NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
I Ell ILET ON.
No. 16.
Woensdag 25 Februari 1903
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
UTOPIE OF WERKELIJKHEID
IMTENLANL).
VERZOEND.
10)
ourant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonde r 1 ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever O. J. S LOT II O U W E R.
BureauLnngestraat 77. Telephooiuio. 69.
AD VERTENTlfiN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Voor eenige weken bracht een reis
voor zaken mij in Holland, en hoewel
ik dit land geregeld bezoek is mij toch
nimmer bet onderscheid tussehen liet
kleine land mijner inwoning en Hol
land zoozeer opgevallen als juist bij
dit laatste verblijf; ik vermeende steeds
zeer veel punten van overeenkomst te
hebben kunnen opmerken, totdat ik
nu tot de ontdekking kwam hoe ver
mijn vaderland van Holland verwijderd
staat in velerlei opzichten, en hoeveel
reden tot dankbaarheid mijn mede
burgers m eten gevoelen burgers van
onzen kleinen staat te zijn. in plaats
van te bebooren tot het zooveel grooter
en machtiger Holland.
Zie Mr. de Red. waar ik nu in Hol-
landsclie dagbladen slechts lees en in
gesprekken steeds hoor over dreigende
gevaren en over middelen boe die
gevaren af te wenden, waar ik boor
van troepenvorzameling als of een
buitenlandsche vijand af'te weren was,
waar ik hoor van verdachtmaking en
onrust, en dat alles tussehen burgers
van éénzelfde land daar vraag ik mij
af of ik niei goed doe even de aan
dacht Uwer lezers te vragen voorde
toestanden in mijn kleine land, waar
we, naar ik duif beweren, liet veel
rustiger en kalmer hebben, dan hier
de toestand schijnt te zijn.
üns land Mr. de Red. is klein, is
zeer klein, doch onze regeeringsvorm
is de monarchale even als in Holland.
Wij bezitten een grondwet, wij hebben
volksvertegenwoordiging en Ministers,
en ons consulaatwezen is, hoe klein
het land ook zij, over de geheele
wereld verspreid. Met eenige, eveneens
kleine, staten staan wij in zeer nauwe
vriendschappelijke betrekkingen, met
de groote mogendheden leven we in
goede verstandhouding, en daardoor
kan onze regeering zich geheel wijden
aan de behartiging der binnenlandsche
welvaart. Waar internationale betrek
kingen zijn aan te knoopen of te
onderhouden, zendt onze regeeiing
haar gezanten uit en in de meeste
gevallen kunnen die gezanten voor-
deelige handelstractaten met de be
trokken mogendheden sluiten.
Onze, door den Koning aangestelde,
Ministers worden benoemd voor levens
lang, er zijn bij ons geen Ministerieele
crisissen. Wanneer een onzer cahi
netsleden allreedt is liet een persoon
lijk, nooit een collectief aftreden,
noodzakelijk geworden door gemis
aan overeenstemming tussehen den
regeerenden vorst en dien Minister,
betiellende de toepassing van de na
genoeg eenigo artikelen onzer Giond-
wet«Geen stiijd maar samenwerking
tot algemeen welzijn". «Een lichaam
is slechts dan gezond wanneer alle
deeleti daarvan gezond zijn."
Wij bezitten een uitgebreid kies
recht, ieder mannelijk ingezetene, die
een bepaalden tijd zijn burgerplichten
heeft vervuld, is kiesgerechtigd. Het
volk kiest zijn vertegenwoordigers en
ilie vertegenwooi diging vergadert met
do Ministers in de door onzen Koning
steeds persoonlijk geleide zittingen
der Kamers.
Daardoor is hel mogelijk dat de
bezwaren der volksklasse, die in ons
kleine land ook nog worden gevoeld,
direct de hooge regeering beieiken
en zooveel mogelijk worden uit den
weg geholpen.
Wie onze schoone residentie be
zoekt en onze ruime gezonde steden
doorwandelt, onze spoorwegen en
kanalen ziet en de bedrijvige welvaart
in ons geheele kleine land heerschend,
aanschouwt, vraagt menigmalen ver
wonderd zich af, hoe het mogelijk is
dat dit landje zoo bloeiend zich ont
wikkelen kan, waar grootere stalen
met zooveel ruimer hulpmiddelen zich
niet in dezelfde mate van welvaart
kunnen verheugen.
Bij ons in het land is armoede on
bekend, al bezitten wij verschil in
stand en vermogen. Ons volk is
arbeidzaam en welvarend niet alleen,
doch ons volk is een volk van »be
Wij hebben geen «nationale
doch wij bezitten een «na-
vermogen" dat jaarlijks aan
zit ters
schuld"
tionaal
groeii.
Ieder mannelijk burger is in het
genot van een Staats-Levensverzeke-
ringpolis, hoofdzakelijk dienende om
zijn gezin te steunen wanneer hij, op
jongen leeftijd stervend, geen gelegen
heid heeft gehad een genoegzaam
aandeel in het nationaal vermogen te
verkrijgen.
Onze weduwen genieten Staats
pensioen naar gelang barer behoeflen.
Onze aankomende jonge buigers
genieten kosteloos onderwijs, vak-en
herhalingsonderwijs.
Buiten de ook door ons gevierde
Zondag- en kerkelijke feestdagen,
worden er drie nationale feestdagen
bij ons gevierd, de kosten dier feest
viering zijn ten laste van den Staat.
Bij eene jaarlijksche volksvergade
ring, gepaard gaande met de opening
der beide karm-rs dooi onzen Voist.
die daarbij meest omgeven is door de
leden van het Koninklijk huis en de
gezanten der bevriende mogendheden,
door den Ministerraad en door alle
leden der volksvertegenwoordiging, is
het het voorrecht van onzen Koning
zijn volk mede te deelen welke nieuwe
wetsontwerpen aan de kamers zullen
worden voorgelegd tot bevordering
van het nationaal welzijn, en tevens
de vermeerdering aan te geven die
het nationaal vermogen het vorig
dienstjaar heeft ondergaan.
De dag der opening onzer Staten
Generaal is een vierde algemeene
nationale feestdag.
Lands biblotheek bezitten wij even
als onze eigen scholen voor ieder
kosteloos toegankelijk.
De ongevallenwet beslaat bij ons
sedert jarenhet Rijk keert bij ons
100% van het loon aan de invalide
arbeiders nit. daarenboven hebben wij
een Rijk-fonds voor uitkeering in geval
van ziekte en een Rijksfonds voorliet
verstrekken van middelen tot verzor
ging en tot bespoediging van liet
herstel der zieken.
Al deze fondsen zijn ten bate van
alle burgers van ons kleine Rijk.
Wij hebben georganiseerde werk-
liodensyndicaten zeer machtige daar
onder zijn de Transportarbeiders en
de Metaalbewerkers, even als in Hol
land, doch onze werklieden-bonden
bevorderen de welvaart in ons land
en de goede verslandhouding onder
ling, niet enkel onder de leden van
één bond, maar tussehen Bond en
Regeering. tot algemeen welzijn.
Mr. de Redacteur, hoewel ons kleine
land zoo weinig bekend is, het be
staat, de goede instellingen van ons
land bestaan, maar bestaan alleen
door, en dit is geloof ik het punt van
onderscheid in kwestie, ze bestaat
al Ie en doordien:
ten eerste: ons Koninklijk huis en
hoogste aristocratie vrijwillig zich eene
belasting heeft opgelegd, eene belasting
bi] ons onder een anderen naam be
kend, docli hij U in Holland ongeveer
overeenkomend met wat men zoude
kunnen noemen «Eene vrijwillige be
lasting op weelde tot algemeene be
vordering van noodzakelijke en nut
tige instellingen.
en ten tweede, door de samenwer
king van Volk en Regeering voor liet
algemeen welzijn."
In ons land wordt niet volgens
voorschriften of op bevel opgebracht,
doch de vrijwillige gaven onzer ans-
tocratie) en onzer vermogenden heb
ben die prijzenswaardige toestanden
bij ons in het leven geroepen, en de
gevolgen zijn merkbaar in hetgeen ik
U hierboven mededeelde aangaande
ons landje.
Waarom zoude wat bij ons de proef
der praktijk doorstaat ook niet bij U
mogelijk wezen?
Ik gevoel dat het hart mijner lands
lieden van vaderlandsliefde zal zwellen
wanneer ik hun, van uit den vreemde,
deze regelen, door middel van Uw
ook hij ons veel gelezen blad, onder
de oogen breng; ik wensch vurig Mr.
de Redacteur, dat mijn klein, nietig
vaderland het voorbeeld moge geven
aan het machtige Holland hoe door
samenwerken van de edelsten in den
lande met het volk de treurige toe
standen waarin Holland zich bevindt
in duurzame verbetering kunnen over
gaan. C. H. II.
P.S. Ik vergat U nog mede te dee-
Ion, dat, daar wij absoluut geen leger
onderhouden, onze grenzen soms wor
den overschreden door burgers van
machtige staten, doch op de bekende
wijze van Jameson's raid in Transvaal.
Het komt dan wel een enkele keer
voor, dat een onzer burgers doordien
inval schade ondervindt, eer die in
dringers kunnen worden overtuigd,
dat ze aau de andere zijde van onze
grenzen te huis behooren De schade
wordt dan zoo goed en spoedig mo
gelijk van Rijkswege hersteld, doch
soms wordt er eene zware verwonding
aan een onzer burgers toegebracht
of wordt er een enkele gevankelijk
medegevoerd.
Dit is een bezwaar, ik eiken het,
maar hel weegt toch niet op, volgens
de bij ons algemeene opinie, tegen
de bezwaren die ook andere landen
van die invallen ondervinden. Is het
daar noodzakelijk een legermacht
eerst bijeen te roepen, bij ons is ieder
Burger onmiddellijk bereid de aan
vallers te keeren.
Chamberlain oogst niet veel sym
pathie op zijn reis in de Kaapkolonie.
De Afrikaanders te Kaapstad, uitge
zonderd sommige leiders, hebben al
heel weinig notitie van hom genomen.
Ons land doet juist alsof hij in het
geheel niet bestond. In haar nummer
van 19 dezer heeft zij echter een brief
opgenomen van den lieer Michau, een
invloedrijk Afrikaarider, die niet lang
geleden door de rechtbank in het
gelijk werd gesteld, toen hij van een
hl ad, dat hem van rebellie had be-
Naar het Duitsch van
FREIHERR VON SCHLICHT.
Hij deed alsof hij het niet bemerkte, dat
het kopje in hare hand trilde, maar nam het
kalm met een hoffelijk woord van dankzegging
aan.
Daarop sprak hij kalm verder, informeerde
omtrent tal van bijkomende zaken, bracht het
gesprek op den schouwburg, op de nieuwste
voortbrengselen van kunst en litteratuur, tot
hij plotseling weder op den tijd der jeugd
terugkwam. Maar geheel zijn uiterlijk en al
zijne bewegingen verriedden, in weerwil van
de moeite, welke hij zich gaf, om het te ver
bergen, zulk een onrust, dat ook zij daardoor
werd aangegrepen, en haar lach klonk gekunsteld
en gedwongen. Marbach merkte dit wel en
werd gaandeweg vroolijker en uitgelatener, hij
legde er zich opzettelijk op toe zijn slacht
offer te kwellen.
«Maar mijnheer von Marbach, ik herken u
vanavond niet; wat hebt gij toch?"
«In haar doodelijke angst stootte zij deze
vraag uit, in de hoop, dat zij daardoor een
andere wending aan zijn gedrag zou geven.
Hij staarde haar aan; thans, dat voelde hij,
was het oogenblik gekomen, waarnaar hij sinds
maanden vurig had verlangd. Een seconde
aarzelde hij nog, een seconde verloor hij den
moed; zij, die ddar tegenover hem zat, was
toch de echtgenoote van zijn Komraandant.
Daarop greep hij met zijn rechterhand toevallig
het medaillon, dat hij sinds vele jaren aan zijn
horlogeketting droeg en waarin de verlovings
ring lag, welken zij eens op de weide voor hem
gevlochten had en waarvan hij zich nooit ge
scheiden had. Het was of er een gloeiende
straal van dat kleine voorwerp uitging, want
zijn bloed begon sneller te stroomen en sterker
bonsde het in zijne slapen.
«Wat ik heb? Weet gij het werkelijk niet,
moet ik het je dan eerst zeggen, dat ik je
bemin
Een vaal bleek bedekte haar gelaat en ont
steld liet zij zich achterover in haar stoel
zinken: «Marbach, ik smeek je, heb medelijden
met me
«Medelijden?" vroeg hij bitter lachende. «Had
je dan met mij medelijden, toen je me plotseling
je huwelijk meedeeldet en mij wegzondt als een
knecht, die zijn werk heeft gedaan? Ik ben te
fiier, om te vertellen, wat ik toen geleden heb,
maar hieruit, dat ik je nog altijd bemin, kunt
ge opmaken, hoe grenzeloos mijne liefde was."
Zonder te beseffen wat hij deed, was hij in
den vertrouwelijken toon van vroegeren tijd
vervallen, en ook zij scheen het niet opgemerkt
te hebben. Zij had haar gelaat met beide handen
bedekt, doch hare tranen verrieden wat ze leed.
Hij was vóór haar nedergeknield en had hare
knieëen omvat: «Elisabeth, ik bemin je, ik
weet, dat het zonde is, het je te zeggen, maar
ik word krankzinnig, als ik het geheim nog
langer in mijn boezem besloten moet houden.
Elisabeth, heb medelijden met me, zeg, dat jij
me ook bemind en laat me dan van zaligheid
sterven
Hij had zijn hoofd in haar schoot begraven
en zij voelde, hoe zijn groot, forsch lichaam
van ontroering schokte en beefde. Een grenze
loos medelijden met den vriend barer jeugd
maakte zich van haar meester en dit oogenblik,
dat hij om liefde smeekende aan hare voeten
lag, schonk haar de zekerheid, dat ook zij hem
beminde, dat het een leugen was geweest, toen
zij zichzelve had wijs gemaakt, dat zij verder
voor hem niets meer dan vriendschap gevoelde.
«Elisabeth, zeg me, dat ook jij me nog be
mint!"
Het klonk, als de kreet om hulp van een
stervende, zoo wanhopend en aangrijpend, dat
zij luid snikkende zich tot hem overboog en
hare armen om zijn hals sloeg. Zij kuste hem
op het voorhoofd en liet haar hoofd op zijn
schouder rusten, terwijl zij uitriep«Frits, mijn
arme, arme Frits I"
Hij sloeg de door tranen bevochtigde oogen
tot haar op«Spreek niet van medelijden
wat is medelijden, als het hart met alle kracht
naar liefde snakt? Zeg me slechts eenmaal,
dat je me bemint!,'
Hij was opgesprongen en had de willooze
gestalte tot zich getrokken, zij voelde zijne
vurige kussen op hare oogen en hare lippen
en was onmachtig zijne liefkozingen af te
weren. Een dolle verrukking overmeesterde
haar, zij beantwoordde zijne teederheden en in
een vurige kus brandden hare lippen op zijnen
mond. Gaandeweg onstuimiger werden zijne
liefkozingen, steeds vuriger de woorden, welke
hij haar in het oor fluisterde: «Elisabeth nog
is het tijd, ga met me meê, bereid me het
geluk, dat ik sinds jaren met ongeduld heb
verbeid. Je bent de mijne, vóór vele jaren,
heb je je aau me verbonden, omdat je me
bemindet! Ik voel het, je bemint me nog, kom,
laten we gelukkig zijn!"
Hij trok haar tot zich op den stoel en thans,
nu zij den wilden gloed zag, welke uit zijne
oogen sprak, nu zij zijn heeten adem voelde
en zijne armen haar al vaster en vaster om
klemden, thans werd het haar duidelijk, in
welk een toestand, in welk gevaar zij zich
bevond. Wordt vervolgd).