NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecbt.
VERSTREKT CREDSET
IN TWEE DAGEN
FEUILLETON.
Bij flit nummer Behoort een Bijvoecsel.
DE SCH1MMELRIJDER.
rto. 36.
Zaterdag 6 Mei 1905.
Vier-en-dertigsten jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
VAN WEEK TOT WEEK.
Gemeenteraad.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7 Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Het bestaan van de Industrie- en
huishoudschool is thans verzekerd,dank
zij de gemeentelijke subsidie. Over dit
resultaat zullen velen zich verheugen.
De tijd is lang voorbjj, dat een practische
opleiding voor de vrouwen overbodig
geacht werd, men beschouwt thans
deze opleiding voor haar even goed
noodzakelijk als voor de mannen, die
in handel of nijverheid werkzaam zullen
zijn.
Tot het besturen van een huis
houding worden overleg en bekwaam
heid en al die eigenschappen vereischt
welke de man van zaken voor de
uitoefening van zijn bedrijf moet be
zitten.
De grootste lof, die de oude Romei-
men aan een vrouw toekenden, was
dat zij thuis aan het spinnewiel zat,
en naar de meening van sommigen
bezit zij genoeg kundigheden, als zij
zooveel van scheikunde weet als noodig
is om de pot te koken, en zooveel
van aardrijkskunde als noodig is om
in huis den weg te vinden.
Deze meening is even bekrompen
en dwaas, als de tegenovergestelde, die
in volkomen emancipatie een gelijk
stelling met den man haar heil zoekt.
Wel echter moet aan de opvoeding
der vrouw meer aandacht geschonken
worden, zij moet leeren het voedsel
op de zuinigste en besto wijze toe te
bereiden, zij moet als toekomstige
hoedster van het gezin leeren wat
tot lichamelijke en zedelijk gezond
heid nuttig en noodig is, zij moet
leeren om zoo noodig met eigen arbeid
in haar onderhoud te voorzien, dat
alles moet het maatschappelijk bestaan
van de vrouw verzekeren en het geluk
en welvaart van het huisgezin bevor
deren.
Er is voorwaar geen uitvoerig plei
dooi noodig voor het bestaansrecht
van een industrie- en huishoudschool
nevens de ambachtsschool. Dat nu
echter allen die van dat goed recht
overtuigd zijn steun verleenen aan
deze school, vooral door hun dochters
er te laten inschrijven. Mocht het
aantal leerlingen zoo groot zijn, dat
het voor allen duidelijk worde, dat
deze school in een werkelijk gevoelde
behoefte voorziet, en moge deze school
een waardige plaats innemen onder
onze zoo gunstig bekend staande in
richtingen van onderwijs.
Te meer dringen wij op steun aan,
omdat de oprichting van deze school
met zooveel moeite en kosten gepaard
ging. Alleen de gemeentelijk subsidie
kost vijf raadszelels. Vijf leden vonden
in liet besluit tot het verleenen van
subsidie aanleiding om hun mandaat
ter beschikking van dekiezerstestellen.
Wie had gedacht dat het zoo'n vaart
zou loopen
En wat baat een dergelijk protest?
Is het wel goed om te bedanken
wanneer het naar onze meening in
een raad of vereeniging niet goed
gaat Wanneer wij ons buitensluiten
is het met onzen invloed gedaan, neen
dan juist blijven en voor ons inzicht
blijven getuigen! Stelt u voor, dat
straks na de aanneming der onder
wijswetten in ons parlement de geheele
linkerzijde er van door gaat!
Was er kans op vernietiging van
het raadsbesluit en ontbinding van
gemeenteraad en kon dus liet geheele
kiezers-corps zich uitspreken over de
bewuste subsidie, het heengaan van
de vijf zou iets kunnen bereiken, maar
nu is het resultaat nihil. Alleen krijgen
we de drukte nog van nieuwe ver
kiezingen waarna de zaak blijft zooals
ze is.
Die ambachts- en industriescholen
hebben al heel wat op hun geweten
De Amersfoertsclie jongens en meisjes
worden daur goedje, zij mogen door
studie de moeite wel loonend maken!
Als wij berekenden hoeveel zoo'n
Amersfoortsche schoone wel waard
is in klinkende munt, het zou een
aardig bedrag worden.
De waarde van een mensch is af
hankelijk van geboorle, stand, op-
voeding en vele andere omstandigheden.
Al die factoren in geldswaarde uit
drukkend,heeft een fransch geleerde zijn
landslieden gemiddeld op 548 gulden
geschat, een gezond arbeider stelde
hij op 3000 gld, dus ver boven het
middelmatige. Zoo is deEngelschman
berekend op 1900 gld, den arbeider
op 2400 gld.
Voor een arbeider in Amerika wordt
genomen 8750 gulden.
Elk mensch vertegenwoordigt een
kapitaaltje. Dat zou men niet zeggen
als er zoo roekeloos mee geleefd wordt
Een honderdduizend man worden in
den oorlog weggemaaid of het niets
is, toch is dat minstens een drie
honderd millioen. Het is niet doenlijk
zoo'n berekening met juistheid te
vervolgen. Bij de opening van een
hygiënisch congres in Weenen heeft
kroonprins Rudolph deze merkwaardige
woorden gesproken »Het kostbaarste
kapitaal der staten en der maatschappij
is de mensch. Elk leven vertegen
woordigt een zekere waaide."
Wij spreken nu niet eens over die
waarde, die ontzaglijk veel hooger
en niet in geld uit te drukken is,
maar gewoon zijnde alles in geld
om te zetten en aanstonds te vragen
wat wij aan iets hebben, hoeveel het
geeft en wat wij er aan verdienen,
verdient het piinselijk woord wel
onze aandacht. Ook in dit opzicht is
de groei der bevolking van belang.
Opmerkelijk is bet,dat het geboortecijfer
zoo dalend is, vooral in Frankrijk en
Engeland, maar ook bij ons. Perceots--
gewijs wordt de aanwas miiylef. Er
is voorspeld, dat Engeland-door deze
oorzaak zijn eerste plaats onder de
mogendheden noodzakelijk verliezen
zal. Bij ons was in 1904 het cijfer
der geboorten lager dan in 1903,
terwijl het sterftecijfer hooger was. Hot
laatste is gemakkelijker te vooi komen
dan bet eerste, en wel door een meer
hijgiënische levenswijzo te bevorderen,
verbetering van voedingen woning
toestanden, door een doelmatiger
verzorging van zieken en gewonden.
In onze goede stad is op dit ge
bied nog genoeg te doen en daarom
is de verschijning van het Groene
kruis met algemeene ingenomenheid
begroet. Zelden zag een nieuwe ver
eeniging hier zooveel leden toetreden
en zooveel gaven toestroomen. Dit
pleit voor het uitstekend op touw
zetten maar tevens dat het voorzien
in een werkelijke behoefte ditmaal
geen phrase was. Ik wed, dat geen
enkel raadslid zijn zetel zou verlaten
hebben, indien wat hooger subsidie
ware aangevraagd. Doch er is voor-
loopig genoeg om een heel goed be
gin te maken, en met de planting
van dit Gioene Kruis behoeven wij
geen wenschen uit te spreken, wij
mogen onze stad er mee geluk-
wenscben want het kan niet anders
of ook dit Kruis moet tot heil en
zegen strekken \oor onze gemeente.
Ons rest nog de behandeling van
een tweetal punten van de in de Dins
dagmiddag gehouden raadszitting af
gewerkte agenda.
Vooreerst het verzoek van den heer
R. J. Stellinga, gewezen adjunct-in
specteur van politie, om geheele
restitutie van hetgeen hij heeft bij
gedragen in het Pensioenfonds.
en W. stellen voor het niet ver
jaarde teéug te geven.
Over'dit punt ontspon zich een
breedvoerige discussie, waaruit bleek
dat men te doen heeft met een leemte
in de verordening, die met titel aan
geduide personen opneemt en die tot
stand gekomen is in een tijdperk toen
de functie van adjunct-inspecteur nog
niet in liet leven was geroepen. Om
in die leemte te voorzien was door
B. en W. in afwachting van herziening
der desbetreffende verordening met
den heer Stellinga overeengekomen,
hern als verzekerde te zullen beschou
wen indien hij mede bijdroeg in de
premie.
Zooals door de heeren van Eek,
van Esveld en Gerritsen werd gecon
stateerd, was dus de heer Stellinga
als verzekerde te beschouwen en kon
van teruggave geen sprake zijn.
Desniettemin werd met 6 tegen 4
stemmen, die der heeren Gerritsen,
Tromp van Holst, van Esveld en van
Eek het voorstel van B. en W. aan
genomen.
Dan ontlokte de bekende quaestie,
omtrent de houding van den gemeente
ontvanger, omtrent een belastingplich
tige eenige discussie.
In de vorige raadsvergadering stelde
de Raad een request van den heer
Kiaassen in handen van B. en W.
om inlichting:
Het adres luidde:
Aan den Raad der gemeente
Amersfoort.
Edelachtbare Heeren
Hedenmiddag begaf ondergeteeken-
de zich ten half een ure ten kantore
van den gemeente-ontvanger, ten ein
de aldaar zijne belasting te betalen;
hiermede bezig zijnde vroeg onder-
geteekende den ontvanger inlichting
omtrent het volgende:
«Indertijd diende hij een verzoek
in tot vermindering van belasting
aan den Raad, waarop hij een oproe
ping kreeg voor de commissie van
aanslag te verschijnen. Daar hij
echter op dien dag verhinderd was
OtllEDERUinOSCHE HflnDELSBflUK
Koninklijk goedgekeurd
- flMSTERDflN\.
?cConsr.Huyqer\ssIr.6I.Telep^.572l.
Ónder borgstelling
Oorspronkelijke novelle vau TIL STORM.
10)
»In de war gestuurd? Ja, Tede; tamelijk
wel in de war gestuurd! De dikke mophond
had de kalveren niet gedrenkt, maar hij zelf
lag dronken op den hooizolder, en dat duivel-
sche vee loeide den geheelen nacht van dorst,
zoodat ik tot aan den middag moest uitslapen;
op die manier kan de boel niet bestaan."
"Neen dijkgraaf; maar daarvoor bestaat bij
mijn jongen geen gevaar.»
Hauke stond met de handen in de zakken
en het hoofd in den nek tegen den post van
de deur en bestudeerde de vensterramen tegen
over hem.
De dijkgraaf had de oogen tot hem opgesla
gen en knikte hem toe: "Neen, neen, Tede,
uw Hauke zal mijn nachtrust niet verstoren;
de schoolmeester heeft mij dat straks ook al
gezegd, hij zit liever voor zijn rekenlei dan
voor een glas brandewijn.»
Hanke hoorde niets van deze woorden, want
Elke was de kamer binnengekomen en nam
met vlugge hand de overblijfselen der spijzen
van de tafel, terwijl zij hem daarbij met haar
donkere oogen even vluchtig aanzag. To^n
vielen zijn blikken ook op haar. »God w(
het," zeide hij bij zich zelf, «zij ziet er ook
zóó niet onnoozel uit.»
Het meisje was heengegaan. «Gij weet Tede,»
begon de dijkgraaf weer, "onze Lieve Heer
heeft mij geen zoon willen schenken
"Ja, dijkgraaf, maar laat u dat niet al te
zeer spijten,» antwoordde de andere, «want,
naar men zegt, moet in het derde geslacht
het familieverstand immers uitslijten; uw groot
vader, dat weten wij allen nog, was iemand,
die wat voor het land gedaan heeft!»
De dijkgraaf zag er erg verbouwereerd uit
en dacht een oogenblik na. Hoe bedoel-je dat,
Tede Haien zeide hij en richtte zich daarbij
in zijn leunstoel op, »ik ben immers toch ook
in het derde geslacht?»
»Ja, dat is waar ook! Neem mij niet kwa
lijk, dijkgraaf; het was maar zoo'n gezegde!»
En de oude Tede Haien keek daarbij den
ouden ambtenaar met iet of wat boosaardige
oogen aan.
Maar deze zeide weer kalm: »Je moest je
toch zulke oudewij venpraatjes niet laten wijs
maken, Tede Haien; je kent wel is waar mijn
dochter niet, maar die rekent mij driemaal
omver. Ik wilde maar zeggen, dat je Hauke,
behalve buiten in het veld, ook hier in mijn
kamer met pen en potlood veel zal kunnen
leeren, wji^djenr-oieL. zal schaden
ia, dijkgraaf, tiaar hebt gij
"vólkomen gelijk aan!" zeide de oude Haien
en begon toen nog een en ander bij het huur
contract te bedingen, waaraan zijn zoon den
vorigen avond niet gedacht had. Hij moest be
halve zijn linnen hemden in den herfst ook
acht paar wollen kousen boven zijn loon heb
ben ook wilde hij zelf hem in de lente acht
dagen bij zijn eigen werk gebruiken en wat
dies meer zij. Maar de dijkgraaf stemde in
dit alles toe, want Hauke Haien scheen hem
toe, juist de man te zijn, dien hij noodig had.
»Nu, God zij je genadig, jongen," zeide
de vader, toen zij pas het huis verlaten had
den, »als je van dien daar je wijsheid op
moet doen
Maar Hauke antwoordde bedaard«Laat
hem maar begaan, vader; het zal alles wel in
orde komen."
En Hauke had'niet zoozeer ongelijk gehad
hoe langer zijn verblijf in dit huis duurde,
zooveel beter inzicht kreeg hij in hetgeen er
op de wereld, of wat voor hem de wereld uit
maakte, te koop was; en dat misschien te be
ter, omdat hem niemand, die meer verstand
had, te hulp kwam en omdat hij, gelijk hij
van jongs af aan gewoon was geweest, op zijn
eigen krachten moest steunen en vertrouwen.
Er was echter één persoon in huis, iu wiens
-smaak hij niet scheen te vallen; dat was de
oudste knecht, Ole Peters, een flinke werker,
maar ook iemand, die niet op zyn mondje
was gevallen. Hem was de vorige, wel is waar
luie, maar domme en stevige knecht beter
naar den zin geweest; dien had hij onbezorgd
een zak met haver op den rug kunnen laden,
dien kon hij naar hartelust naar zijn pijpen
laten dansen. Hauke, die wel stil en bedaard,
maar hem in verstand verre de baas was,
kon hij op die manier niet behandelen; die
had zoo'n bijzondere manier van hem aan te
zien.
Niettemin wist hij steeds werk voor hem
uit te zoeken, dat voor zijn nog niet daaraan
gewend lichaam gevaarlijk zou kunnen worden,
en wanneer de andere knecht zeide: «Je had
den dikken Nisz eens moeten zien, die kon er
mee overweg! »dan zette Hauke zijn beste
beentje vooruit en bracht het, al kostte het
hem ook veel moeite, toch goed ten einde.
Een geluk was het dat Elke dat zelve of door
haar vader meestal wist te beletten. Men mag
zich wel eens afvragen, wat soms geheel vreem
de menschen aan elkaar bindt hier kwam
het misschien, omdat beiden geboren rekenaars
waren, en het meisje haar kameraad ouder
dat zware werk niet kon zien bezwijken.
Wordt vervolgd.)