NIEUWE voor en Advertentieblad rovlncie Utrecht. Hooi Ae Solidariteit! FEUIL I.ETON. No. 10. Woensdag 4 Februari 1903. Twee-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. VERZOEND. ourant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telepliooiuio. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Onder deze wapenleuze uit den eeo- nomischen ooi log der laatste jaren is de jongste dagen in Amsterdam tus- schen patroons en werklieden een gevecht geleverd en door laatstge noemden gewonnen, op een zóo ge makkelijke wijze, dat de toeschouwers een en al verbazing waren. Men wist dat de werklieden in hun vakvereenigingen de laatste jaren ten opzichte van de organisatie groote vorderingen gemaakt hadden, doch dat, met name onder liet spoorweg personeel, zoowel bij de georganiseerde als niet-georganiseerde werklieden, zooveel solidariteitsgevoel aanwezig was, die thans gebleken is, dat wist men blijkbaar niet. En toch is het juist liet solidari teitsgevoel dat bij dezen reusachtigen strijd de overwinning heeft behaald. De overwinning wordt van Ie groo- ter, te ernstiger beleekeriis, nu de strijd ontstaan is over de weigering van georganiseerden om met onge organiseerden te arbeiden, een be ginsel, dat alle vrijheid van arbeid aan banden legt en daarvoor in de plaats stelt tyrannie met verplaatsing van het gezag naar den kant waar dit zoowel in het belang van den werkman, als in dat van het algemeen, niet behoort. Wij constateeren dit feit zonder op de details in te gaan en behoeven ter illus'treering van tie noodlottige ge volgen van de verplaatsing van het natuurlijk overwicht, het gezag, sleclits naar het gebeurde te verwijzen. Indien deze cxceptioneele gebeur tenis regel zou worden, dan kan door het ontslag van één werkman, met deze organisatie der werklieden onder de leuze van «hoog de solidariteit" ieder uur van den dag door een werkstaking liet raderwerk der maat- Men heeft dien eisch nu tot opheffing van den strijd bij de Veeraen wel weerjlaten varen, doch niets belet hen hem morgen weer te stellen. schappij worden stop gezet met ver spilling van miljoenen. Het is tot dusver een raadsel hoe deze gewichtige strijd in zóó korten tijd bij een zóó kort en zwak verweer op deze wijze beslecht is kunnen worden. Zoo ooit, dan behoort hier van alle kanten geroepen te worden om meer licht. Meer licht in de eerste plaats op de houding van de veemen in hun onderlinge samenwerking tegenover de georganiseerde werklieden. Was hier bij den werkgever een begrip van solidariteit? Zijn wij goed ingelicht het tegendeel en waren er veemen, die op het vinke- touw zaten te loeren naai' de klanten van den stakenden concurrent. Hier ligt dunkt ons de groote fout. Waar de werklieden openlijk en voort durend elkaargedteven en aangespoord hebben tot organisatie en solidariteit, dit toonden te bezitten door voor elkaar te willen hongeren, bleven de werk gevers kalm ieder hun eigen weggetje gaan dat naar eigenbelang en winst bejag voert. Enkele verstandiger! hebben liet wel ingezien dat in den economische» strijd dezer dagen, organisatie tegenover organisatie liet eenige middel is om het gezag in banden te houden niet alleen, maar ook en vooral om in de vakorganisatie door eerlijke samen- wet king van patroon en werkman tot een vreedzame oplossing te komen van gerezen geschillen eri aan de federatie de beslechting in hoogste instantie, hetzij door een staking, hetzij door een lock out over te laten. Door de zwakte van de veemen en het niet georganiseerd zijn van de vakorganisaties der patroons in een federatie, werd de stiijd verplaatst naar een terrein, waar men al even zwak en onvoorbereid bleek. Ook hior moet de vraag om meer licht luide weerklinken. Wie gelezen heeft de wijze waarop de onderhandelingen gevoerd werden tusschen de vertegenwoordigers der diiecties van de spoorwegmaatschap pijen en die der werklieden zal moeten erkennen, dat hier van geen verde diging, laat staan van een energieke verdediging sprake was, maar van een overgave zonder slag of stoot. Bij de Slaatsspoorvvegmaatschappij heeft men den leider der organisatie zelfs verlof gegeven wellicht met behoud van traktement I om zich aan liet hoofd zijner troepen te stellen en die tegen zijn chefs en op diens kosten aan te voeren. En de soldaten ontvingen na ailoop van het gevecht tegen hun wettige meesters, na dezen totaal verslagen te hebben, als beloonirig liet loon tijdens de campagnedagen. Bij de H. IJ. S. M. vrijwel hetzelfde. Aanvankelijk een krachtig optreden, een wijzen op de aangegane vei plieli- tingen, een dreigen met schorsing en ontslag van de hoofdambtenaren, met de vei makelijksle Operette-scènes weldra afgewisseld, waarbij de station chef van Haarlem aan een socialistisch Kamerlid toestemming vroeg om een trein te mogen laten vertrekken. En ten slotte een gang naar de regeering, die eindigde met het toe geven aan alle eischen. De raadselen stapelen zich hier op. De artikelen van het Handelsblad en Nieuwe Courant, die den minister van waterstaat heftig aanvallen, de christelijkheid van het ministerie zelfs aansprakelijk stellen voor deze neder laag, waai van de gevolgen inderdaad niet te voorzien zijn, biengen meer schaduw dan licht. Want dat de regeering dit einde zou hebben kunnen voorkomen, zien ook wij nog niet in. Ook hier lieeischt dus volmaakte duisternis. Wij hebben gelezen, dal de directie van de H. IJ. S. M., of liever een der hoofdambtenaren - het is opmerke lijk dat bij beide lichamen niet de eerste man op den voorgrond is ge treden Zaterdag een conferentie (J) De heer Sprengar van Eyk was ziek. met den Minister van Waterstaat ge had heeft. Wij hebben dienzelfden dag gelezen, dat aan dat onderhoud een ministerraad voorafgegaan was; we hebben ook gelezen, dat de Minister van Oorlog zelfs een lichting onder de wapens heeft geroopen, met de bedoeling natuurlijk de orde krachtig te handhaven. Wij hebben verder ge lezen dat de II. IJ. S. M. den Minister gepolsd heeft omtrent het artikel der wet waarover het geschil liep, nl. dat de Maatschappij verplicht is voor ieder, zonder onderscheid, goederen te ver voeren Maar dien zelfden dag publi ceerden de betiukken firma's dat zij de Maatschappij ontsloegen van die verplichting. Uit deze twee laatste berichten kan men alleiden dat de minister de Maat schappij niet heeft ontslagen van de verplichting, want dan was het vrijdom van de betrokken veemen aan de H. IJ. S. M. niet noodig. De Minister heeft dus blijkbaar gezegd er is een spoorwegnet die u verplichtingen oplegt en waaronder gij hebt te werken. Blijkt het dat gij na alle mogelijke krachtsinspanning uw wettelijke verplichtingen niet na kunt komen, dan zal ik daarna en daaraan beoordeelen wat ik tegenover u te doen heb. Neen, zeggen de bovengenoemde bladen, de minister bad moeten ant woorden - de officiëele vraag en het oiïicieele antwoord zijn intusschen noch hun nocli ons bekend ik eiscli van u dat gij u aan de wet houdt en zal u daartoe desnoods dwingen. Dat de minister dit niet deed, wordt hem nu als een grief aangerekend, die hern zijn portefeuille onwaardig doet Ireeten. Zonderlinge redeneering dunkt ons, die zich zelf weerspreekt en sleclits een glimlachend schouderophalen ver dient. De spoorwegmaatschappij is ge bonden aan de wet. Hel blijkt haar onmogelijk om op een gegeven oogen- blik aan die wet, waarop zij zich nog wel beroepen had, tegenover haar personeel, te voldoen. Nu gaat zij tot den minister, die voor de naleving dier wet heeft te waken en zegtwilt gij nu tegen hen, die mij het naleven der wet onmogelijk maken, nog eens nadrukkelijk zeggendat gij krachtige naleving van de wet eischt. Verder zou de Minister toch al niet hebben kunnen gaan. Welk effect zou deze verklaring nu hebben gesorteerd? Dat de spoorweg maatschappij tegen de werklieden had kunnen zeggende minister eischt van ons, wij eischen van u dat gij het ons mogelijk helpt maken de wet uit te voeren. Wilt gij dat niet dan ontsla ik u en neem andere werklieden aan die onder bescherming van het leger uw dienst zullen verrichten. Het antwoord zou wellicht precies hetzelfde geweest zijn als dat, wat de Maatschappij zou hebben gekregen als zij, zonder een Minister te polsen, gehouden had waarmee zij begon te dreigen. De Minister had in deze quaestie niets te doen dan de Mij. de ver zekering te geven dat de regeering haar zou beschermen bij het vervullen van haar plicht. Eerst wanneer de Maatschappij in gebreke bleef de wet na te kornen was het aan den Minister te beoordeelen of zij door overmacht gebukt had ja dan neen. Maar het gaat niet aan om van iemand, met wien gij een contract hebt, wanneer men in moeilijkheden kornt om dit contract geheel na te leven, te zeggen, nu moet gij de ver antwoording dragen van het nakomen der mij opgelegde verplichtingen. Deze wijze van doen toch lijkt ons zoo zwak, dat het den schijn heeft alsof men heeft willen aantoonen, dat alleen Staats-exploitatie der spoor wegen toestanden als deze kunnen voorkomen Was dat de bedoeling, dan is ons alles duidelijk. Edoch, wij kunnen niet aannemen dat de voorstelling, zooals die door sommige bladen gegeven werd, de Naar het Duitsch van FREIHERR VON SCHLICHT. 5) Natuurlijk werd hun wenseh vervuld, maar thans, terwijl zij zich met hun speelgoed in de hand naar hunne gewone speelplaats be gaven, verbaasden zij er zich eensklaps zeiven over, dat zij er niet, zooals anders, in woeste vaart heenvlogen. «Elisabeth, waarom ben je toch zoo grillig?" vroeg hij haar eindelijk, wij hadden er ons toch zoo in verheugd, nog eens samen te kunnen ravotten." Een oogenblik keek zij hem stil aan, daarop begon zij zoo bitter te weenen, dat zij dacht, dat haar hart zou breken. Zwijgend stond hij tegenover haar, daarop sloot hij haar in zijne armen en kuste haar voor de eerste maal, maar hij wist niet, aan welk gevoel deze kus ontwelde. Den volgenden morgen vertrok Erits, zijn vader bracht hem zelf naar het cadettencorps, welks kommandant hij persoonlijk kende en met wien hij bevriend was. Groet Elisabeth en moe der," waren zijne laatste woorden tot zijn vader geweest, toen deze hem 's avonds verliet. Toen begon het leven in het corps, de eene dag verliep als de andere, in weerwil van het eeuwig hetzelfde, haperde het toch niet aan velerlei afwisseling en verstrooiing, doch veel onaan genaams bleef hem ook niet gespaard. Des niettemin was hij altijd opgewekt en vroolijk, leefde met al zijn kameraden in bestendigen vrede en voelde zich altijd gelukkig." «Zeg eens, Erits, waarom ben je altijd zoo opgewekt?" Hoe dikwijls werd hem deze vraag gedaan, en altijd had hij slechts dit ééne antwoord; «Ik weet hetniet." Altijd zweefde hem Elisabeths beeld half onbewust vóór den geest; hij was altijd vroolijk en gelukkig, als hij aan haar dacht, en zijne gedachten verwijlden steeds bij haar. Grenzenloos was zijn vreugde, toen hij de eerste maal verlof kreeg en met haar weder, zooals vroeger, door veld en bosch dwaalde en hare blikken vol bewondering op zijne gestalte rustte. "Frits, als ik grooter ben, trouw ik met je." Toenmaals had zij het voor de eerste maal gezegd en hem daarbij zoo zonderling aan gekeken, dat het hem wonderlijk om het hart werd. Hij voelde, in hare woorden lag, in weerwil van hare jeugd, meer dan scherts. Van dit oogenblik af noemden zij elkander eenvoudig bruid en bruidegomuit de stelen der madeliefjes had zij twee ringen gevlochten, welke zij elkander wederkeerig aan den vinger staken en waardeerden alsof zij van goud en edel gesteente waren. De j aren verliepenuit den kadet der voor bereidende school was een begaafd persoon geworden, die binnen weinige maanden als officier in het leger zou optreden, en Elisabeth vertoefde nu reeds sinds twee jaren in de groote kostschool eener residentie van Midden- Duitschland. De verhouding tusschen hen was dezelfde gebleven, zij stonden nog, evenals vroeger, in levendige briefwisseling met elkander en geen hunner verzweeg voor den ander, wanneer er iets voor hen gewichtigs gebeurde. Elisabeth was een groot, slank en daarbij toch krachtigmeisje geworden, dat door hare aan minnigheid den naijver en den nijd barer vrien dinnen en de bewondering der heeren wekte. Zij gold, vooral ook om baar aanzienlijk ver mogen, voor eene begeerlijke partij, en het haperde baar, in weerwil van hare jeugd, zij telde achttien jaren, niet aan aanzoeken, waar van zij gedurig onmiddelijk aan Erits mede- deeling pleegde te doen. «Ga eens na, al weder is er een op me verliefd geworden," schreef zij dan vroolijk en uitgelaten, "ik begrijp bet volstrekt niet. Want ik meen, alle menscben moeten bet mij terstond aanzien, dat ik altijd nog op jou verliefd ben. Denk eens na, altijd nog, of bet immer zoo blijven zal?" En steeds voegde zij er dan in een tusschenzin bij, dat eenvoudig haar ondeugendheid baar de laatste vraag had gedicteerd, daar hij zeer goed wist, dat zij nimmer een ander zou trouwen dan hem, dat is te zeggen, al hij haar later nog hebben wilde. Gedurig op nieuw las hij die brieven, welke hij als een reliquie bewaarde. In die dagen greep er een voorval plaats, dat een groote verandering in den toestand teweeg bracht. Zoowel Elisabeths als zijn eigen vader hadden zich laten bepraten, aan de op richting eener suikerfabriek, waarvan men groote winsten beloofde, met een aanzienlijk kapitaal deel te nemen. Doch de vooruitzichten werden verijdeld: inplaats van de verwachte winsten, kwamen er verliezen en men moest herhaaldelijk tot het brengen van nieuwe offers besluiten, in dien men bet tot biertoe ingebrachte geld niet geheel wilde verliezen. Maar al te spoedig bleek de fabriek een bodemloos vat te zijn, dat ont- settende sommen verzwolg, zonder ooit eenig voordeel af te werpen. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1