eene regeering, die een helder besef heeft van den aard en de grond slagen en eene zelfstandige kennis van het volkenrecht, weet wat het al dan niet gedoogt en behoeft derhalve niet te aarzelen in de keuze der meest doeltreffende middelen tot bescher ming van liaro rechten en belangen. Sterk door eigen overtuiging, iaat zij zich niet beangstigen nocli het stil zwijgen opleggen door tegenoverge stelde meeningen van belanghebbenden of vreesachtigen. Thans heeft de vrees orn de plichten der neutraliteit te veronachtzamen en aan Groot- Brit- tannië gegronde reden tot klachten te geven verlammend gewerkt en de regeering eerst uit haren sluimer gewekt, toen hare eigene onderdanen het slachtoffer waren geworden van vreemd geweld. Eerst toen waagde zij het inlichtingen te vragen en bedenkin gen te opperen, blijkbaar in de meening, dat zij eerst toen recht van spreken had gekregen. Tegen deze dwaling helpt slechts eene grondige kennis van het internationaal recht, dat, evenals alle recht, doorgaans de vrij heid der subjecten wel beperkt doch niet opheft: m. a. w. geen stellige bevoegdheden toekent, doch slechts bestaande bevoegdheden binnen zekere grenzen bepaalt en aan zekere vormen bindt." Het slotwoord van prof. De Louter strekt ter aanprijzing van den «vast beraden wil om wezen van schijn te scheiden en onbeschroomd onrecht te noemen wat onrecht is," van karak tervorming dus. Handelb. Het nieuwe verzet, dat zich in den laatsten tijd wederom in den Vrijstaat tegen de Engelschen openbaart, vooral in het Zuid-Westen, een gebied, dat reeds lang gepacificeerd heette, heeft natuurlijk de ergernis van het leger bestuur in de hoogste mate gaande gemaakt. Ten gevolge van deze toenemende activiteit en de steeds sterker wor dende zucht van de onzijdigen om den vijand te helpen, seint Renter uit Kaapstad, hebben de militaire auto riteiten besloten drastische maatrege len te nemen om de «stroopende benden" uiteen te doen spatten en de onzijdigen gestreng te straften voor de verbreking van den neutraliteitseed. Ook hier dus zullen de vrouwen en kinderen het waarschijnlijk weer moeten ontgelden, want waarin deze drastische maatregelen zullen bestaan, kan men lichtelijk begrijpen. De nog overgebleven hoeven van hen, die op commando zijn, zullen worden ver brand, het vee en de voorraden weg gevoerd en de ongelukkige vrouwen, kinderen en tot vechten onbekwame grijsaards aan den hongerdood worden prijsgegeven, terwijl de zich neutraal houdende Boeren, die verdacht worden met hun strijdende medeburgers te heulen, als gevangenen zullen worden weggesleept. Kortom, met den Vrij staat zal nu ook gebeuren wat de beschaafde Engelsche militairen noe men, «schoonvegen." Hoe dat geschiedt, daarvan geeft de correspondent van de St. James Gazette een staaltje. «Ik had," zoo schrijft hij, «kort geleden eens de opdracht gekregen, depêches aan generaal Campbell te brengen. Deze generaal noodigde mij uit als gids bij hem te blijven. De generaal vertelde dat hij bevel had, het land schoon te vegen, en hij veegde het schoon. Alle hoeven waar hij langs kwam, werden van paarden, runderen, schapen, wagens an zoo meer gezuiverd. De voorraden die men niet kon meenemen, werden verbrand en de eigenaars als gevan genen meegesleept. In verscheidene gevallen waren er menschen onder, die op parool naar hun hoeven terug waren gezonden en die van den districtscommissaris een garantie-be wijs hadden gekregen dat hun be zittingen gespaard zouden blijven. Eenigen van hen waren zelfs En gelsche onderdanen die, om niet de wapenen tegen hun eigen vaderland te moeten opnemen, naar Basoeto- land waren gegaan met achterlating van have en goed. Het hielp echter alles niets; iedereen die maar terug kwam, werd gevangen genomen. Ik weet dat van onze toegeeflijkheid in enkele gevallen misbruik is gemaakt, maar het was toch verschrikkelijk om te moeten aanzien hoe in een paar dagen alles te niet gedaan werd, wat in twee maanden geschied was tot bevrediging van het land." Ziedaar de taktiek der Engelschen 1 Het land wordt tot een woestenij gemaakt en de mannelijke bevolking weggevoerd. Maar er is nog meer. In den laat sten tijd is herhaaldelijk uit de tele grammen gebleken, dat de Boeren in verschillende gevechten zooveel dooden kregen, terwijl de verliezen der Engel schen veel geringer waren. Het schijnt dat de Engelschen geen kwartier meer DOOR ROBERT LOUIS STEYENSON. De Geschiedenis van den Dokter en de Saratoga-Kofler. 16) nik dacht dat ik hoorde roepen," begon de dokter, »en vreezend dat ge onwel waart heb ik niet geaarzeld mij bij u in te dringen om u mijne hulp aan te bieden." Silas, met vuurrood gelaat en een vreeselijk kloppend hart, bleef tussehen den dokter en het bed staan, doch hij kon geen antwoord geven. "U staat hier in het donker" ging de dokter voorten toch hebt ge nog geen toebereidselen gemaakt u ter ruste te begeven. Mijne oogen kunnen in dit geval het beste oordeelen en uw gezicht drukt zeer welsprekend uit dat ge een vriend öf een dokter noodig hebt welke van de twee is het Laat mij uwe pols eens voelen want deze wijst meestal zeer juist de toestand van het hart aan. Hij ging op Silas toe, die voor hem achter uitweek, en trachtte zijne pols te vattendoch de jonge Amerikaan was te veel overstuur, en hij vermeed den dokter met koortsachtige be wegingen, en zich op den grond werpend, barstte hij in tranen uit. Zoo gauw dokter Noël den dooden man op het bed gewaar werd werd zijn gezicht donkeren haastig teruggaand naar de deur die hij aan had laten staan, sloot en draaide hij haar op slot. "Sta op!" riep hij uit, Silas aansprekend met harde stem. Er is nu geen tijd om te huilen. Wat hebt ge gedaan Hoe is dit lichaam in deze kamer gekomen Spreek vrij uit, tegen iemand die u wellicht helpen ken. Denkt ge dat ik uw ongeluk zou willen? Denkt ge dat dit doode stuk vleesch mijne sympathie voor u kan veranderenLichtgeloovige j ongeling, het afgrijzen, waarmede een blinde en onrecht vaardige wet zulk een daad beschouwt, wordt nooit gevoeld voor den dader, door hem die hem liefhebhen, en al zag ik den vriend van mijn hart tot mij terugkeeren uit zeeën van bloed, mijne genegenheid voor hem zou geens zins verminderd zijn. "Sta op" zeide hijgoed en kwaad zijn een chimera; er is niets in het leven dan het Noodlot, en in welken toestand gij u nu ook moogt bevinden, hier staat iemand aan uwe zijde die u bij zal staan tot het laatste. Aldus bemoedigd, herstelde Silas zich een weinig en, vertelde met bevende stem. en ge holpen door des Dokter's vragen, de feiten. Doch het gesprek tussehen den Prins en Geraldine vertelde hij niet, daar hij weinig van de boedoeling begrepen, en geen idee had dat het op eenigerlei wijze betrekking had op zijn eigen ongelijk. «Helaas!" riep Dr. Noël uit, ik moet me al zeer vergissen, of ge zijt zonder het te weten in de gevaarlijkste handen van Europa gevallen Arme jongen, welk een val werd voor uwe onnoozelheid gezetin welk een vreeselijk ge vaar werden uw voeten geleid!" Deze man, zeide hij, deze Engelschman, die gij tweemaal gezien hebt, en die ik verdenk de ziel van het geheele complot te zijn, kunt gij hem mij beschrijven? Was hij jong of oud? lang of kort? Doch Silas, niettegenstaande al zijne nieuws gierigheid, had niet de minste opmerkingsgave en kon derhalve niets dan oppervlakkige alge meenheden mededeelen. "Ik zou willen dat het een deel der opvoeding op de scholen was!," riep de dokter boos uit. "Wat geeft het of ge al zien kunt, en gearticuleerde klanken voortbrengen, als ge niet opmerken en u de trekken van een vijand herinneren kunt Ik die al de benden van Europa ken, zou hem immers hebben iden- tifieeren en u nieuwe wapenen voor uwe ver deding hebben kunnen verschaffen. Cultiveer deze kunst in de toekomst, arme jongen; ze zal u waarschijnlijk goed te stade komen. "De toekomst?" herhaalde Silas. "Welke toekomst is er voor mij, met de galg in het zicht "De Jeugd is een laf tijdperk in een men- schenleven" antwoordde de dokter; en zorgen schijnen iemand doorgaans donkerder toe dan ze zijn. Ik ben oud en toch wanhoop ik nooit. «Kan ik, wat ik u vertelde aan de politie vertellen?" vroeg Silas. «Zeer zeker niet,» antwoordde de dokter. Te oordeelen naar wat ik reeds gezien heb van het complot, in welks handen gij gevallen zijt, geloof ik dat uw geval van dien kant hopeloos is en in het oog der kleingeestige autoriteiten zult gij ongetwijfeld voor den schuldige ge houden worden. En vergeet niet dat wij slechts een klein gedeelte van het complot kennen, en dezelfde infame aanleggers hebben onge twijfeld tallooze bijkomende omstandigheden zóó geschikt dat ze bij een gerechtelijk onder zoek uwe schuld schijnbaar nog sterker zullen bevestigen.» "Dan ben ik verloren!» riep Silas uit. /Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1