NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. Bi dit rara Moort een Bijvoegsel. BINNENLAND. BARON MONTEZ So. 39. Zaterdag 14 Mei 1904. Drie-en-dertigate jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. VAN WEEK TOT WEEK. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk M<t gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar buiten tegen vergoeding van port. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLnngestraat 77. Telephooitiio. 09. AD VERTENTIËN: Van 1—6 regels 0.50; iedere regel meer 7'/j Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Wat beter is dan een drankwet. «Wat een samenleving, die niet alcoholisch vergiftigd is, wint in levenstoon, wint in den geest der gesprekken, in wilsenergie en in door tastende bezonnenhoid, zag ik in Amerika met eigen oogen, hoe het alcoholisch gif den polsslag van het volksleven verslapten traag maakt, voelde ik terstond bij mijn terugkeer. En of dan toch dat nuchtere leven over zee niet al te taai-taai werd Glad omgekeerd. Wat hier nog aan het roefje in de nachtschuit doet den ken, tintelt ginds als met electrischen vonk." Dat de man die in 1900 deze woorden schreef, in 1904 de ver wachting zou zijn van alle vrienden der drankbestrijding kan ons niet verwonderen. Zijn wetsontwerp tot herziening der drankwet werd dan ook met waardeering en instemming ontvangen, en alom in den lande is adhaesie betuigd. Of men aan het einde voldaan zal zijn? Gedurende de behandeling van het wetsontwerp is al zooveel gegeven en genomen, is al zooveel vervormd en gewijzigd, dat in allen ernst ge vraagd is, of men zich in de richting van verscherping dan wel van ver zachting der drankwet beweegt. Het spreekt van zelf dat verscherping in de bedoeling ligt, maar die blijkt uiterst moeilijk te zijn waar men rekening te houden heeft met twee geheel strijdige belangen. Tegelijker tijd het drankmisbruik beperken en de belangen der vergunninghouders beschermen, het is niet goed mogelijk. Immers bestrijding van drankgebruik loopt uit op schade voor de tappers, en bescherming der laatsten wordt bestendiging van het misbruik. Overi gens is de verwarring, welke do vraag doet rijzen of men verzachting dan wel verscherping der wet beoogt, een gevolg hiervan, dat men nieuwe voor stellen tracht in te schuiven in een oude wet die om verschillende redenen niet heeft bevredigd. De wet van 1881 heeft in zooverre gunstig gewerkt, dat het aantal ver gunningen belangrijk is verminderd. Waren er in 1882 nog 32 691 ver gunningen, thans zijn er ruim 24 dui zend. Het aantal zou nog eens met acht duizend verminderd moeten wor den en dan kwamen wij op het maxi mum door de wet van 1881 gevorderd. Er zou reeds groote reden tot dank geweest zijn als het nieuwe ontwerp alleen maar dit resultaat had, dat wij spoediger tot het wettelijke maximum teruggingen. Alwat er nu meer bij komt geeft weinig hoop voor de kracht dadige drankbestrijding. In elk geval blijkt uit de behan deling der drankwet, dat een wette lijke regeling van dit vraagstuk allermoeilijkst zoo niet ondoenlijk is: dat de genezing van een volkskwaal niet van wetten maar van gansch andere middelen te verhopen is. Het is niet thans voor het eerst dat men de zonde van het drank misbruik door wetten tracht uit te roeien, immers reeds in oude tijden is men daarin voorgegaan. Zoo werd door Pittacus van Mytilene een wet uitgevaardigd, waarbij misdaden in dronkenschap begaan dubbel zwaar werden gestraft. Tegenwoordig wordt het als een verzachtende omstandig heid beschouwd als een misdaad in «ontoerekenbaren toestand" is begaan. Toch roemden wijsgeeren als Plato en Aristotcles de wet van Pittacus als do hoogste wijsheid. Bij de Romeinen mochten de cen soren een senator wegens dronken schap afzetten en zijn goederen ver beurd verklaren. Onze senatoren hebben ons doen weten of zij weinig of niets gebruiken en dit was almee het eenige nieuws in de debatten, maar zoo'n censuur over alle amb tenaren, het zou nog niet kwaad zijn. Lykurgus van Thracië en Terbulus van Bulgarije lieten de wijnstokken in hun land uitroeien om het kwaad te koerendat is wel het radikaalste middel. Constantijn II liet jongelingen, die aan dronkenschap zich schuldig maak ten, met den dood straffen. Mohammed beval dat een dronk aard 80 geeselslageu zou ontvangen. Of dit middel wel altijd baatte is te betwijfelen; toch waren die slagen menigmaal een heilzame herinnering aan de slagen welke de dronkaard vrouw en kinderen toedeelde. De Spartanen lieten hunne slaven zich bedrinken om tot een afschuw wekkend voorbeeld te zijn voor de kinderen. Er zijn bij ons nog genoeg personen die vrijwillig de taak dier slaven overnemen. Er werden dus nog al krasse mid delen gebruikt; zij misten hun doel omdat men het kwaad niet in zijn wortels bestreed, de oorzaken niet wegnam. Nu is het waar, dat de gelegenheid vaak den dief maakt, en daarom is beperking der drinkgelegenheden van staatswege gewenscht. Maar overigens is meer heil te verwachten van den arbeid der diverse vereenigingen die het kwaad in zijn oorsprong bestrij den. De invloed dier gezelschappen is zeer goed merkbaar, het misbruik is al veel verminderd. Het is dan ook de vraag of niet met ruimer subsidie aan dergelijke bonden meer bereikt zoo worden dan met allerlei nieuwe wetsbepalingen. In 1865 heeft minister Thorbecke op de ingediende verzoeken om wette lijke regeling geantwoord, dat deze het kwaad niet zon uitroeien, en dat alleen van zedelijke en godsdienstige ontwikkeling heil is te verwachten. Ook van verbetering der sociale toe standen, moeten wij hier bijvoegen. Want veroorzaakt de drank maat schappij ellende, het omgekeerde is evenzeer waar. »Het alcoholisme, zegt Otto Lang, is een sociaal verschijnsel. Het laat zich niet verklaren uit de de persoonlijke eigenschappen van den drinker alleen. Om het te begrijpen in zijn diepsten grond en wezen moet het ons helder voor den geest staan, dat het de algemeone levensvoor waarden van vele millioenen menschen zijn, die hen tot drinken verleiden hen drijven naar de kroeg." In het algemeen zijn het de ongunstige levensvoorwaarden die den bodem voorbereiden waarop de verleiding tot drankmisbruik welig wortel schiet. De strijd moet gericht zijn tegen de verleiders tot onmatigheid, en deze verleiders zijn: genotzucht, lichtzin nigheid, karakterzwakte, onwetendheid omtrent de alcohol en overschatting zijner waarde, de prachtige drinkge legenheden, ook nood en zorgen en zooveel meer. Al wie meewerkt aan de bestrij ding van sociale misstanden en aan de bevordering der volkswelvaart, bestrijdt het drankmissbruik. Hoe de Volksbond met velerlei middelen in deze richting werkzaam is kan niet onbekend zijn. Er wordt inder daad al veel bereikt, maar lang niet genoeg, omdat voor dat alles veel meer geld noodig is. In plaats van de enkele duizenden guldens die de regeering thans voor dergelijk werken afzondert moesten millioenen gegeven worden. Deze steun van den staat aan vereenigingen als de Volksbond er een is zou meer baten dan de beste drankwet. Wat zou met een tien millioen niet te doen zijn! Dat is nog niet de helft van wat de accijns op het gedistilleerd opbrengt. En zouden die tien millioen niet op an dere wijze terugkomen in de schat kist, door mindere uilgaven voor politie, justitie, ziekenhuizen, krank zinnigengestichten enz? Niettemin zal wettelijke hulp, hoe onvoldoende en onvermogend zij blijven moet, dankbaar door alle drankbestrijders aanvaard worden. »De wet alleen vermag weinig zei. minister Modderman, de vader der wet van '81 maar met de wet vermag de natie zeer veelwij willen het hopen van de herziene wet en intusschen niet vergeten dat op ander terrein de bestrijding van drankmisbruik met kracht moet wor den volgehouden. Staatspensioneering. De heeren Dr. J. G. Boekenoogen, predikant te KrommenieD. Boswijk, schoolopziener te Arnhem, en H. Feisser, Rijks-ontvanger te Schagen, leden der commissie uit den Rond voor Staatspensionneering, hebben in eene brochure onder den titel «Geen mensch meer oud en arm" (Arn hem. Stenfert Kroese Van der Zande) de redenen uiteengezet, waarom zij hun mandaat ter beschikking hebben gesteld van het hoofdbestuur. Aan de commissie was door dat bestuur opgedragen een adres aan de Regeering te ontwerpen, waarin steun werd gevraagd voor een overgangs stelsel, dat jaarlijks 20 millioen zou kosten. Het doel, dat de Bond beoogt, zou immers niet minder dan 40 millioen moeten kosten. De meerder heid van het hoofdbestuur was van meening, dat de statuten een adres van de bedoelde strekking niet toe lieten en de genoemde leden, die de commissie vormden, stelden daarom hun mandaat ter beschikking. In de brochure ontwikkelen zij voorts hunne denkbeelden Het adres aan de Koningin is inmiddels verzonden, onderteekend namens het bestuur van den Bond, door de hee ren: C. Wieringa, voorzitter, en A. Voorbrood, secretaris. De jaarvergadering der Wees inrichting te Neerbosch zal dit jaar gehouden worden op den 8en Juni. Voor de groote openluchtmeeting, welke den Tweeden Pinksterdag te Utrecht gehouden zal worden tegen DOOR ARCHIBALD CLAVERING GUNTER. 56) «Gelooft gij, mejuffrouw Minturn,'1 vervolgt hij, «dat ik zoo dol ben op het patois vaD monsieur Bastien Lefort en de goedhartige, maar niets beteekenende opmerkingen van de vrouw van den machinist? Dan vergist gij u «Waarom zoekt gij dan hun gezelschap?" «Dat moet voor het oogenblik nog een ge heim blijven! Wij zijn tot nog toe goede vrienden geweest, miss Minturn. Ga, bid ik u, geen twee dingen samenkoppelen, die niet samen hooren geloof eenvoudig, dat ik nog hetzelfde individu ben als voor vijf dagen. Of neen," vervolgt hij met iets glinsterends in zijn oogen, «neen, niet dezelfde!" Hij grijpt de hand der jonge dame, drukt die plotseling en verlaat haar dan, haar aan haar eigen gedachten overlatende. Zij ziet hem terug aan het diner, waaraan hij bijna alleen zijn aandacht schenkt. Doch ofschoon hij weinig spreekt, werpt hij van tyd tot tijd op zijn buurvrouw een blik, die bij deze den eetlust geheel doet verdwijnen. Dit laatste bemerkt de kapitein. «Waar is uw eetlust gebleven, miss Minturn? Is zij door uw guitaarspel van gisteravond verdwenen «Het is te warm om een goeden eetlust te hebben," antwoordt de jonge dame. «Doch niet om te slenteren," zegt de onver biddelijke zeerob. «Doeb denk er aan, Harry," vervolgt hij knipoogend, «het kussen eindigt bij de loopplank,'' «Bij mij niet," antwoordt deze vastberaden. «Wanneer ik een meisje aan boord heb lief gekregen, zal ik haar altijd liefhebben. Aan zeemans- liefde doe ik niet!" Na dezen recht- streekscben aanval op den kapitein staat bij op, verlaat den salon en begeeft zich naar het rookvertrek. «Bij Venus," roept de kapitein uit, «wij heb ben een Romeo aan boord. Waar is de Julia?" En onmeedoogend richt hij zijn blik op miss Minturn. Gelukkig bemerkt bijna niemand bier van iets, want de meeste reizigers zijn reeds opgestaan, voor mr. Larchmont de tafel ver liet. Louise volgt spoedig, met een blos op de wangen, schitterende oogen en veerkrachtigen tred. «Wanneer hij mij beminde, zou bij mij altijd beminnen. Zou hij meenen, datDeze gedachte houdt haar bezig een heerlijke gedachte. En ofschoon er van dat oogenblik af iets beschroomds ligt in haar houding tegenover mr. Larchmont, mijdt zij toch geen enkele maal zijn gezelschap meer. Van nu af aan kan hij van haar gezelschap genieten, zoo vaak hij wil en dat is nog al vaak. Dien avond vraagt hij meer liedjes, en zij geeft meer en zij zingt ze met misschien nog meer gevoel dan den vorigen avond. De volgende dag is weer een der schoonste tropische dagenin de schaduw van een zeil gezeten, staren zij droomend naar de rimpe lende golfjes, die steeds blauwer en blauwer worden. Uit de oogen van het meisje is alle verlegenheid verdwenen, welke een jaar van worsteling om het dagelijkseh brood daarin mocht hebben gelegd; zij is geheel de vrouw geworden, die steeds schooner wordt, wanneer zij weet, dat zij bemind wordt. De jonge man heeft al het stijf-deftige van zijn stand afgelegd; bij is warm geworden als de zon, die een bronaen kleur legt op hun gelaat. De tweede avond komt; weer bevinden beiden zich samen op bet dek en de snaren der guitaar klinken zachter en haar stem lieflijker. De passagiers zijn naar bun hutten gegaanniets stoort hen meer in bun t t e-k t t e in bet maanlicht. Zacht fluisterend vertelt Louise hem haar geschiedenis, welke hem zeer veel belangstelling inboezemt, vooral dat gedeelte, dat betrekking heeft op het verdwijnen van de ouders harer moeder op de landengte. «Misschien kunt gij in Panama iets om trent hun lot vernemen," merkt hij op. «Maar het is reeds zoo lang geleden." «Niettemin zouden wij de brieven kun nen doorlezen. Dat zou niets schaden. Laat mij u helpenhet zal ons een morgen ge zellig bezig houden." «Zoudt gij niet gelukkig kunnen zijn zonder de brieven?» lacht Louise. Plotseling fluistert zij verschrikt, terwijl zij opstaat om heen te gaan: «O, zij doen de lichten uit!" Laat ze de lichten uitdoen! «antwoordt mr. Larchmont, die ook uit zijn stoel is opgestaan en Louise's lief handje heeft gevat. «Schenk mij ook den volgenden morgen." «Den ganschen morgen. «Waarom uitvluchten? Beloof het mij!» «Ja wanneer gij niet langer mijn hand zoo knijpt. Gij vergeet, dat gij voetbal-vingers hebt,» hijgt Louise, geheel in de war geraakt door zijn vurigen blik. «Vergeef mij!» n O-o-oh! Voor het meisje zich heeft kunnen omwenden, heeft hij een kus op haar hand gedrukt. Zij iilt heen, aarzelt, wuift hem dan toe, zoo lief, zoo bevallig, dat ieder man daardoor moest worden getroffen. I Wordt vervolgd}.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1904 | | pagina 1