nieuwe
Nieuws- en Advertentieblad
voer de Provincie Utrecht.
i\o. 30
Woensdag 15 April 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
1
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Staatsexploitatie onzer spoorwegen.
lUilTKNLAM).
FEUILLETON.
Zijn laatste Toevlucht.
Amersfoortsche Courant
Zm*®Fi
i
A B O N N E SI E N T S F R IJ S
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLaugestraat 77. Telephooiuio. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Het zal wel niet ontkend worden;
dat het vraagstuk van de staats
exploitatie onzer spoorwegen dit jaar
meer dan ooit de aandacht vraagt.
In de eerste plaats natuurlijk, omdat
ons vaderland dit jaar in de spoorweg
stakingen dingen beleefd heeft, welke
zulk een diepgaande bezorgdheid op
wekten, dat men zich meer en meer
gaat afvragen, of hier te lande liet
spoorwegwezen wel op een gezonden
grondslag gevestigd is. En vervolgens,
omdat door lien, die van staatsbeheer
op dit gebied sinds lang voorstanders
waren, toch reeds met belangstelling
het oogenblik verbeid werd, waarop
de motie der vrijzinnig-democraten
bij de Tweede Kamer in behandeling
zou komen. Deze motie, liet behoeft
nauwelijks te worden herinnerd,spreekt
de wenschelijkheid uit, dat de staal
onze spoorwegen zelf in exploitatie
neme.
Hoe men nu ook over dit viaagstuk
denke, over één ding zijn zoowel voor-
als tegenstanders van staatsexploitatie
het eens: dat namelijk de bestaande
toestand in geen geval deugdelijk is
Heizij men dien wil vervangen door
staatsbeheer of door een monopolie
aan één vennootschap, verandering
moet er komen immers liet is van
algemeene bekendheid, dat in ons
kleine land de concurrentie op dit
gebied zeer ongunstige gevolgen heeft.
Onophoudelijk bestoken de maat
schappijen elkaar met kleine plage
rijen, waarvan het publiek het slacht-
oller wordt. Nu eens wordt een ge-
wenschte aansluiting door eengeiing
tijdsverschil reeds in de dienstregeling
verijdeld; dan weer wordt de aan
sluiting, op papier beloofd, in de prac-
lijk te niet gedaan, omdat men op
den concurrent niet een enkele minuut
wil wachten.
Op bet stuk der tarieven, gelijk-
heidsduur der retouren, recht van
afbreken der reis, enz lieersclit zóó
veel verscheidenheid en. wij kunnen
wel zeggen, zóóveel verwarring, dat
men er slechts met moeite den weg
in leert vinden. Daarbij komt, wat
het publiek niet zoo terstond bemerkt,
dat concurrentie der twee groote
maatschappijen een rnassa onnoodige
uitgaven ten gevolge heeft, als bijv.
dubbele administratie, dubbele bestel-
kanloren, leclame, verzekeringskosten
voor wagenhuur en gezamenlijke ont
vangsten, conti ö!e op overgangs
stations, en dergelijke meer. En bet
ergste is, dat, wat men inet de con
currentie beoogdede lage vracht
prijzen. in ons land geenszins ver
wezenlijkt is. Wel zijn de prijzen voor
het goederenvervoer hier iets lager,
dan in België en Duitschland (welke
voor het grootste deel staatsexploitatie
hebben): doch de cijfers bewijzen,
dat dit alleen te danken is aan de
concurrentie, welke beide maatschap
pijen te zaaien ondervinden van de
in ons land uitstekende waterwegen.
Waar deze concurrentie echter niet
te vreezen is, namelijk in het per
sonenverkeer, daar zijn onze vracht
prijzen 32 en 40°/o hooger dan de
Duitsche en Belgische hadden wij in
ons land bijvoorbeeld het Belgische
tarief dan betaalden w ij per jaar aan
plaalskaarten vijf millioen gulden
minder.
Doch ook de spoorwegmaatschap
pijen zelve ondervinden van de con-
ourrentie de nadeelen. Haar divenden
zijn in de laatste tien jaren altijd om
en-bij de 4"/i) geweest, en gemiddeld
halen zij de 4°/o lang niet. Hoe weinig
er bij dien stand van zaken overblijft
voor liet wjnstdeel, dat de Nederland-
sclie staat van haar uitkeeringen boven
de 4°/o genieten zou, is te begrijpen.
En tocli rekende men indertijd op dat
winstdeel zóózeer, dat de huursom,
die de staat jaarlijks voor zijn spoor
wegen ontvangt, slechts 1.74°/o van
de aarilegkosten bedraagt. Daarbij
vergeleken, zijn dus België en Pi uisen,
die ondanks hun lagere tarieven ge
middeld 4en 4°/o van hun aanleg-
kapitaal «maken", in oneindig gun
stiger conditie.
Een ander gevolg dier onderlinge
concurrentie is, dat de loonen en
werktijden van liet personeel in ons
land, met onze buren vei geleken,
ongunstig zijn. Toch zou reeds een
geiinge loonsveiliooging van 20 cent
per dag bij voorbeeld bij de Maat
schappij tot exploitatie der Staats
spoorwegen liet heele dividend tol
niets terugbrengen. Dit bewijst niet,
dat zulk een wensch naar hooger loon
en korteren dienst een onbehoorlijke
is, maar dat het spoorwegstelsel, bet-
welk niet bewilligen kan wat billijk
is. ongezond moet lieeten.
Bovendien brengt elk stelsel van par
ticuliere spoorweg-exploitatie, hetzij
concui renlie of monopolie, noodwen
dig groote gevai en met zich mee.
Eén daarvan is gelegen in de macht,
die spoorwegdirecties, vooral in ons
land. bezitten door haar uitzondei ings-
taneven. Wanneer voor liet vei voer
van groote hoeveelheden hout of ijzer
of ander materiaal op zeker baan
vak, bijv. OudewaterEmmerik, een
vrachtverlaging wordt toegestaan, dan
profiteert daarvan in naam ieder
industrieel in de genoemde vakken,
docli inderdaad slechts de ééne bout
zagerij of ijzergieterij, die er wij
stellen maar liet geval te Oude
water bestaat.
Eu erger nog dan deze protectie
is, dat de spoorweg-maatschappijen
haar vrachtverlaging ook verleenen
aan den buitenlander, waar deze
anders niet tegen onze iandgenooten
zou kunnen concurreeren. De drijf
veer lot zulk een weinig vaderlands
lievende daad is natuuilijk liiei iu ge
legen, dat de spoorwegmaatschappijen
liever tegen lagere vrachten vervoeren,
dan dat zij haar wagens leeg van de
giens moeten laten terugloopenbeter
wat, dan niets.
De kansen op omgekeerde protec
tionisme bescherming van liet
buitenland worden nu nog ver
gt oot door de mogelijkheid, dat bui
tenlanders onze spoorwegaandeelen
koopen en dan de spoorwegen be-
heerenvolgens hun belang en
lijnrecht tegen liet onze. Zulk een
mogelijkheid bestaat zeer zeker. De
voormalige Rijnspooi was in Engelscbe
handen Zwitserland besloot in 1897
tot de naasting voornamelijk om deze
reden. Bijna w as indertijd de directie
onzer Staatsspoor door buitenlanders
ofNederlandsche «stroomarmen"
vervangen. Niet ten onrechte wijst
men er op, dat, wanneer wij in oor
log kwamen met een land, hetwelk
onze spoorwegdirecties belienrsclien
kon, onze mobilisatieplannen óf ontij
dig overgebracht óf heimelijk tegen
gewerkt en vertraagd zouden worden
Alles goed en wel, zeggen de tegen
standers van verandering; we geven
u toe, dat iu het algemeen staats
exploitatie hoogst wenschelijk is, maar
zal de naasting iu Nederland niet erg
veel kosten? Nu, zouden we willen
antwoorden, goedkoop zal zij niet zijn;
en de spoorweg-overeenkomsten van
1891 zijn schuld, dat de Staat er
meer geld in zal moeien steken, dan
anders noodig ware geweest. Toch
zal nog wel een rente kunnen worden
gemaakt. Maar al ware dit niet zoo,
ons dijkwezen kost ook geld, onze
rijkstelegraaf brengt de kosten niet
operi toch zal zeker niemand gaan
zeggen, dat daarom die beide takken
van Staatsdienst maar achterwege
hadden moeten blijven. Een tweede
punt is dit: de som, die de Slaat aan
de spoorwegmaatschappijen zal moe
ten betalen, wordt met elk jaar wacb-
tens hooger en onvoordeeligerde
boekwaarde van haar bezittingen stijgt,
zonder, dat er belaas, een behoorlijke
afschrijving tegenover staat.
Welnu, zegt men, dan naasten we
nooit! Ja, dat zou men, volgens deze
redeneering, moeten zeggen; maar...
dat staat niet in onze macht. Want
elk oogenblik kunnen de maatschap
pijen den Staat lot naasting dwingen,
wanneer haar winst beneden zeker
minimum daalt; en het is reeds te
voorzien, dat zij, bij het telkens on
gunstiger worden harer financieels
uitkomsten, dit eerlang doen zullen.
Maar in dat geval beteekent ook elk
jaar, dat de Slaat liet onvermijdelijke
uitstelt, het opollereu van nieuwe
sommen.
Moge de Tweede Kamer, door aan
de ingediende motie haar zegel te
hechten, de Staats-exploitatie der
spoorwegen eindelijk ook in ons land
verwezenlijken.
Volgens de nieuwe immigranten-
wet, onlangs in de Vereenigde Slalen
ingevoerd, wordt daar voortaan de
toegang lot liet land geweigerd aan
idioten, krankzinnigen, personen lij
dende aan vallende ziekte en personen,
welke in de laatste vijf jaren aan
verstandsverbijstering geleden hebben.
Verder aan armlastigen, beroeps
bedelaars, personen die lijden aan
afschuwelijke of besmettelijke ziekten
zij, die wegens misdaden of schending
der zedelijkheid veroordeeld zijn ge
weest; polygamisten, anarchisten en
al degenen, die voorstanders zijn van
omverwerping der Regeering door
geweld, of door liet vermoorden van
openbare ambtenaren geproslitueer-
den en zij, die deze invoeren of
trachten in te voeren.
Geen persoon echter, wegens een
zuiver politiek misdrijf veroordeeld
of vervolgd, zal geweerd worden.
Vreemdelingen, in de Vereenigde
Staten binnengekomen in strijd met
de wet, zullen onmiddellijk terugge
zonden woiden; de kosten van bun
onderhoud in de Vereenigde Staten
en hun terugreis zullen door de
eigenaren van het schip, dat hen
ovei bracht, bekostigd moeien worden.
Yoeng-Loe, de opvolger van Li-
Hoeng Tsjang als Eeiste Groot-Secre
taris van hel Hemelsche Rijk, en als
zoodanig een der invloedrijkste per
sonen in China, is Zaïei dag te Peking
Oorspronkelijke Novelle
DOOK
P. TESSELHOFF JK.
2
Bij dit gezegde glimlachte de spreker en al
len lachten toen, want een ieder der heeren
begreep, wat hiermede bedoeld werd niet alleen,
maar ook, wie men wel in staat en gewillig
achtte, om door een huwelijk met den man in
kwestiè, diens thans beneden peil gedaalde
finantieele staat, volkomen te herstellen. Allen
hadden een vrouwennaam op den tong, maar
niemand sprak dien uit. Was dit uit vrees
zichzelve te compromiteeren, of wel de draag
ster dier naam. Vermoedelijk wel het laatste,
want er waren geen vreemden in hun com
partiment. De heeren zwegen eenige oogen-
blikken, waarin het brommen van de trein en
het loeien van den wind de eenige geluiden
waren, die de stilte verbraken.
Toen sprak er een, wel is waar op luiden
toon, toch evenwel als tot zich zeiven en waar
wel uit op te maken was, dat zijne hersenen
zich nog steeds met het onderwerp van hun
gesprek bezighielden. «Mooi is ze niet, maar
ze zou eeDe uitstekende vrouw voor hem zijn
en hij was meteen uit de brand."
«Wellicht zal hij nu wel werk van haar ma
ken, want zij is zijn eenige toevlucht."
«Ik weet niet of ge het all.n met mij eens
zijt," zoo li et zich een tweede hooren, «de Pauw"
mag trotsch zijn, dat valt niet te miskennen,
maar hij heeft zich dan ook ridderlijk gedra
gen, temeer daar er zeer gemakkelijk een
anderen weg was te vinden, dus hoop ik voor
mij wel, dat hij er weer boven op komt."
«O, ja, ik ook," spraken bijna allen tegelijk,
toen zwegen zij weer. De trein holde voort
met groote snelheid, de storm huilde en nam iu
hevigheid toe, zoodat het scheen, alsof zij poog
de de zware wagens van hunne baan te lichten.
In het naaste compartiment was het ook stil
want daar zat maar een persoon, de net ge-
kleede jonkman, die in voorgemeld gesprek als
«de Pauw" werd aangeduid.
Paul van der Linden, zoo was zijn naam,
werd eertijds door zijne schoolmakkers bij ver
korting «Pau" genaamd en later, toen Paul
meer en meer blijk gaf, behept te zijn met
datgene, waarvoor de van der Lindens bekend
stonden, nl. trotschheid, werd voornamentlijk
door hen, die de voorspoed der familie benijd
den, dit «Pau" veranderd in «de Pauw" en zoo
was men Paul steeds blijven noemen, hoewel
zoo als reeds vermeld, zijne kleeding althans
dien bijnaam volkomen logenstrafte.
Paul van der Linden dan, zat roerloos, gedo
ken in een hoek der coupé en staarde met
zijne groote, bruine oogen naar het licht der
zoldering, hij scheen, zooals men het noemt,
wakende te droomen; allerlei beelden trokken
zijn geest voorbij en een ervan, eene lange,
blonde dame, met staalblaauwe oogen, kwam
telkenmale terug en ook telkenmale bij haar
wederverschijnen, kwam er een bittere trek
op het sympathieke gelaat van den jonkman.
Hij sloot even de oogen, alsof hij hiermede
de ongetwijfeld jiijnigende gedachte wilde ver
drijven, en zie, een ander beeld tooverde zijne
verbeelding hem voor den geest, ook van eene
vrouw. Eene vrouw, ouder dan de eerste, met
grofbeenig gelaat, waarin een paar flets grijze
oogen hem aanstaarden, half verwijtend, half
medelijdend, alsof zij zeggen wilde: «Gij achttet
mij wellicht niet goed genoeg voor U, toch
evenwel is mijn hart met medelijden voor U
vervuld." Had Paul van der Linden iets opge
vangen van het gesprek, dat in de andere af-
deeling der wagen gevoerd werd?
Het was nog niet lang geleden, dat de fami
lie van der Linden door ieder, die hen kende,
voor rijk, schatrijk werd gehouden; dat waren
zij dan ook, al was hun rijkdom ook niet zoo
groot, als algemeen beweerd werd. Dat was nu
anders geworden, nu waren zij arm, doodarm.
Rijkdom kan ras verdwijnen en als men zijn
fortuin verloren heeft, is de wijze waarop men
het kwijt is geraakt, toch hetzelfde, het is weg
en daar blijft het bij. Men wordt beklaagd, of
niet beklaagd, doch nimmer wordt er, op en
kele uitzonderingen na, de behulpzame hand
toegestoken, zoo was het ook gegaan met de
familie van der Linden.
Toen ruim twee jaren geleden Paul's vader
stierf; werden de zaken door diens neef Karei
van der Linden en de veel jongere Paul, voort
gezet. Karei was ongehuwd. Hij had altijd het
volle vertrouwen van Paul s vader genoten en
zich dat ook steeds waardig gemaakt, niemand
zag er dan ook eenig gevaar in, dat Karei
het vermogen der erfgenamen bleef beheeren
Dezen, mevrouw van der Li d.n, Paul's
moeder, zijne twee zusters en ook hij zel e,
dachten er niet aau eenige v -n t
brengen in de steeds jaar op j;:
gewoonte. Zelfs bij de voorzichtige In r PI., r,
die met Pauls oudste zuster was gehuwd,
kwamen die gedachten niet. op. Paul reisde
voor de firma, meest buitenslauds en zijn neef
Karei bestuurde de zaken en twee jaren
achtereen was het resultaat schitterend.
i 11'». m,d>.