NIEUW
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Van Bloemen, van Vocelen en van Zinpn.
BUITENLAND.
BARON MONTEZ
JVo. 68.
Woensdag 24 Augustus 1904.
ürie-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Met gratis Zondagsblad voor binnen de stad (naar builen tegen vergoeding van port
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoomio. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/» Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Ja! als op aard eens nergens bloemen waren,
Wat lieflijkheèn zou onze blik ontberen I
Zij zijn het, die de eentonigheid stofleeren
Patronen zijn ze in 't ellen groen der blaren.
Zoo zingt Lauriliard bij den aan
blik van 't gebloemte, en deze ont
boezeming is even waar als gij denkt
aan vogelen en zangen. Wat lieflijk
heèn zouden wij ontberen als de aarde
zonder bloemen, vogelen en zangen
was, en hoe eentoning zou het zijn
om ons heen.
Wel alle menschen houden van
bloemen, verlustigen zich in haar
rijke kleurenpracht en welriekende
geuren. Bij alle feestelijke gelegen
heden worden bloemen aangebracht
als levende wenschen en profetieën
van geluk en zegen heeft de rijke
zijn kassen en parken vol bloemen,
de arme wil evenmin zijn hangend
tuintje in de vensterbank ontberen,
tot in de nederigste woning brengen
de bloemen een weinig poezie en blij
heid.
Tot genoegen van rijken en armen
prijken de bloemen in openbare tuinen
en plantsoenen, daar zijn ze gemeen
eigendom, niemand heeft het recht
ze zich toe te eigenen of te vernielen,
iedereen heeft de plichte ze tegen
baldadigheid te beschermen.
Hoe de vogels de natuur stoiïeeren
kunt gij allen dag zien, en hoort gij
in dit versje van Tollens:
Hoe ze dorap'len, hoe ze stijgen,
Hoe ze wapp'ren op de veer!
Zie! daar strijkt een troepje néér;
Hoe ze wieg'len op de twijgen,
Hoe ze schomm'len heen en wéér!
Hoe ze schaatren, hoe ze fluiten,
Gagg'len hier en kaak'len daar!
Wat beweging! wat misbaar!
Hoe ze tjilpen, hoe ze tuiten,
Hoe ze gonzen door elka&r!
O, wij zouden onze gevederde vrien
den, die vlugge, vroolijke vogels met
hun verscheidenheid van kleur en
stemmen niet gaarne missen in tuinen
en wegen.
Maar wel ieder mensch schijnt een
geboren jager, of liever in ieder mensch
schijnt de neiging te zitten om te
doodon en daardoor zijn meesterschap
te toonen over al wat zich op de
aarde roert. Aan die neiging ont
snappen ook de vogelen niet Terwille
van de fijnproevers, die eens wat
anders dan gewoon vleesch begeeren,
wordt er jacht gemaakt op de kleine,
nuttige diertjes, en veel meer nog
worden omgebracht omdat een dwaze
mode vogeltjes op een hoed zoo mooi
vindt. De roofvogel doodtzijnzwakkere
natuurgenooten uitsluitend om zijn
honger te stillen, wreeder dus zijn
onze lieve, zachte dames als zij de
mooie vogeltjes laten dooden om ze
als een sieraad te dragen op haar
hoofd. Hoe willen wij dan onze jongens
verbieden om nestjes uit te halen
En wat geeft dan de wet die nuttige
vogels beschermt
Wij moeten maar weer bij de kin
deren beginnen en bij hen liefde
kweeken voor bloemen en vogelen.
Dat begreep de burgemeester van
Antwerpen, Mr. Jan van Rijswijk.
Weinig burgemeesters zijn zoo populair
als deze man. De burgemeester, dal
is liet hoofd van de politie, de voor
zitter van den Raad, in elk geval een
hooge meneer die gestuurd is door de
Koningin, die onbekend is met men
schen en toestanden van de gemeente
en als hij er mee bekend raakt weer
heengaat.
In den regel gaat het zoo, en de
oude voorstelling van een burgervader
die mee leeft met de burgers als de
vader van een groot gezin, is niet meer
van toepassing. Het is zoo, de tijds
omstandigheden zijn goheel anders
geworden, dat veitrouwiijke en ge
moedelijke past beter in een dorp
dan in een groote stadtoch hangt
het veel van den persoon des burge
meesters af of hij in waarheid de
burgervader is.
De burgemeester van Antwerpen
schijnt nog zoo'n ouderwetsche te
zijn, hij is dan ook zeer populair en
bemind Wetende dat de beste politie-
verordering niet alle baldadigheid
der staaijeugd kan beteugelen deed
hij een beroep op de kinderen. Voor
meer dan duizend kinderen hield hij
bij gelegenheid van het Nationale feest
een merkwaardige toespraak over bloe
men, vogelen en zingen.
Hij klaagde dat een verwaarloosde
jeugd bloemen afplukt, boomstammen
uitrukt en zelfs de banken niet on
geschonden laat, en aldus den aan
leg van parken bemoeilijkt. Daar
om, zei hij, kinderen laat mij mijne
toevlucht nemen tot u, tot u die school
gaat en er wijze lessen genoten hebt. De
politie zal doen wat zij kan, maar helpt
ook gij ons zorgen, opdat de bloemen
en de hoornen gespaard blijven, want
voor u en de uwen zijn zij daar ge
plant."
Na gewezen te hebben op het piei-
zier en nut der vogelenen het nuttelooze
en wrcede van den vogelmoord, ver
maant hij»: O, kinderen, doet toch
nooit mede aan die snoode slachting!
Zij denken niet, de kleine vogels,
althans zooals wijmaar voelen doen
zij zooals wij. Als een afschuwelijk
roofdier moet do menscli hun voor
komen. Spaart toch die schuldelooze
kinderen der natuur, zij doen zooveel
goed, en zij zijn zoo klein
In de derde plaats sprak hij over
het zingen en wees bij op de schat
van oude liederen. »Hoe komt't toch,
dat een volk zoo rijk aan parelen en
juweelen zoo dikwijls keien uit de beek
opraapt. En waren 'tmaar keien uit
de beek
Hij beslaat zijn toespraak met deze
woorden
«Lieve kinderen bewaart in uwe har
ten de woorden uwer meesters, wordt
goede menschen, leert de planten en
bloemen liefhebben, leert de vogelen
beschermen in plaats van ze te mis
handelen, en leert vooral die mooie
Vlaamsche liedjes, want mooier zijn
er geen.. Door die deugden en gaven
bij uzelven aan te kweeken zult gij
brave burgers worden, tot lof en eer
van het vaderland!"
Dat waren ongetwijfeld gulden woor
den over bloemen en dieren en over
liet lied. Deze rede, die met blijde
ingenomenlffeid werd gehoord en gele
zen, zal in duizende exemplaren onder
de schooljeugd worden verspreid en
in de scholen worden opgehangen.
Burgemeester heeft het gezegd" zal
menig kind van baldadigheid en
schreeuwen terughouden en bij velen
zal meer liefde gekweekt zijn voor
bloem, vogel en zang.
Wat burgemeester Jan van Rijswijk
totdie kinderen sprak melde bedoeling
dat oud en jong in heel Zuid-Nederland
't hooren zou, moge gezegd zijn en
ter harte genomen worden ook in
Noord-Nederland
Nieuws van den landoorlog is er
weer niet: de Alalin-correspondent te
Petersburg heeft nu maar eens uit
gerekend, over hoeveel troepen de
Russen in Mandschoei ije te beschik
ken hebben. Stöszel heelt volgens hem
te Port Arthur 47.000 man (10.000
man daarvan zijn naar zijn schatting
bij de aanvallen buiten gevecht ge
steld); Lunewitch heeftte Wladiwostok
40.000 man. Koeropatkiri heeft mei zijn
eigen troepen in het N. mee hoogstens
150.000 man onder zijn bevelen, en
men hoopt in Rusland dat de regens
lang genoeg zullen duren om die troepen
met 120.000 man te vermeerderen,
vóór de beslissende gevechten zuilen
plaats hebben.
Dat er zoo weinig nieuws van liet
oorlogsterrein is, schrijven velen toe
aan den jammerlijken toestand van liet
land tengevolge van de lievige regens.
Mandschoeiije is volgens den corres
pondent Nemirowitch Danciienko ver
anderd in een groot meer.
De schildwachten staan in het
water; overal ziet men snelvlietende
stroompjes, waardoor de beweging
van den legertrein nagenoeg onmoge
lijk is. Langs den spoordijk loopen
sterk stroomende riviertjes, waarin
de soldaten kunnen verdrinken. De
ruiters kunnen nauwelijks tegen den
stroom stand houden. De beweging
van infanterie en artillerie is onmoge
lijk. De steden zijn overstroomd, in
de bergen ontstaan watervallen, die
alles wat leeft naar den afgrond
voeren. Overal een onbeschrijfelijk
tooneel van verwoesting, zoodat alle
verhalen over den regentijd vorbleeken
tegenover de werkelijkheid.
Er is sinds Haicheng eigenlijk niet
gevochtenbeide legers wachten op
liet droge seizoen en het resultaat
van den strijd bij Port-Arlliur. De
Russen hopen de volgende maand
offensief te kunnen optredenhun
leger neemt thans de hoog noodige
rust. De juiste positie van het
Japansche leger is onbekendde
linkervleugel strekt zich over 20
mijlen naar het Z. en O. uit, maar
de collone die de Liao-rivier volgt
trekt steeds vooruit. De Toengoezen,
die do Russen onlangs tussclien ge
noemde rivier en de Sucho ontmoet
ten, hadden twee kanonnen hij zich.
Japansche militaire ballons zouden
volgens een onbetrouwbaar bericht
aan de Echo de Paris, ergens »in
Transbaikalië" gezien zijn van uit
die ballons zouden bomineu zijn ge
gooid, die echter geen schade aan
richtten.
Port Arthur is Zondag van 's och
tends zes tot 's middags één uur lievig
boschotente Chifu beweert men,
dat de Japansche batterijen door de
Russisciie tot zwijgen werden gebracht.
De belegeraars zouden «volgens een
gelooi waai dig berichtgever" (kent men
die te Chifu ook al 30 000 man
versterking uit het N. hebben ver
kregen
Over liet lot van de opvarenden
iler Nowilc is nog geen zekerheid;
terwijl een Engelscli blad meldt, dat
de storm den Japanners belette, de
opvarenden te redden, wordt elders
de onderstelling geoppeid, dat zij zich
zelf hebben kunnen redden.
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
86)
«Gerechte Hemel! Wat wilt gij nu doen?»
«Haar wreken!» antwoordt Louise vastbe
raden. «Maar eerst moet ik meer bijzonder
heden weten,» voegt zij er terneergeslagen
aan toe.
«Vraag daar mijn man naar! Hij is op de
hoogte van alles wat er in die tijden op de
landengte is voorgevallen.»
«Ja! Ik zal hem onmiddellijk telegrafeeren
Zijn adres is Bohio Soldado!» roept Louise,
staat gereed om de kamer te verlaten, doch
wendt zich eerst nog eens om en fluistert
«Niemand een woord hiervan zeggen! het zou
mij misschien in gevaar kunnen brengen.
«In gevaar kunnen brengen? U?"
«Ja. Veronderstelt gij, dat iemand, die in
1856 een moord heeft gepleegd, zou aarzelen
er thans nog een te plegen, zelfs al is hij
baron en rijk?" vraagt het meisje, dat nu
wil heengaan, doch wordt tegengehouden door
mrs. Winterburn, die haar de paarlen geeft.
«Hier,« zegt deze, «zij behooren u, bewaar ze!«
«Dat kunnen wij later wel eens bespreken,»
is het antwoord. «Zorg er voorloopig alleen
voor, dat niemand iets van het gebeurde ver
neemt, en herinner n goed, van waar zij zijn
gekomen. Misschien zult gij daarvoor nog eens
een eed moeten afleggen.»
Mrs. Winterburn blijft achter in een toestand
van verbazig en schrik, terwijl Louise MiDturn
naar het telegraaf-kantoor ijlt en aan Winter
burn zulk een onrustbarend telegram zendt,
dat deze reeds den volgenden morgen thuis is,
Louise ligt nog in haar hangmat, als zij op
haar deur hoort kloppen en Silas'joviale stem
roepen: «Waarom laat ge iemand zich dood
schrikken door zulk een telegram Ik dacht,
dat mijn vrouw of mijn kind dood was.»
«Daar heb ik toch niets van geseind, roept
Louise terug.
«Dat is het juist! Gij hebt mij alleen getele
grafeerd: «Kom in Godsnaam!» Is zoo'n tele
gram niet voldoende om een man schrik aan
te jagen, die reeds drie gezinnen heeft ver
loren
«Gij hebt gelijk. Doch nu gij gerust gesteld
zijt, zou ik gaarne eenige minuten willen
spreken. Ik ben onmiddelijk gereed.» Een
tropisch toilet neemt niet veel tijd weg, en
na enkele minuten verlaat Louise, schoon en
innemend, haar kamer; samen gaan zij naar
het museum. Louise vraagt Silas: «Heeft uw
vrouw het u reeds verteld?" «Neen, zij heeft
wel gezinspeeld op iets, dat in dit kistje moet
zitten," antwoordt Winterburn, terwijl hij het
voorwerp in de hand neemt; doch Louise is
te opgewonden om verstandig te kunnen
spreken.
«Goed, dan zal ik het u vertellen." Zij doet
een verhaal van alle bijzonderheden, welke zij
weet, laat hem de brieven van Alice Ripley
zien, de fotografiën, legt dan den inhoud van
het kruitkisje voor hem neer, het schitterende
snoer paarlen, den brief dien zij hem met
bevende stem voorleest. Ook zijn stem beeft,
wanneer hij antwoordt op haar vraag: «Kent
gij de plaats waar dit geschreven is?"
«Of ik Caperya ken? Dat zou ik denken
ofschoon zij het verkeerd heeft geschreven,
jnist zooals het wordt uitgesproken! Men zal
per boot ongeveer vier uur noodig hebben
om, wanneer er water genoeg is, van Cruses
af de Piqueni op te varen, een van de hoofd
takken van de Chagres. Het is een ellendig
gat, aan den ouden verlaten weg naar Porto
Bello. Zij heeft dat kistje in de Piqueni ge
worpen, het is de rivier afgedreven tot in de
Chagres, is daar gestooten tegen een boom
stam, die op een zandbank lag, en is daar
blijven liggen, tot de boom er rondom was
gegroeidtoen is de stam weggespoeld en
kwam zoo na dertig jaar, in mijn bezit."
«Gelooft ge dat?"
«Zeker! Men gooit niet zoo maar een snoer
paarlen in het water. Dat is de laatste pogÏDg
der vrouw geweest om zich te redden."
«Zijt gij ook van oordeel, dat Montez en
Domingo baar echtgenoot George Ripley in
1856 hebben vermoord?»
«Heilige Maagddaar was ik zelf bij!»
«Waart gij daar bij?»
«Ja! Dien nacht vergeet ik nooit, want ik
had het geluk, mijn leven te redden op de
stoomboot. Ik herinner mij nog als de dag
van gisteren den grooten Californiër, die het
gepeupel tegenhield, tot de politie kwam en
vrouwen en kinderen neerschoot. Juist toen
ik op de vlucht ging, zag ik den zwarten
Domingo het Pacific-Hotel binnenloopen, den
Californiër achterna; en ik laat me hangen,
wanneer ook Montez niet bij hem was!»
«Zoudt gij denken, dat ik huu misdaad kan
bewijzen
«Het zal vrij moeielijk gaan, voor zoover
het Montez betreft! Dertig jaren zijn er reeds
voorbij. Hij is rijk en machtig, en baron
ofschoon dat hier niet in rekening komt
wel rijkdom, dat is zeker!"
«Hoe moet ik dan bewijzen krijgen?"
Wordt oervolydj.