NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
No. 12.
Woensdag 11 Februari 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VERZOEND.
Amersfoort sche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Pér 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Teleplioomi». CA.
ADVERT ENTIËN: t
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer Th Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Open brief
anti Leiders en Volgelingen.
MM.
Buitengewone toestanden doen vaak
personen vooruit treden die anders
niet gewoon zijn of er naar verlangen
hun denkbeelden openbaar te maken.
Het kan echter voorkomen dat een
dergelijk, vergelen burger zich gedron
gen gevoelt zijn droomerijen mede te
deelen hetgeen hij dan juist te ge-
reeder kan doen, wanneer van hem
niet verwacht kan werden dat hij uit
sluitend ten bate öf 'ten imdcelo '.an
de eene of andere opvatting zal spreken.
De gebeurtenissen der laatste dagen
gaven zulk eene aanleiding tot dit
schrijven daar ze duidelijk hebben
aangetoond hoe verkeerd het is wan
neer eene partij de kiacht harer tegen
partij onderschat.
Dat die onderschatting bestond, ten
aanzien van de kracht fier georgani
seerde arbeiderspartij, bij degenen die
niet tot die partij behooren, gepaard
aan overschatting van eigen macht,
behoeft niet nader te worden aange
toond.
Ziende blind en hooiende doof waren
ze die het niet de moeite waardig
achtten rekening te houden met zoo-
veie zich duidelijk genoeg openbarende
gevoelens der minderheid.
Maar dit te erkennen sluit niet
buiten dat ook te constateeren valt
hoe die minderheid de kracht hare:
tegenpartij geneigd is te onderschatten
en in menig opzicht ook haar eigen
jonge macht reeds overschat.
liet slachten der kip die de gouden
eieren legt is nooit ten voordeele uit
gevallen van hem die zulks deed,
evenmin als het hardnekkig tegen den
stroom op blijven roeier de beste
wijze genoemd mag word n om voor
uit te komen.
Heeft men lang gemeend dat dien
weg vooruit, tegen den stroom in
moest zijn, zoo schijnt er nu aan
leiding te bestaan het eerste gezegde
in herinnering te brengen.
Werkgevers hebben arbeidskrachten
noodig, maar ook de arbeidskracht
moet werk kunnen vinden. Zoude nu
de positie van zoovelen, die, in zeer
veel gevallen op volmaakt billijke
gronden, in andere gevallen op on-
billijken grondslag, verbetering van
"hun lot wenschen, zooveel beter worden,
wanneer door' wederzijdsche heftig
heid, de breuk onherstelbaar werd
gemaakt en wanneer in verbittering
besluiten worden genomen en daden
gepleegd waarover men zicli later
algemeen zoude hebben te beklagen?
Het mag toch wel als onomstootelijk
waar worden aangenamer: ,,ot welvaart
alléén kan bestaan bij geordende
maatschappelijke toestanden en dat
de bronnen van wel waart, onverschillig
aan wie die welvaart ten goede komt,
aan enkele bevoorrechten of aan meer
deren gezamenlijk, zeer snel uitdrogen,
wanneer de eerste conditie »die van
oi de en zekerheid" niet aanwezig is.
Wie belet builenlandscbe reederijen
bijv. de haven van Amsterdam te
mijden wanneer het havenbedrijf al
daar sloornis ondervindt?
Wie belet binnenlandscKe reederijen
de havens van Vlissingen en wanneer
ook daar geen rust te vinden ware,
die van Antwerpen en zoo straks van
Brugge als uitgangspunt te kiezen
voor hunne ondernemingen
Wie belet de eigenlijk pas weder
oplevende industrie van scheepsbouw
en machinebouw, benevens tal van
andere industrieën zich te verplaatsen
wanneer de aanvoer der benoodigde
grondstoffen en de mogelijkheid van
over geregelde arbeidskracht te be
schikken, ontbreekt?
"Wie noodzaakt Spoorweg-Maat
schappijen tot het onderhouden van
een dl ukken dienst wanneer onzeker
heid het publiek angstvallig maakt te
leizen en wanneer het verminderd
eigen aanvoeren en het verloopen
transito verkeer dit niet meer vraagt?
Wie noodzaakt particulieren tot het
bouwen van huizen wanneer ten ge
volge van algemeene achteruitgang
geen vraag meer naar nieuwe wo
ningen ontslaat?
Waartoe zouden groote publieke
werken worden ondernomen, wanneer
er door liet verminderend verkeer
geen behoefte aan zoude bestaan?
Waartoe een Zweefbrug te Velzeri,
een verhoogde Spoorbrug bij Zaandam
wanneer de haven van Amsterdam
wordt vermeden, waartoe pakhuizen
en entrepots en kranen en los gereed
schap? Maar waarom meer te vragen
in dien zin
Kunnen dan ten slotte, kunnen dan
de arbeiders, die, laat ons aannemen
en toegeven, een «karig" stuk brood
nu verdienen, die gewijzigde toestan
den volgen, kunnen zij zich zoo ge
makkelijk met hun gezinnen verplaat
sen, of kunnen ze uit eigen krachten
concurreerende ondernemingen aan
vangen
Zullen de verplaatste bedrijven of
zullen de verplaatste arbeiders welkom
zijn, in een ander, bun vreemd land?
Het komt er niet op aan welk ant
woord schrijver dezer regelen op tl ie
vragen geneigd zon zijn te geven, liet is
een vraag die, naar hij meent, aan
het algemeen gesteld mag worden.
Is die vraag duidelijk gesteld dan
zullen er wel antwoorden van beide
zijden op te geven zijn.
Maar wèl verdient het aanbeveling
om liever te trachten elkander, zij het
ook Ier elfder ure, de hand te reiken,
iets Ie laten vallen van het koel ont
kennen en miskennen, van het wan
trouwen dat de partijen scheidt.
Bestaat er geen mogelijkheid met
goeden wil elkander halfweg te ont
moeten en, de van beide zijden ge
maakte fouten erkennend, verder
samen te werken in goede verstand
houding?
Leiders van de arbeidersbeweging,
leiders van de publieke opinie, leiders
van de openbare orde, mannen van
bet gezag, U vraag ik. moeten burgers
tegen burgers worden aangevuui d tot
vernietigende strijd of tot heilzame
samenwerking? Moet Nederland, door
inwendige verdeeldheid verzwakt, zijn
machtige naburen lot last, van die
zijde er aan herinnerd worden slechts
«Eendracht maakt Macht?"
Laat ons erkennen dat andere tijden
andere omstandigheden medebrengen
en niet wanhopig trachten nocli door
geweld den ouden toestand te besten
digen, noch door geweld een nieuwen
toestand in te voeren.
Leiders van beide zijden, het wel
en wee van Nederland ligt in Uwe
handenvereenigt U, ten bate van liet
algemeen welzijn en Uwe volgelingen
zullen er wèl bij varen.
Met ernstigen wil is ook nu nog
eene vreedzame oplossing mogelijk.
Eén vonk doet het kruit ontbranden,
doch ook maar één droppel bluscht
den vonk en maakt liet kruit on
schadelijk.
Van de Duitsche kranten hebben
de radicale Vossische Zlg. en de
sociaal-democratische Vorwarls eigen
beschouwingen gegeven over de
staking.
De directies van de spoorwegmaat
schappijen zoo zegt de Vossische
Zlg. hebben hel oflei', dat hun
zeker moeilijk genoeg is gevallen, in
het belang van het algemeen welzijn
gebracht, maar als men den blik in
de naaste toekomst richt en zich de
gevolgen voorstelt, wat blijkt dan?
Allereerst is in Nederland een van
de belangrijkste grondslagen van het
verkeer tot in zijri diepste diepte ge
schokt. Welk koopman, welk fabrikant,
welke onderneming zal zich slechts
één oogenblik veilig voelen bij bet
besef, dat de aan het spoor toever
trouwde goederen onder zekere om
standigheden kunnen geweigerd wor
den, omdat zij door een of andere
firma, die de arbeiders in den ban
hebben gedaan, vervaardigd, geleverd
of ook maar naar het slation gebracht
zijn? Van een onpartijdig onderzoek
is geen sprake meer.
Men heeft een krachtproef geleverd,
en weet thans dat onder alle om
standigheden zijn wil kan doorzetten.
Zaterdag was een sociaal-democraat
heer en meester van het station te
Haarlem. Gelooft men dat zulk een
voorbeeld van onmacht van den
stationchef zoo spoedig verdwijnen zal
uit het geheugen van het personeel?
De Vorwarts zegt, dat hoe meer
de bijzonderheden van den korten,
maar grootschen strijd van de Neder-
landsche transportarbeiders bekend
worden, hoe meer men erkent, welk
een overwinning van beteekenis daar
behaald is door het solidair samen
werken van verschillende vakver-
eenigingen.
Deze groote staking heeft overigens
ook weder een schitterend bewijs ge
leverd voor de geweldige beschavende
werking die vakvereenigingen oefenen.
«Als men weet, hoe weinig de staat
en de gemeenten in Nederland door
de lange verwaarloozing van het. onder
wijs voor de opvoeding van het volk
hebben, dan moet men zich verbazen,
dat de duizenden arbeiders, verbitterd
door uittartingen van de patroonsbent,
niet de minste buitensporigheden
hebben begaan".
Venezuela.
Naar de Malin meldt, zouden de
revolulionnairen, die zich aan de oevers
van de lagune van Maracaibo, bevinden,
zich aan de Regeering hebben onder
worpen. Deze heeft een aanzienlijke
troepenmacht onder generaal Ferrer
gezonden naar Guatire en Guarenas,
waar zich het gros van het revolution-
naire leger van generaal Rolando
ophoudt.
Als generaal Rolando nu even
ongelukkig is als zijn medestanders,
de generaals Du Charme en Antonio
Fernandez, die bij Comatagaua geheel
werden verslagen en 3300 patronen
met 300 geweren in de handen van
Castro's troepen moesten laten, zal
de regeeringspartij te Caracas wel
Naar het Duitsch van
FREIHERR VON SCHLICHT.
7)
O, ik ben zoo onbeschrijfelijk gelukkig, en
alleen het gevoel, jou wellicht verdriet te doen,
is in staat het te benevelen. Ik bemin hem,
zooals vroeger alleen jou op deze wijde wereld.
Ik weet dat je trouweloos zult noemendoe
het niet, het zou onbillijk zijn. Lang, lang heb
ik op je gewacht, je kwaamt niet, omdat je
niet komen kondt, en ook in de toekomst zou
het niet anders zijn. Wij zijn beiden zoo arm
laten wij. verstandig zijn, laat niet alleen ons
hart, maar ook ons verstand spreken. Nimmer
zouden wij vereenigd worden! Wees niet boos
op me, je weet, dat ik je bemin, bijna even
sterk als hem, dien ik boven alles liefheb 1"
Urenlang zat hij vóór deze weinige regels,
totdat hij eindelijk begreep, dat zij voor immer
voor hem verloren was. Zij had toch gelijk,
wat kon hij haar aanbieden en wanneer kon
hij, de armste Luitenant van het regiment, er
ooit aan denken, een vrouw te onderhouden.
Als hij Kapitein was Dat kon nog lange, lange
jaren duren: ja, zij had maar al te zeer gelijk
met alles, wat zij zeide, maar hard, onbe
schrijfelijk hard was het toch voor hem. «Alleen
het gevoel, jou wellicht verdriet te doen."
Hoe dikwijls had hij deze woorden gelezen.
«Wellicht." Wist zij het werkelijk niet, dat
zijn hart bloeden zoude uit de wonde, welke
zij hem sloeg, of wilde zij zichzelve daarmede
misleiden bij het gevoel van het geluk, dat
haar vervulde. Wellicht. Dit ééne woord krenkte
hem dieper dan de daad, welke zij gepleegd had
was zij zoo koud en gevoelloos, dat zij werkelijk
met de smart, welke zijn boezem doorvlijmde,
geen medelijden had? De fierheid ontwaakte
in hem, uit zijn mond zou zij niet vernemen,
hoezeer hij om harentwil leed. Hij ging aan
zijn schrijftafel zitten, om haar geluk te wenschen
met den stap, welken zij gedaan had, maar
terwijl hij schreef, verrees haar beeld weder
voor zijn geest en hij kon de tranen niet terug
dringen. Het was niet alleen de smart, kaar
verloren te hebben, welke hem deed weenen
zijne tranen golden het verdwenen geluk zijns
levens, het verloren deel van zijn streven, thans
had hij op de wijde wereld niet meer, niets dan
zijne armoede.
Hij had er dien namiddag, toen hij in het
casino kwam, uitgezien als een lijk, en deel
nemend hadden hem de kameraden omringd,
ja, de Dokter had zelfs, in weerwil van alle
tegenspartelen, er op aangedrongen, hem te
onderzoeken, «want öf je bent ziek öf je wordt
ziek, een gezond mensch kan er zóó niet uitzien",
had hij beweerd. Maar Marback bleef gezond en
hield zijn hart gesloten voor iedereen; wie zou hem
ook begrepen hebben, en zelfs, indien hij ook
al een deelnemend gemoed gevonden had,
niemand zou in staat zijn, hem te helpen of
te redden. De tijd alleen was in staat zijn
smart te lenigen. In den aanvang scheurden
Elisabeths brieven de nauwelijks geheelde wond
gedurig op nieuw open, doch langzamerhand
werd haar schrijven zeldzamer, tot zij eindelijk
geheel uitbleven. Voor de uitnoodiging tot de
bruiloft had hij bedankt; hij wilde haar nimmer
wederzien, niet omdat hij kwaad was, maar
omdat hij zich niet sterk genoeg gevoelde, om
bij een ontmoeting met haar de aandoeningen zijns
harten te verbergen. Hij wilde beproeven, haar
te vergeten, en daarom was hem zijne oproeping
voor de Krijgsschool dubbel welkom. Met glans
legde hij na drie jaren het vereisckte examen
af en werd hij, teneinde hem een bewijs van
erkenning van zijn vlijt te geven, hij zijn tegen
woordig regiment geplaatst, waarin hij, wegens
de voor hem aanmerkelijke betere ancienniteits-
rechten, hopen kon binnen twee of drie jaar
kapitein te zijn.
Ongeveer een jaar stond hij in het nieuwe
Garnizoen en nauwelijks was hij tot Adjudant
benoemd, toen zijn Kommandant tot Generaal
werd bevorderd en Vrijheer von Maltow de
Overste van zijn regiment werd, en weldra be
stoud er voor hem geen twijfel meer, dat Elisa
beths echtgenoot en zijn nieuwe Overste éénen
dezelfde persoon was. Hoe zult je je tegenover
haar gedragen? Dit was de vraag, welke hij
zich elk oogenblik stelde, nadat hij zich van
den eersten schrik, welken het bericht bij hem
had verwekt, had hersteld. Hoe zul je je tegen
over haar gedragen De vraag was zeer moeilijk
en toch volgde het antwoord er op als van
zelf. Zij was de gade van den Kommandant,
met eerbied en hoogachting moest hij haar
naderen, de dwaasheden der jeugd moesten
vergeten zijn, met geen woord, met geen blik
mocht hij daaraan herinneren. Zou hij sterk
genoeg zijn, om zijn voornemen uit te voeren?
Hij hoopte en geloofde het, wel voelde hij bij
gedachte, Elisabeth weder te zien, zijn hart
onrustig kloppen, maar dit was meer het ge
volg van eene zekere verlegenheid, dan van de
vreugde haar weder te begroeten; de liefde
voor haar meende hij voor goed overwonnen
te hebben.
«Het verheugt mij, dat gij juist mijn Adjudant
zijt. Mijne vrouw heeft mij veel van u verteld,
ik weet gij in uwejeugdspeelnooten zijt geweest.
Wordt vervolgd).