NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Wo. 69.
Zaterdag 29 Augustus 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Bij flit nummer Behoort een Bijvoegsel.
VAN WEEK TOT WEEK.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
FLEURETTE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door bet geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. GO.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7*/a Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden sleclits driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
De hulde der chineezen aan onzen
Kei en het nieuwe plan der kei-
commissie.
De chineezen koesteren een bijna
bijgeloovigen eerbied voor oude steenen
waaruit oude bouwwerken zijn samen
gesteld. Een klein staaltje is het vol
gende. Toen iemand op een reis door
den Grooten muur heen moest, vroeg
een mandarijn hem om een stukje van
een van de baksteenen er van voor
hem mee te brengen.
Om een verzameling te verrijken
af althans die steen als herinnering
te bewaren? Neen, hij wilde dien
steen, tol poeder gemaakt, als genees
middel geven aan zijn zieken zoon.
Of het moeilijk verteerbare middel
gebaat heeft, weet ik niet, en dat is
ook van weinig belang, maar wij zien
uit het vei haal welke belangstelling
de langstaarten toonen in oude stee
nen en het kan ons dus niet ver
wonderen, dat een gezantschap uit
hot hemelsche rijk gekomen is om
onzen ouden en beroemden kiezelsteen
te bekijken en te eeren zooals recht is.
Het was een prachtige hulde aan
onzen kei gebracht, en er waren ge
noeg toeschouwers om toe te zien
dat er geen keitjes werden afgeslagen
om er drankjes van te maken.
Ik kan mij zoo voorstellen dat
Maandagavond de kei-commissie een
paar angstige uurtjes heeft gehad,
niet wetende wat er met den Kei,
dien zij zoo netjes opgesteld hadden,
zou uitgehaald worden. Dat bedoelde
commissie zich wat achteraf hield
zooals zij bij de heele keigeschiedenis
deed, het is te begrijpen, zij wilde
niet in een belachelijk daglicht ver
schijnen. Het was haar bij de op
graving enz. geenszins om een aar
digheid te doen. En om dit als 't ware
nog beter te toonen, komt zij nu
met een ander plan voor den dag.
Zij wil weer een monument op
lichten van steen en zoo mogelijk
brons, nu niet een vormeloos blok,
maar de vormen vertoonende van een
der beroemdste mannen die ooit in
Amersfoort het levenslicht aanschouw
den, nl. van Johan van Oldenbame-
veld Heeft zelfs Barnoveld weldra
zijn standbeeld van Jan van schaffe-
laar, van wien niet veel meer bekend
is dan dat hij van een toren sprong
waarheen hij was gevlucht, hetgeen
De Wet hem zeker zou verbeteren,
het wordt tijd dat Amersloort zijn
Oldenbarneveld krijgt. Het wordt tijd,
niet juist om Amersfoort dat bogen
kan op de eer dien grooten man te
hebben voortgebracht, neen het wordt
tijd dat aan den grooten Oldenbarne
veld de hulde gebracht wordt die wij
hem schuldig zijn en die hij waardig
is meer dan menig ander die zich
in erts of steen zag vereeuwigd.
»\Vie zorgt en waakt en slaapt en draaft en
(ploegt en zweet,
En tot 's lands oorbaar vast een lastig ampt
(bekleedt,
En waant de mensclien aan zijn vroomheid
(te verbinden,
Hij zal zich jammerlijk in 'tend bedrogen
(vinden
van 't wispelturig volk, dat veel te los yan
(hoofd,
Genoten dienst vergeet, en, leider! 'tkwaad
(gelooft."
Vondel heeft deze klacht aan
Oldenbarneveld in den mond gegeven
en overdreven was zij niet. Hij heeft
gezorgd en gewaakt en gesloofd, hij
heeft zich verleerd in den dienst
van den staat, zijn leven geheel hem
gewijd. En toch was ondank zijn
loon, het wispelturig volk heeft de
genoten diensten vergeten zoodat hij
jammerlijk bedrogen uitkwam.
Voor de loshoofdigheid des volks
strekt ter verontschuldiging, dat toen
niet ten volle begrepen werd welke
gewichtige diensten Oldenbarneveld
meer dan veertig jaren het land had
bewezen. Wij echter kennen de ge
noten diensten en nu wordt het tijd
met een daad te toonen, dat wij ze
niet vergeten zijn.
Johan van Oldenbarneveld neemt
een hooge plaats in in de geschiedenis
van Nederland.
De nauwgezette geschiedvorscher
prof. Jorissen schreef in zijn studie
over Johan van JOldenbarneveld
«Willem de Zwijger was de man,
die de natie in den strijd had geleid
en zijn leven opofferde voor vrijhei
van gewetenOldenbarneveld is de
staatsman, die liet werk van den
meester heeft voortgezet en voltooid.
Hij deed de godsdienstvrijheid zege
vieren door de volksonafhankelijk
heid te verwerven. Mot ineengeslagen
hand treden deze twee mannen, de
grondleggers van onzen staat, voor
het nageslacht op.
Zeer verschillend was hun beider
lot. Dat de tweede het schavot be
steeg op bevel van een Oranjevorst
het was de reden waarom een hulde
blijk achterwege bleef. Men oordeelde
het niet kiesch tegenover het re-
geerende vorstenhuis. Onze beschou
wing is echter gewijzigd.
Het gebeurde wordt niet meer aan
wraakzucht van prinsMauritsgeweien,
het wordt in de omstandigheden be-
giijpelijk geacht hoewel niet te ver
ontschuldigen. Wij mogen ook aan
nemen, dat onze Koningin hare voor
vaderen niet als heiligen zal beschouwen
en genoeg grootmoedigheid heeJt om
een fout barer vaderen 'tals fout te
erkennen. Gewis zal zij er een eer
in stellen met haar volk te eeren een
der grootste mannen van Nederland,
die haar land en volk heeft groot
gemaakt.
Bij de oprichting van den Kei, die
immers geen historische beteekenis
had, kon de commissie niet op aller
instemming rekenen. Wel zal zij
deze vinden door heel het land wan
neer zij voorstelt met een standbeeld
Ie eeren den grooten staatsman, den
stichter van de Republiek der Ver-
eenigde Nederlanden, Johan van Olden
barneveld.
Gelukkig het volk, dat zijn groote
mannen eertHet bewijst, dat de
deugden welke die mannen sierden
on groot maakten voor 't minst nog
niet uitgestorven zijn. Gelukkig het
volk dat niet wispeltuiig en loshoof
dig is, maar genoten diensten beitelt
in marmer en graniet.
Wij wenschen de commissie met
haar plan, dat haar eer aandoet en
waarvan de volvoering stad en land
tot eer zal verstrekken, veel succes
en hopen weldra te hooren dat dit
plan eerlang wordt verwezenlijkt.
Lord Salisbury.
Reeds lang werden er over den
gezondheidstoestand van den exleider
der Tory's onrustwekkende berichten
gemeld, en thans is de slag gevallen,
Lord Salisbury is overleden.
In hem verliest Engeland een der
meest intelligente staatslieden uit de
gelederen der tories; een der kranig-
ste leden vande «oude garde", die tot
op hoogen leeftijd al zijne krachten
en volle toewijding heeft geschonken
aan de gewichtige taak en aan de
zware verantwoordelijkheid, hem toe
vertrouwd.
Hij heeft niet bereikt een zóó
hoogen leeftijd als de «grand oldman",
Gladstone, zijn politieken tegenstander,
met wien hij meer dan eenmaal
den wedstrijd om het bewind had
te voeren, zoodat de vermaarde poli
tieke plaats van «Punch" eenmaal
Gladstone en Salisbuiy afbaelddeals
twee kampioenen, twee gespierde wor
stelaars, van wie beurtelings de een
of de ander bovenlag En zoo is
ook jarenlang de toestand geweest,
Gladstone of Salisbury, liberaal of
conservatief. Totdat de zege voorliet
conservatisme in Engeland, na Glad
stone's bangen strijd voor geruitnen
tijd scheen bevochten te zijn, en lord
Salisbury hechter en vaster dan ooit
in het politieke zaal was gezeten.
Robert Arthur Talbot Cascogne
Cecil, markies van Salisbury, werd
geboren den 3en Februari 1830 en
ontving zijne opleiding te Eton en te
Oxford. Tot den dood zijns vaders
was hij, als lord Cranbourne, een
der conservatieve leden van het La
gerhuis, voor Stamford. In 1866 was
Salisbury, in het Kabinet-Derby,
minister van Koloniën. Het jaar erop
trad hij af, daar hij zich niet ver
eenigen kon niet de toen ingediende
reform-bill. Toen in Februari 1874
Disraëli de leiding der zaken op zich
nam, aanvaardde Salisbury weer iu
dit ministerie de door hem acht jaren
tevoren vervulde taak. Twee jaren
later, toen de verwikkelingen in het
Oosten de conferentie te Konstant-
nopel noodzakelijk maakten, liet
lord Salisbuiy zich op instigatie van
Russische zijde bewegen lot het stellen
van dusdanige eischen aan Turkije,
dat geen practische resultaten van
de conferentie waren te wachten.
In 1878, als minister van Buiten-
landsche Zaken, steunde Salisbui y met
alle kracht en macht Beaconslield's
Ooslersche politiek.
Bekend is ook. hoe lord Salisbuiy
op liet Congres te Berlijn Engeland
vertegenwoordigde, en welk belangrijk
aandeel hij toen had in hetgeen bij
die gelegenheid onder Engelscben in
vloed werd bereikt.
In 1880 toen de liberale partij in
Engeland weer de bovenhand ver
kreeg, trad Salisbury met den zeer
haridipen en zeer krachtigen leider
der tories, lord Beaconsfield af Na
het overlijden van den staatsman, die
aan de titels der koningin van Enge
land ook dien van «Empress of In
dian had gevoegd en die beschouwd
mag worden als de vader van datgene,
wat later is geworden hel imperialisme,
loor de Chamberlain's naar hun inzicht,
en zeker niet geheel naar dat van
iemand als lord Salibury was, vervormd
na Beaconsftelds's dood was lord
Salisbury de aangewezen mail om
als leider der conservatieven op te
treden.
En aldus geschiedde ook. Na den
val van Gladstome, na den bitteren
en bangen strijd voor het beginsel van
Naak het Engelsch van
HUGH CONWAY.
Ik moet hier opmerken, dat door Dalebury
een riviertje liep, dat in een grootere rivier
uitmondt, de plaats van watervoorziet, een
gewenschte gelegenheid tot hengelen aanbiedt
en, ofschoon eigenlijk niet bevaarbaar, den
ervarene toch veroorlooft, een eind stroomop
waarts te roeien, en zich dan weder gemakke
lijk terug te laten drijven. Op zekeren namid
dag bekroop mij de lust, dit eens weder te
beproeven. Ik verschafte mij dus een der
kleine daarvoor geschikte booten en nam mij
voor, zoover, als het maar eenigszins mogelijk
was, te roeien. Tot op zekere hoogte is bet
riviertje aan beide zijden door vette, malsche
weiden ingesloten en het langs den oever
loopende weidepad behoort tot de meest ge-
geliefde wandelwegen der bewoners van Dale
bury.
Toen ik in mijn boot stroom opwaarts
roeide ontdekte ik vóór mij op het weidepad
de elegante gestalte van Fleurette. Zij wandelde
langzaam, met hangend hoofd, als iemand, die
in diepe gedachten verzonken is «wellicht
denkt zij aan John en aan bare eigene dwaas-
beid," zeide ik in mij zelf, en was zóó met
zich zelve bezig, dat zij het slaan mijner riemen
niet vernam, voor ik vlak bij haar was. Daarop,
toen zij mij zag en herkende, bleef zij staan
en wachtte, tot ik aan de plaats, waar zij stond
bad aangelegd.
Goeden dag, Miss Dorvauxriep ik baai-
toe. «Hebt gij soms lust bij mij in de boot
te komen Dan zal ik u zoover stroom opwaarts
roeien, als de diepte van het water het ver
oorlooft en breng u daarna weder naar buis."
Fleurette aarzelde.
«Ik dank u, Mr. Penn," zeide zij eindelijk,
«ik zou liever te voet verder gaan."
«In dat geval bind ik mijn vaartuig hier
aan deze wilgestomp en wandel met u, zoo gij
het mij toestaat. Maar het zou prettiger zijn,
zoo gij bij mij in de boot kwaamt. Zij is vol
komen veilig en bet roeien heb ik nog niet
verleerd."
«Daar ben ik ook niet bang voor," zeide
bet jonge meisje, terwijl zij vlug in de boot
sprong.
«Zóó is mij eindelijk de gewenschte gelegen
heid geschonken, baar rede te doen verstaan,"
dacht ik, vast overtuigd, dat mijne argumen
ten krachtig genoeg zouden zijn, om Fleurette
te overtuigen, dat zij op zich moest nemen
wat het lot nu eenmaal over haar beschikt
bad. Maar hoogmoed zou ook bier voor den
val komen.
Een wijle sprak ik volstrekt niet, ja ik zag
Fleurette niet eens aan. Het arme, kleine,
lieve schepselIk bad vóór dezen, als ik baar
toevallig ontmoette, wel opgewerkt, dat er
tranen in hare donkere oogenstonden en bare
donkere wimpers bevochtigden. De glimlach
op bare lippen logenstrafte die tranen, maar bij
kon ze toch niet wegtooveren. Ik liet haar dus
den tijd, om ze terug se dringen, voor ik be
gon te spreken, ofschoon ik voorzag, dat mijne
woorden hare oogen opnieuw met zilte tranen
zouden vallen.
Eensklaps riep het jonge meisje op een toon
van levendige vreugde: «Daar staan eenige
waterlelies. Kunnen wij er bijkomen?"
Niet zonder moeite gelukte bet mij, de boot op
de plek te brengen, Fleurette plukt drie of vier
van de bloemen. Terwijl zij nu daar zoo zat
en zieb onledig hield met de witte kelken en
te openen en de bloemen te ontplooien, zeide
ik: «Waarom zijt gij toch altiid zoo treurig,
Miss. Dorvaux?"
«Ben ik treurig? Ik geloof niet, dat ik in
Dalebury als zoodanig bekend sta."
«Mijne oogen zien wellicht wat dieper en
scherper, dan de goeie lui in Dalebury," hernam
ik: «Mij schijnt gij altijd treurig toe. Waaraan
ligt dat? Gij zijt jong en schoon, en indien
gij wildet, zoudt gij warme, innigeliefde vin
den. Waarom zijt gij dus zoo treurig?"
Fleurette keek mij aan.
«Meent gij wellicht, dat ook deze blanke
leliën een geheimen kommer verbergen, Mr
Penn vroeg zij, op de bloemen wijzende.
«Neen, dat meen ik niet, want gij weet
wel«Zij arbeiden niet en zij spinnen niet.""
«Maar de menscben, die arbeiden en spinnen
moeten, zijn niet de eenige ongelukkigen in de
wereld," hernam Fleurette gevoelvol.
«Maar evenmin zijn de waterleliën de eenige
bloemen, welke baar innerlijk wegsluiten en
het alleen openen, als men ze half en half er
toe dwingt," zeide ik.
Fleurette stak een der witte bloemkelken in
haar donker baar.
«Wij worden op dit oogenblik tamelijk
poëtisch," hernam zij daarop. «Was dat niet
een ijsvogel, welke daar over ons vloog?"
Het was evenmin een ijsvogel geweest, als
ik een struisvogel was, en daar Fleurette hier
in de boot, midden in bet water, als het ware
mijne gevangene was, zou zij mij voor geen
vogel ter wereld ontsnappen.
(Wordt vervolgd.)