NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 50. Woensdag 24 Juni 1903. Twee-en-dertigste jaargang. Opgerolde matten. BINNENLAND. FE UI L LETOiN. Tante Meriljt tj sliipmien. Amersfoort sche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLaugestraat 77. Telephooniio. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Zooals waarschijnlijk velen van onze lezers weten, had de Minister van Finantiën wetsontwerpen ingediend om drie dingen voor te stellen: Vooreerst om den accijns op het gedistilleerd met 7 te verhoogen, en van f63 op f 70 te brengen. In de tweede plaats om den suiker accijns met 3 te verlagen. Eindelijk om de regeering te machtigen, indien zulks in het belang van de suiker-industrie noodig mocht, blijken, een zoogenaamde »surtaxe" op suiker te heffen. Dat wil zeggen om aan de grenzen van ons land voor suiker, die van elders wordt ingevoerd, een zeker bedrag te doen betalen boven het bedrag van den accijns voor hier te lande gproduceerde sui ker en dus inzoover de vaderlandsche nijverheid te «beschermen". Voor over dit laatste voorstel heeft de minister Harte heel wat te hooren gekregen, zoowel buiten de kamer als bij het verloopig onderzoek in de af- deelingen van de Kamer zelve. De meesten noemden het ongrondwettig, omdat hier feitelijk over het heffen van een belasting, waaromtrent de wetgever te beslissen heeft, beslist zou worden door her uitvoerend ge zag. En afgezien daarvan waren de ontevredenen vrij wat talrijker, dan de voldanen: Aan den eenen kant verlangden de op de bescherming van hun nijverheid beluste fabrikan ten de zekerheid van een wetsvoor schrift, niet slechts de mogelijkheid, waarvoor de regeering den weg wilde effenen. Aan den anderen kant was reeds deze mogelijkheid allesbe halve naar den zin van hen, die van protectionistische invoerrechten af keering zijn, omdat zij daarin zien een volkomen ongerechtvaardigde be voorrechting eener kleine groep van fabrikanten ten koste van alle ver bruikers. Maar ook voor haar beide andere voorstellen oogstte de regeering bit ter weinig bijval. Tegen dat tot verhooging van den drank-accijns verhieven zich de stem men dergenen, die het als verderfe lijk beschouwen, indien de zilveren koorden, welke de schatkist binden aan drankgebruik en drankmisbruik, nog nauwer worden toegehaald, zoo dat het later te moeilijker zal blijken, dat misbruik en dat gebruik van overheidswege doortastend te bestrij den. Er werd bovendien op gewezen, hoe zonderling het was, dat dezelfde christelijke regeering. welk met de eene hand de staatsloterij wilden op heffen, dewijl de overheid een zóó leelijken hartstocht, als die van het spel, niet door eigen daad mag aan moedigen, met de andere hand ver hoogde inkomsten wilde putten uit de volkszonde van den drank. Verlaging van den suiker-accijns moest op zichzelf weliswaar worden toegejuicht door een ieder, die de grootste voedingswaarde van dit genot middel erkent, en die daarom begeert dat het geldelijk onder het bereik lcome van alle kringen der bevolking. Doch voor dit doel was de geringe accijns-vermindering, die voorgesteld werd, ten eenenmale onvoldoende. Het koopende en verbruikende publiek zou er zoogoed als niets van merken het gebruik zou er nauwelijks door toenemen. Doe één van beiden, zoo voerde men den minister tegemoet: óf er worden voorshands, waar 's rijks finantiën, in verband met de stijgende behoeften van verschillende takken van dienst, in allesbehalve schitteren den toestand verkeeren, aan den sui ker-accijns niets veranderd; óf deze accijns worde zóó aanmerkelijk ver minderd, dat de prijs van de suiker in beteekenende mate dale, dat dien tengevolge het verbruik belangrijk toeneme, dat de bevolking daarvan profijt hebbe, en dat ten slotte ook de schatkist geen schade lijde. 't Was voor den Minister van Fi nantiën een moeilijk geval. Zeker was het, dat hij, indien hij volhardde bij zijn plannen, het in de Kamer hard te verantwoorden zou hebben, dat hij een zwaren strijd tegemoet ging, en dat hij een goed geharnasd ridder zou moeten blijken om als overwin naar het strijdperk te. kunnen ver laten. Wie zulke dingen met belang stelling gadeslaat, kon zich spitsen op interessante dagen in 's lands ver gaderzaal. Daarvan komt intusschen niets. Want.... de minister heeft al zijn matten opgerold. Op het Voorloopig Verslag van de Kamer heeft hij ge antwoord met een uitvoerige Memorie, waarin hij weliswaar met grooten om haal van woorden betoogt, dat zijn bedillers het glad mis hebben en hij in elk opzicht gelijk heeft, maar waarin hij toch zijn voorstellen alle drie terugneemt, die omtrent den suiker en den drankaccijns evengoed als dat omtrent de surtaxe op suiker. Hij trekt zich uit het strijdperk terug, nog vóórdat de dag van beslissend vechten is aangebroken. In één opzicht is er in deze han delwijze van den minister Harte iets sympathieks. Wij bedoelenvoorzoo- veel betreft het door de suikerfabri kanten beoogde beschermende in voerrecht. Die fabrikanten behooren meerendeels tot 's minsters warmste politieke vrienden. Ook de anderen hadden voor hun baatzuchtig oog merk véél verwacht van den man, die als protectionist bekend stond en ook als zoodanig op den ministers-zetel had plaats genomen. Zij hadden ge hoopt, dat het gelukken zou de be geerde surtaxe vastgesteld te krijgen bij de wet. In allen gevalle bood de weg, aanvankelijk door den minister betreden, toch de kans op verwe zenlijking van hun hartewensch. En ziedaar, dat hij hieraan den bodem inslaat. Aldus besluitend, kon hij er vast op rekenen, dat fiolen van toorn over zijn hoofd zouden worden uit gestort. En te meer, nu hij dit te voorzien had van partijgenooten, wier politieke steun voor hem van groote waarde is, pleit het voor zijn eer lijkheid, dat hij niettemin zulk een besluit genomen heeft. Anderzijds echter verraadt deze eerste poging van den huidigen Mi nister van Finantiën, om in te grijpen in het belastingstelsel, het tegendeel van vastheid van wil en overtuiging. Van een bewindsman, die in welke richting dan ook, wenscht te her vormen, mag men verwachten, dat hij indachting is aan het woord van Moltke, eerst te wegen en dan te wagen; dat hij begint met nauwge zet te overdenken hoe hij het zal aanleggen, maar daarna dan ook, tot handelen overgaande, met vaste hand het roer omklemd houdt en toont een vastberaden stuurman te zijn. Hier heeft men precies het om gekeerde. Hier is gewaagd, zonder tevoren behoorlijk te wegen. Hier laat de stuurman het roer aan zijn hand ontglippen, zoodra ernstige aanmer king gemaakt wordt op zijn stuur- manskunde. Kan hij de man zijn om, als straks de zoo moeilijke zeereis eener alge- meene tariefherziening moet worden ondernomen, het schip heen te sturen tusschen al de gevaarlijke klippen, die dit vaarwater onveilig maken? Ons dunkt van niet. Wat voor ons, die op een protectionistische her ziening van het tarief van invoer rechten geenszins belust zijn, een geruststelling wezen kan. Maar wat voor de minnaar van beschermende rechten tot bedenkelijk hoofdschud den leiden moet. Uit het nu gebeurde valt de slots om te trekken, dat de heer Harte vermoedelijk ook verder blijken zal te zijn wat de Duitschers noemen een goed mensch, maar een slecht muzikant. Z. K. 11. Prins llenderik der Nederlanden heeft eene gift van f 100 doen toekomen aan het «Nationaal Comité tot steun aan Miliciens". De Koninginnen hebben Zon dagochtend de godsdienstoefening bij gewoond in de Hervormde Kerk te Raam, onder geboor van Ds. H. Meulenbelt. De Koningin-Moeder zal om streeks half Juli een bezoek brengen aan de Nijverheidstentoonstelling te Groningen. De nieuwste spelling. De Bond van Nederl. Onderw. heeft zijne ter Koninklijke goedkeuring op genomen gewijzigde statuten van het Ministerie van Justitie teruggezonden gekregen, eerst rnet het verzoek het stuk »te zuiveren van taalfoutenor, daarna toen gezegd was dat 't in «vereenvoudigde spelling« geschreven was met verzoek 'tin «de gebrui kelijke spellinga over te brengen. De Bond zal 't maar doen. De «Oud-Bussum exploitatie- maatschappij" doet de brug. waar over men in het bekende «Bosch van Bredius" komt, deugdolijk versterken. Kersen Men schrijft uit Tiel De kersen verkoopingen in de Betuwe zijn weder geëindigd en heb ben het voor velen treurige resulaat opgeleverd, dat de kersen bijna niets hebben opgebracht, hetgeen trouwens te verwachten was door het kleine beschot, 't Kwaadste van alles is echter, dat wat nog over Is ootendeels zal verarmoeden door de koude. Den laatsten nacht heeft Vertelling van HANS HOFFMAN. «Zulk een oude man I" stotterde Agatha, in plaats van antwoord te geven. «Oude mannen zijn zeker heel lief a Wat, je bemint eeD ouden man?" viel tante haar in de rede, terwijl zij een zonderlingen blik op het meisje wierp. «Nu, waarom ook niet? Oude mannen zijn, zooals je juist op merkte, dikwijls heel lief. Van oude vrouwen kan men dat, geloof ik, zelden zeggen." «Maar ik spreek van den burgemeester,'' viel de kleine haastig en bijna heftig in, en ik wilde slechts zeggen, dat men oude mannen toch niet trouwen mag als men zelf nog zoo jong is. Hij is wel mijn weldoener en ik ben hem zoo dankbaar en heb hem zoo heel lief, maar zoo van buiten, ik weet niet hoe ik mij uitdrukken moet, zoo geheel uiterlijk. Hij heeft mij altijd een beetje tegengestaan. En als men trouwt, dan mag iemand je toch niet tegenstaan? En hij heeft bijna geen haar meer!" Weder begon zij krampachtig te weenen en als gebroken zat zij op den stoel, die de gast vrouw haar had aangeboden. «Maar hoe heet dan die andere," sprak deze streng, «die je niet tegenstaat? Dat wou ik wel weten, anders kan ik je raad noch hulp geven." Agatha sloeg haar handen voor haar gezicht om het blozen te verbergen en angstig riep zij«Maar hij wil mij toch niet." «Dat kan men Dooit weten," merkte tante Erederikje op. »De mannen zijn een raar volk, velen van hen zijn dapper als leeuwen tegen over den vijand en tegenover de zee, maar tegenover een dom meisje zijn zij beklagens waardige hazen en durven zelfs niet met blik ken, laat staan met woorden, te toonen, wat er in hun hart omgaat. Ik ken dat precies van mijn man zaliger; ik heb ook altijd geloofd, dat hij mij niet lijden mocht, zoo dom stelde hij zich aan, en toch was hij een held als geen ander. Kom, wie is je uitverkoren draken- dooder en lamsstaart? Ik vraag het nu voor de laatste maal. Als je geen vlag toont zeil ik weg." «Ook een scheepskapitein," fluisterde het meisje nauwelijks hoorbaar. "Ei, dat treft mooi," meende de kapiteins- weduwe, «bij die klasse van menschen sta ik in aanzien en kan ik wel wat uitwerken. Maar ook zeevaarders luisteren gewoonlijk naar een naam. Hoe is het met die van jou? Houdt hij die soms geheim? Zet dan het jongemensch uit je hoofdje, dan heeft hij slechte bedoelingen. Dan is het altijd nog maar heter, dat je den ouden zondaar met zijn open vizier trouwt." »0 neen, dat doet hij in het geheel niet. En hij heeft niet eens een mooien naam. Mij kan het niet schelen, maar hij klinkt heel won derlijk, zoo zoo naar eetwaren." «Toch niet Christiaan Boterham riep de oude vrouw levendig. Het meisje knikte zwijgend en beschaamd. "Nu, dat is tenminste een voedzame naam. En voeding is bij het huwelijk toch altijd de hoofdzaak. Bovendien voert hij mijn barkschip «Windhond", maar dat is hij niet en hij zal er wel flink voor zorgen, dat j e boterham goed gesmeerd en goed belegd is. Waar hebt jelui elkaar leeren kennen?" »Hier heb ik hem het eerst gezien," vertplde Agatha reeds iets toeschietelijker, «met u zat hij op uw bank voor het huis en ik zat op onze bank. Toen heeft hij mij ook gezien en toen hij mij later op straat ontmoette groette hij beleefd. Daarop dacht ik aldat moet een goed mensch zijn." "Beleefdheid is lang nog geen goedheid," zei de oude dame, vooral niet de beleefdheid tegenover hooge heeren en aardige meisjes; maar in dit geval heb je toch goed gedacht. Hij is een flink mensch. Alzoo, verder met den tekst!" "Het is zoo gekomen," vertelde Agatha. «Ik was op de werf van Radmann en zocht schors; ik moest voor den kleinen Hans naast ons een bootje uitsnijden. Daar zag mij mijnheer Chris tiaan hij bemerkte, dat ik nog geen goed stuk gevonden had en hij hielp mij zoeken en hij sprak daarbij heel vriendelijk met mij. Op eens vond hij een groot, prachtig stuk, dik, vast en gezond en dat wilde hij mij geven. Maar ik zeidat is voor mij te groot, daar zou men een volledig schip nit kunnen snijden en zoover reikt mijn kunst niet. Maar om het nu te versnijden, dat zou jammer wezen. Best, zei hij goedig, dan zullen we een kleiner stuk zoeken, dan zal ik dit houden; we zullen eens zien wat er van te maken is. Als u over acht dagen dan weer op de werf komt, zal ik u mijn werk toonen; u moet dan zeggen hoe het uitgevallen is. Nu, dat beloofde ik en ver heugde mij er al op, want ik zie zoo gaarne kleine scheepjes als zij aardig gemaakt zijn en dat verwachtte ik van hem zeker, daar zag hij wel naar uit. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1