NIEUWS
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 65.
Zaterdag 15 Augustus 1903
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
B(j flit nummer Behoort een Bijvoegsel.
BINNENLAND.
FLEURETTE.
Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLnngestrant 77. Telepliooiuio. 09.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Een motie.
De 70e algemeene vergadering
van de Ned Vereeniging tot afschaf
fing van alcoholische dranken, gehou
den te 's Gravenhage, nam de volgende
motie aan
de 70ste algem. verg. v. d. Ned.
Vereeniging t. a v. alcoh. dranken
acht het een schande voor onze
beschaving, een vernedering voor
de volksvertegenwoordiging en een
hoon aan het Nederlandsche volk,
dat in de Tweede Kamer zitting
neemt iemand, wiens verkiezing
is bevorderd door bedwelming der
kiezers
spreekt daarom hare diep veront
waardiging uit over de mis
bruiken, die plaats gehad hebben
bij de verkiezing te Sittard van een
lid voor de Tweede Kamer der
Staten Generaal;
en hoopt, dat in de volksvertegen
woordiging zelve, een krachtig pro
test opga tegen deze brutale ont
aarding der politieke zeden
Deze motie is in druk aan alle leden
der Tweede Kamer toegezouden.
Koning Edward VII van Enge
land is Woensdagmiddag ongeveer
halfzes met zijn jacht «Victoria and
Albert" op de reede te Vlissingen
aangekomen, begeleid door kruisers
»Kent" en »Isis". De Koning bleef
aan boord totdat de dagmailboot was
binnengestoomd. Zijn jacht kwam niet
in de haven, doch bleef op de reede
geankerd.
Met een stoombaikas begaf de
Koning, die streng incognito reisde,
onder den naam Hertog van Lancas
ter, zich naar de Zuidelijke ponton.
Hier werd hij begroet door verschil
lende autoriteiten o. a. den Britschen
consul en den burgemeester.
Door de Vorstelijke wachtkamer
begaf de Koning zich naar den ge-
reedstaanden trein de gewone mail-
trein van 6.45, waarin te zijnen be
hoeve een salon-rijtuig was geplaatst.
De trein werd begeleid door den in
specteur der Staatsspoorwegen, den
Heer C. Walraven, uit Breda. Zoo
wel vóór als achter den trein was
een locomotief geplaatst.
Zeer uitgebreide politie-maatregelen
waren genomen en alle toegangen
tot haven, het perron en de toegang
tot den spoorweg waren door Rijks
politie afgezet, tot na het vertrek
van den trein.
Het jacht met de kruisers is des
avonds weer naar Engeland vertrok
ken.
Wij vernemen, dat Koning Edward
den 3en September weder via Vlis
singen met zijn jacht naar Engeland
zal terugkeeren.
Dc Van Schnflclaars-feesten
Men schrijft ons uit Barneveld:
De historische optocht, te houden
hij gelegenheid van de Jan van Schal-
felaarfeesten alhier, zal de volgende
groepen bevatten: le. militairen te
paard; 2e. de feestcommissie in
twee rijtuigen; 3e. muziek; 4e. den
stoot van Petrol met zijn zwarte
bende; 5e. Van N'ijvelt met zijn
voetknechten; 6e den schaapherder;
7e. de Heks uit de Hunoschans op
een wagen8e. den smid met zijn
knechten; 9e. den hoofdpersoon:
Jar. van SchalTelaar en ten laatste
militariren te paard.
De hoofdpersoon zal worden voor
gesteld door den heer A. A. II. Baron
van Nagell alhier.
De directie der Ned. Centraal
Spoorweg-Maatschappij is door den
minister van Waterstaat, Handel en
Nijverheid gemachtigd tot het houden
van proefritten met een stoommotor-
wagen op de tramlijn van Utrecht
naar Zeist, onder voorwaarde, dat deze
worden gehouden in overleg met en
in tegenwoordigheid van den ingenieur
van 's Rijks waterstaat H. F. Beijer-
man. of een anderen daartoe aan te
wijzen ingenieur, alsmede van een lii
van den raad van Toezicht op de
spoorwegdiensten.
Deze proefritten zullen zich echter
aanvankelijk niet uitstrekken tot
Utrecht. Men zal zich bepalen tot
het lijden binnen de gemeente Zeist,
in afwachting dat nader schrijven
van den Minister is ontvangen en
enkele nog bestaande bezwaren zijn
opgelost.
Utr. Dgbl
Uit Utrecht schrijft men aan hel
N. v. d. D.
De straat, waarin Dinsdag het
groote gebouw door brand werd ver
nield, behoort tot de oudste straten
dezer stad. Reeds in 1324 wordt in
een transportbrief vermeld, dat de
stad aan Martijn, den ouden kleer
maker, overdraagt eene hofstede, die
gelegen is in die dorickere straete
tussen vere (vrouwe Oeijden loye
hofstede aan die overside ende tussen
Johanshofstede an die nederside.
Ook in een transportbrief, waarbij
Johannes, gezegd Wedermoet, burger
tot Utrecht, een stuk grond gegeven
wordt om eene hofstede te timmeren
„gelegen in de Dunkerstraete tusschen
de hofstede Roelof Pyl an de overside
en tuschen de hofstede van Ghysbrecht
Wamboysticker's erfgenamen aan de
niderzide, mitten helen steenen gevel
ende erven daer die halve steenen
gevel op staet op 't nedereynde."
Het nu afgebrandde gebouw gaf
aan de straat hare vermaardheid. Het
was oorspronkelijk van Everard Zou-
denbalch, Kannunik en thesaurier
van den Dom, die in 1470 proost van
Maestricht was. Hij stierf den 29sten
Maart 1504 in hoogen ouderdom, na
in 1491 het Burger-Weeshuis, op de
Oude Gracht, en het Elisabethsgast-
huis aan het Catharijneveld, te hebben
gesticht.
Na zijn dood bleef dit huis nog
ruim een eeuw in zijn familie.
In 1616 werd de heerlijkheid aan
ile stad Utrecht verkocht. In 1746
werd het ingericht tot R.-K. Weeshuis,
welke inrichting er tot 1836 bleef ge
vestigd
't Laatst diende hot als ambachts
school, totdat deze aan het Schoolplein
een nieuw en ruim gebouw betrok.
Thans is dit eeuwenoude gebouw
verwoest. Uit de puinhoopen zullen
wel eene reeks van moderne huizen
verrijzen.
Die 't mei speculeeren
Eens wil gaan probeeren,
Staat men lean 't hier leeren,
Gauw in d' onderkleeren I
't Gebeurde in Den Haag.
Een tijk rentenier wou in 't groot
gaan speculeeren in Amerikaansche
papieren 't Was een enorme som, die
hij wilde Wagen, zóó groot, dat de
bankier, bij wie hij terecht kwam,
zeiMaar man, dat moet ik u ten
sterkste ontraden. Als gij spelen wilt,
ga dan naar Monte Carlo. Daar heb
je nog meer kans er zonder kleer
scheuren af te komen dan hier. Dobbel
je daar, dan slaan tenminste de kansen
zoowat gelijk, maar doe je 't hier aan
de beurs in Amsterdam, dan is uwe
kans veel slechter.
Daar is men veel beter terstond op
de hoogte van alie kwesties en om
standigheden, die op den prijs dor
fondsen van invloed zijn dan gij of
wij in Den Haag. En als gij wilt
verkoopen en daartoe van hier uit
order geeft, zal in den regel het meest
geschikte oogenblik van verkoop reeds
voorbij zijn En nu neem ik nog aan,
dat uwe belangen daar op de beurs
altijd met de meeste nauwgezetheid
zullen worden behandeld, maar con-
tróle hebt gij ook in dat opzicht zelfs
niet. Het is dus eigenlijk een groote
domheid van hier uit zoo groote kapi
talen le wagen bij een dobbelspel,
waarvan de kansen zoo ongelijk zijn.
De cliënt was boos Hij had geen
raad gevraagd en vroeg alleenben
ik er niet goed voor?
Daaraan werd niet getwijfeld, maar
het einde van het discours was, dat
de bankier beslist weigerde de koop
order uit te voeren.
De cliënt ging heen met het vaste
voornemen nooit meer een voet in
dat kantoor te zetten en een ander
met zijn commissie gelukkig te maken.
Hij bedacht zicli echter, en besloot
nog een dag te wachten. Die eene
dag groeide aan tot vele en van de
geheele speculatie kwam niets. Intus-
schen gingen de bewuste Amerikaan
sche papieren dagelijksch met percenten
achteruit. Was zijn kooporder uit
gevoerd, dan zou hij nu reeds tien
duizenden guldens hebben verloren.
Dat heeft hem tot inkeer gebracht en
de lastige, neuswijze bankier is nu
voor hem de financier bij uitnemend
heid, zonder wiens raad hij waarschijn
lijk nooit meer zaken zal doen.
Maar men kan gerust zeggen, dat
niet alleen deze bankier, maar ook
de tot inkeer gebrachte kapitalist tot
de zeldzamen behooren. Groot is het
aantai slachtoffers van de laatste daling
in Amerikaansche waarden. Voor de
groote kapitalisten is bet nog zoo heel
erg niet. Zij wachten, rustig of onrustig,
af of de beurs zich ook weer herstellen
zal. Maar de kleine kapitalisten kunnen
lat niet volhouden. Ze hebben huil
draagkracht overschreden en zijn ge
noodzaakt te likwideeren en hun eigen
dommen van de hand te doen.
Ik heb, zegt de schrijver van boven
staand feit, nooit geweten, dat de
speculatiezucht zoo algemeen ook onder
de kleine burgers was doorgedrongen.
Eiken dag hoort men van families, die
verhuizen en kleiner moeten gaan
wonen, omdat de lieer des huizes
nagenoeg alles verdobbeld heeft. Win
keliers, kleine ambtenaren, gepensio
neerde officieren, weduwen, ja, zelfs
klei ken alles speelt mee. Zelfs
werd mij meegedeeld,datopdeGroente-
markt contracten voor iiUniontjes",
I. z. de Am. papieren, werden aan
geboden.
Naar het Engelsch van
IIUGII CONWAY.
1 EERSTE HOOFDSTUK.
Ik had verscheidene jaren in de koloniën
doorgebracht en mij dddr onledig gehouden
met de geneeskundige behandeling van goud
delvers en andere ruwe, weinige beschaafde
personen. Doch de nieuwheid der omgeving
en het vrije, ongebonden leven hadden lang
zamerhand haar eerste bekoorlijkheid voor mij
verloren; ik begon naar een geregelde levens
wijze en naar een vaste positie in mijn beroep
te verlangen, en daar ik ten deele door
spaarzaamheid, maar meer nog door een ge
lukkige speculatie in land geld genoeg ver
zameld had, om er eenige jaren van te kunnen
leven, keerde ik naar Engeland terug, om ergens
een praktijk te krijgen.
De eerste persoon, dien ik opzocht, was
natuurlijk John, mijn broeder mijn eenige
broeder en, in het voorbijgaan gezegd, ook
de eenige band, welke mij nog met Engeland
verbond. Wij waren een paar weezen, maar
krachtige, flinke mannen en wel geschikt en
in staat, ons door de wereld te helpen. Gelukkig
had onze vader zoo lang geleefd, tot zijn oudste
zoon oud genoeg was, om zijne nette, winst
gevende praktijk over te nemen, en dat was
de oorzaak, dat John nog altijd het oude, rood-
baksteenen huis in de hoofdstraat der kleine
stad Dalebury bewoonde en hetzelfde geel
koperen naambord, dat hij den vader dienst
had gedaan, nog aan de woning prijkte.
Ik vond den ouden John, zooals hij in den
engen vriendenkring altijd genoemd werd, wei
nig veranderd. Misschien was zijn gezicht ietwat
ernstiger geworden, maar het werd nog door
dezelfde eerlijke oogen en denzelfden goedigen
glimlach verhelderd, welke hem steeds in een
oogwenk het vertrouwen en de toegenegenheid
van de mannen, zoowel als van de vrouwen
deden winnen, en toen wij elkander thans de
handen drukten en wederkeerig in de oogen
keken, wisten wij, dat de jaren, waarin wij tot
mannen gerijpt waren, de oude liefde der knapen
voor elkander eenvoudig versterkt hadden.
Yoor een zwerver, zooals ik, was zulk een
ontvangst in het vaderland een allerheerlijkste
zaak. Het deed mij goed met John den halven
nacht in het gezellige oude vertrek te zitten
en te keuvelen over hetgeen er was voorgevallen
en hetgeen wij ondervonden hadden gedurende
den tijd, dat wij elkander niet hadden gezien.
Yooral had ik veel te vragen, want Dalebury
is een kleine stad, en aangezien ik ddar geboren
en opgevoed was, kende ik al de inwoners. Ik
was niet lang genoeg weg geweest, om de oude
vrienden te vergeten, en dus moest John mij
van het leven en de lotgevallen van dezen en
genen op de hoogte brengen.
Na een wijle vroeg ik: «Wie woont er dan
tegenwoordig in het oude huis op den hoek,
dat vroeger aan de Tanners toebehoorde?"
«Een dame met haar dochter. Zij heeten
Dorvaux."
«Naar den naam te oordeelendusFranschen?"
«Neen, dat geloof ik niet. De overleden man
der dame zij is namelijk weduwe was,
naar ik gehoord heb, een Franschman. Mrs.
Dorvaux is evenwel een Engelsche."
«De dames zijn dus eerst onlangs herwaarts
gekomen en zeker een aanwinst voor Dalebury.
Zijn het aangename lui?"
«Ik weet het niet dat wil zeggen, ik ken
alleen de dochter, en die is zeer schoon," gaf
John diep ademhalend ten antwoord, zoodat
het bijna als een zucht klonk.
De toon van zijn spreken ontging mijn scherp
oor niet. Stond ik hier wellicht op den drempel
van een interessante ontdekking?
«Zoo, is zij zeer schoon," merkte ik op. «En
hoe heet zij met haar doopnaam?"
«Fleurette Fleurette," gaf John ten ant
woord, den schoonen Eranschen naam langzaam
herhalende, als scheen die zijne lippen ongeveer
even aangenaam aan te doen als de smaak van
ouden wijn.
Yervolgens liep het gesprek over andere
zaken, welke met het schoone meisje en den
muzikaal klinkenden naam niet het minste uit
te staan hadden. Ik vertelde hem van mijne
ervaringen in de koloniën, van merkwaardige
voorvallen, van ernstige, door vuurwapenen
veroorzaakte wonden en zeldzame ziekten, welke
ik behandeld had, en weldra liep het gesprek
alleen nog over onze beroepswerkzaamheden,
waarvoor ik bij mijne lezers nauwelijks belang
stelling verwachten mag.
Den ganschen volgenden dag besteedde ik
aan het bezoeken van oude vrienden. Ik had
in het vreemde land wat geld verzameld
wel niet veel, maar het gerucht had de goed
heid gehad, de cijfers te verhoogen, en dien
ten gevolge was men vooral zeer verheugd, mij
te zien. Ik zeg dat volstrekt niet spottenderwijs,
maar meen werkelijk, dat het de onaan
gename noodzakelijkheid, voor een ouden vriend
de beurs te moeten trekken, beslist uitgesloten
aan alle menschen meer genoegen bereidt,
den rollenden steen aardig met mos begroeid,
dan naakt en kaal terug te vinden. Dus werd
ik algemeen met jubel ontvangen en stond ver
baasd, dat men wereld en menschen zoo dikwijls
van vergeetachtigheid beschuldigt. Wordt verv.)