NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
NA TWINTIG JAREN,
No. 21.
Woensdag 15 Maart 1905.
Vier-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephonnno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Moord [in de Driekoningenstraat te
Amsterdam.
Zondagmiddag zijn te Amsterdam
de spoien ontdekt van een afschuwe
lijken moord, waarschijnlijk uit roof
zucht gepleegd. In hare woning in de
Driekoningenstraat no. 1 is op aan-
wijziging van de buren, die door de
stilte in het huis reeds Zaterdag
argwaan gekregen hadden, door de
politie vermoord gevonden dewed. D.
Cerlijn, een ongeveer 60-jarige dame,
die reeds geruimen tijd een zeer zonder
ling leven leidde.
Die ontdekking geschiedde als volgt.
De oude dame, die alleen woonde,
en zelden bezoek ontving placht iederen
morgen zeil de boodschappen van
bakker, melkboer, enz. in ontvangst
te nemen. Zaterdagmorgen, echter
belden dezen te vergeefs aan do
deur bleef gesloten. Dit gaf natuur
lijk onder de buren, die toch het
steeds gesloten huis met zijn zonder
linge bewoonster altijd met nieuws
gierige oogen begluurd hadden, aan
leiding tot veel gepraat, maar voor-
loopig bleef 't bij praatjes en gissin
gen. Eerst toen Zondagmorgen noggeen
teeken van leven in het huis vernomen
was, waarschuwde een van de om
wonenden de politie, die terstond
handelend optrad. Een paar agenten
gingen er heen en slaagden er in,
nog} eenige vergeefsche pogingen om
de voordeur te openen, zich over het
dak toegang tot de woning te ver
schaffen.
Reeds op de bovenverdiepingen bleek
duidelijk dat het huis door onge-
wenschte gasten bezocht was. Van
de dikwijls zonderling dooreenstaande
meubelen waren kasten en laden
opengebroken en wat zich daarin
wellicht aan waarde bevonden had,
was verdwenen. Beneden in de gang
gekomen, zag men dat hier niet alleen
diefstal was gepleegd. In een plas
bloed lag het lijk van de bewoonster
zelve, dicht bij de voordeur en met
een diepe snede in den hals. Onmid
dellijk werden de autoriteiten met
het gebeurde in kennis gesteld, zoodat
het justitieele onderzoek thans in
vollen gang is. Door de geheimzinnige
levenswijze van de vermoorde wordt
dit evenwel in niet geringe mate be
moeilijkt men heeft zoo goed als
geene aanknoopingspunten.
Omtrent die levenswijze vernamen
wij de volgende bijzonderhedenvoor
ongeveer twaalf jaar huwde zij met
den vader van den bekenden aannemer
J. Cerlijn; de heer Cerlijn ging met
haar zijn derde huwelijk aan. Een
huis in de Barndesteeg, evenals dat
in de Driekoniningenstraat waren haar
eigendom.
In het huwelijk kwam de zonderlinge,
eenigszins nukk ge aard van de vei
slagene steeds meer uitzoo bewaarde
zij bij voorbeeld al het geld dat ze
zelf ontving iri een eigen kamer,
zonder dat haar man er iets van
wist. De familie van den heer Cerlijn,
die zich weinig met haar bemoeide,
deelde verder nog mede, dat ze, eens
in het huis in de Barndesteeg komen
de, daar allerlei zonderlingheden vond,
zooals een twaaftal houten poppetjes,
zorgvuldig in een bedstee bewaard,
een verzameling pakjes brandhout,
mandjes vijgen, enz.
Het huwelijk met den heer Cerlijn
was niet gelukkig, zoodat na twee
jaar een vordering tot echtscheiding
door haar werd ingesteld. Te gelijker
lijd nam de vrouw haar intrek in het
huis aan de Barndesteeg, waar ze,
toen de dood van den heer Cerlijn
tijdens het proces volgde, tot voor
twee jaar is blijven wonen. Zooals
gezegd, leefde daar zeer terugtrokken,
ontving haast geon bezoek en ging
zelden uit.
Het huis, in de Driekoningenstraat,
waar ze nu woonde, ziet er zonderling
uit. De meubelen staan overal te hoop
en zijn weinig onderhouden. Toch
werd aan het buis zelf wel van tijd
tot tijd iets gedaan, het was vóór zij
het destijds betrok zelfs netjes opge
knapt, en een loodgieter kreeg er nog
kort geleden werk én de belofte, dal
hij ook aan andere huizen der ver
moorde werk zou krjjgen, wettigt het
vermoeden dat er warmpjes in zat.
Over den juisten toestand van haar
vermogen zijn evenwel zoo min als
omtrent het bedrag van het gestolene
thans reeds bijzonderheden ie geven.
Aangaande de vermoorde vrouw zijn
wij nader nog in staat gesteld de vol
gende bijzondei heden mede te deelen
de wed. D. Cerlijn was te Amsterdam
geborenzij was de eenige dochter
van den heer Iburg, die gehuwd was
met een juffrouw Soost. De vader was
metselaar en schijnt niet onvoordeelig
te hebben gewerkt, althans hij kon af
en toe van de opgespaarde penningen
zich een pand aanschaffen. Het huis
in de Barndesteeg 5, waar hij met zijn
vrouw en eenige dochter Toos woonde,
was zijn eigendomlater kocht hij nog
het perceel in de Driekoningenstraat
en nog enkele perceelen, o.a in de
Leidschedwarsstraat en in de Kerk
straat. De eenige dochter werd, na
den dood van haar jong gestorven
broeder, door het echtpaar Iburg altijd
verwend, zoodat zjj nooit een gemak
kelijke juflrouw is geweest om mee om
te springen Toen haar vader gestorven
was, bleef zij met haar moeder in de
Barndesteeg wonen en heelt met deze
daar samengewoond, tot die vrouw in
hoogen ouderdom overleed. Iu dien
tijd bestierde zij persoonlijk alle eigen
dommen, die moeder bezat. Zij was
omtrent huizenbouw zelfs goed op de
hoogte en wist metsel- en timmerwerk
als de beste vakman te beoordeelen.
Juffrouw Iburg had, toen haar moe
der nog leefde, heel dikwijls aanzoeken
gehad, doch nooit kon de rechte broe
der voor haar komen, elk aanzoek, en
menig goed aanzoek ook, werd door
haar afgewezen, omdat moeder altijd
zeide: «Kind, ze komen om je geld".
Toen kreeg zij na den dood barer
moeder, een aanzoek van den aannemer
Cerlijn, een man, die wel eens werk
zaamheden aan haar panden verrichtte
en die haar hij was reeds tweemaal
gehuwd geweest en had reeds volwas
sen kinderen ten huwelijk vroeg
Juffrouw Iburg was toen al ongeveer
46 jaar. Haar familie raadde haar af
tot dat huwelijk over te gaan, omdat
men dikwerf onaangenaamheden had
zien komen uit huwelijken van weduw
naars, die kinderen hadden, doch juf
frouw Iburg, vermoedelijk tiotschdat
zij een zoo bekend man als den aan
nemer Cerlijn tot man kon krijgen
sloeg den raad in den wind en trouwde.
Na do huwelijksreis bleek al spoedig,
dat het echtpaar niet gelukkig was
In de woning, die men op den Voor
burgwal betrok, was het echtelijk geluk
spoedig verdwenenaan wie de schuld
lag is niet precies te zeggen, vermoe
delijk wel aan beiden, de tweo karak
ters konden niet met elkaar overweg.
Juflrouw Iburg was een verwend kind
en lastig en meenende dat de heer
Cerlijn haar om haar geld had gehuwd,
zij het al met beperkte huwelijksvoor
waarden, hield zij haar man geheel
builen haar zaken, zoodat deze feitelijk
nooit wist hoe het met haar geld
stond. Na twee jaar besloot men te
gaan scheiden en de vrouw verliet het
huis op den Voorburgwal en keerde
naar haar woning in de Barndesteeg
terug. Doch vóór de scheiding was
uitgesproken, stierf de heer Cerlijn en
zij bleef dus als weduwe Cerlijn achter.
Haar eigen meubels haalde zij uit de
echtelijke woning en alles werd naar
de Barndesteeg gebracht.
Daar bleef de weduwe nu wonen.
Door haar huwelijk scheen zij van de
mannen een afschuw te hebben ge
kregen en werd zij eenzelvig van aard.
Met vreemden bemoeide zij zich heel
weinig; haar humeur werd nukkig,
eigenaardig; zij bleef leven voor zich
zelve, voor haar eigendommenen haalde
van de huurders van haar perceelen
zelve geregeld de huur op, of liet dit
doen door een door haar aangestelden
opzichter.
Zoo nu en dan bezocht zij de familie
Bom in de Warmoesstraat De heeren
Bom waren neven van haar van moe
derszijde en toen de oude heer Bom
overleden was en diens huishoudster
juffrouw Kohier alleen ging wonen op
de Bloemgracht, ontving die ook af on
toe van de weduwe Cerlijn een bezoek.
Door de familie Bom werd de weduwe
Cerlijn ons beschreven als een van
nature goedhartige vrouw, die echter
eigenaardige ideeën had en met wie
niet veel land viel te bezeilen zij had
haar eigen denkbeelden en liet zich
daarvan moeilijk afbrengen. Toen zij
nu twee jaar geleden naar liet huis
in de Driekoningenstraat verhuisde,
raadde men nicht Toos aan toch niet
alleen te blijven wonen in een zóó
stille straal en iemand bij zich in huis
te nemen, doch zij bedanktedaar harte
lijk voor, zij bleef liever vrij. Haar
meubels liet zij gedeeltelijk staan in
de Barndesteeg, waarom wist men niet
te zeggen, ze liet zich over de reden
trouwens nooit uit. Nu en dan bracht
zij bij haar familie in de Warmoesstraat
ook wel een avondbezoek. Somtijds
zag zij er werkelijk chic gekleed uit,
een andermaal zat zij erg sjofeltjes in
de kleeren, precies zooals het in haar
kraam te pas kwam.
De dochters van den heer Bom gin
gen nicht Toos af en toe wel eens in
de Driekoningpnstraat bezoeken en
deden dan voor haar ook wel eens
boodschappen. Zij waren het laatst bij
nicht geweest Vrijdagmiddag j.l. om
oen uur of twee, toen had nicht gezegd
dat zij 's avonds in de Warmoesstraat
zou komen, daar zij neef Bom wilde
spreken over eenige reparaties aan het
huis, maar voor dien lijd zou zij nog
uit moeten om een wekker te koopen,
want ze had geen enkele loopende
klok, en verder wachtte zij nog iemand,
met wien zij zaken had. Wie die
iemand was, vertelde zij niet, gelijk zij
nooit iets vertelde. Evenwel, Vrijdag
avond kwam zij niet, wat de familie
Bom niets verwonderde. Nicht had
wel meer gezegd dat zij komen zou,
zonder aan haar plan gevolg te geven.
Toen zij Zaterdags ook niet kwam, was
door AUGUSTE CRONER.
28)
«Neen wij hebben niets meer te verbergen,"
zei Hans Muller nu eveneens, terwijl bij de
deur van zijn kamer, waarin John hem was
voorgegaan, sloot en voegde er daarop aan toe
"En bet is goed zoo. Sedert mijn zoon alles
weet en bet niet dragen wilde om met ons
te leven, sedert dat oogenblik is alles mij on
verschillig en wie ge ook zijn moogt
u en de beele wereld zult bet weten »de oude
beer" is al twintig jaar dood."
"O," riep de beer John nu verrast uit, wen
hij is achter in den tuin, onder de dennen,
begraven."
wWeet u ddt ook al?" vroeg Muller met een
mat lachje.
John knikte en de ander ging voort:
"Wanneer u bet goed vindt zullen wij daar
heen gaan. Dan zal ik een gevoel hebben
alsof de oude beer zou kunnen bevestigen
dat hetgeen ik u vertellen zal, de zuivere
waarheid is.?
Het volgende oogenblik gingen ze samen
weer de trap af. De oude vrouw sloop voor
ben uit, zij haastte zich om een dokter te
gaan balen. Zij gevoelde zich nu ook kalmer
te moede, het was baar alsof haar een last
was ontnomen, een last die baar twintig jaar
lang bad gedrukt.
Advocaat John en Hans Muller gingen lang
zaam den tuin door. Nu eerst zag John pas
recht boe keurig netjes deze, zelfs in den
winter, onderhouden werd.
«Mijne vrouw in de eerste plaats en wij
allen ook zorgden zoo goed voor de bloemen
dat bet niemand kon opvallen dat wij er zoo
veel gebruikten om ons geheimzinnig graf te
tooien. U zult dadelijk zien boe keurig bet
onderhouden is. Het was voor ons een troost
volle gedachte dat de oude heer na zijn dood
evenzeer in eere te houden als mijne moeder
het hem tijdens zijn leven gedaan bad.
John keek met de grootste verbazing naar
dezen zonderlingen man, die daar zoo rustig
naast hem ging, om hem bij bet graf van den
ouden beer te brengen.
En nu bevonden zij zich daarbij.
Het was geen gewone grasheuvel maar een
cirkelvormig bloembed met een rand van
klimop daarom heen en met groenblijvende
heesters aangevuld. Tusscben dezen bladeren
waren nog open plaatsen die men kon zien
dat zomers daar andere planten werd inge
nomen.
In 't midden van dat bed bevond zich een
prachtige oude, wilde rozenstruik op welks
takken bonderden boogroode rozenbottels ver
rieden welk een menigte bloesems hem 's zomers
hadden bedekt. Een ding was zeker. Een
schooner graf en een trouwer aandenken bij
de achtergeblevenen had de oude beer zich
nooit kunnen droomen. Lang, zeer lang liepen
de beide mannen onder de dennen op en neer.
Van de koude gevoelden zij niets; de een
werd warm door het praten, de andere door
bet luisteren. Eindelijk wist John alles wat
op dit graf betrekking bad en toen Hans
Muller daarop, uitgeput van vermoeienis,
zweeg, reikte John hem de band en zei: Ver
oorlooft u mij uwe zaak te behartigen. Hij
zei dit op een warmen toon en Muller drukte
hem met een droevigen glimlach de hand.
•En nu is het voor vandaag genoeg," ging
John voort. Morgen is bet nog tijd genoeg
om u zelf aan te geven. Breng nu eerst uw
zoon tot kalmte. Alles heeft hem zoo eensklaps
bevangen dat het zeer natuurlijk is dat het
hem verpletterd heeft. Hij zal wel leeren
inzien dat bij zijne moeder tot steun moet
wezen, wanneer
"Wanneer ik er niet meer zal zijn," viel
Muller hem in de rede, "ik en mijne arme
moeder, o mijnbeer dat men haar ook ter
verantwoording zal roepen vind ik bet vreese-
lijkste van alles."
"Maak u niet onuoodig angstig. Bezorg mij
liever het adres van Dr. Kleiber."
«O, dat weet ik wel van buiten."
«Je hebt hem toch zeker nooit uit bet oog
verloren
"Natuurlijk nietbij is onze eenige getuige.
Hij woont nog in Trient."
John schreef bet adres op, stak daarop den
voormaligen tooneelspeler de haDd toe en zeide
«Ziezoo, ga nu weer naar je vrouw en naar
je zoon. Morgen zien wij elkaar weer op de
rechtbank o, daar gaat juist de dokter weg."
Muller zag deze ook en liep haastig naar
hem toe.
«Wat scheelt haar?"
De dokter keek hem ernstig aan.
"Bent u den man van de patiënt."
»Ja, dokter."
«Dan moet ik u zeggen dat bier wel, on
verantwoordelijk veel verzuimd is. Het leven
van uwe vrouw hangt aan een zijden draad."
"Mijn God, mijn God," kwam iu een bitteren
klaagtoon over de lippen van den doods bleeken
echtgenoot.
[Wordt veroolgd).