NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. UliMiiliii IN TWEE DAGEN FEUILLETON. DE SCHIMMELRiJDER. Waarheidsliefde. Officieele Publicatie. No. 46. Zaterdag 10 Juni 1905 Vier-en-dertigsten jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. VAN WEEK TOT WEEK. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonns. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/» Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Wat de uitzicbtstorens zijn voor den reiziger dat zijn de feestdagen voor ons geestelijk bestaan. Of wij werken met de handen of met het hoofd, of ons leven kalmpjes voort glijdt zonder veel emoties, dan wel rustelooze inspanning vordert, of wij ons op een hooger of lager maat schappelijk niveau bewegen: wij be hoeven nu en dan een geestelijke opwekking, een verheffing boven het gewone en alledaagsche, het opzien en rondzien van een uitzichtstoren. Of anders, wij moeten nu en dan een geestelijk bad tot vernieuwing van energie, van frischheid en kracht naar lichaam en geest, tot loutering en reiner worden van hart. Daarom is Pinksteren weder welkom, het feest dat moer is dan een oogst feest, het geboortefeest der christe lijke kerk, bet feest des Heiligen Geestes. Wat edele en geestdriftige gevoelens en gedachten wekt dit feest! Hoe heerlijk te toeven in dien kleinen kring van voor tweeduizend jaren, te hooren de taal dior mannen zoo warm en overtuigend, zoo aangrijpend en meesleepend, te zien hun vurige geest drift, die niets heeft van leege op winding of geestig woordenspel welke zoo vaak met den naam van geestdrift bestempeld worden. De echte geestdrift die met een heerlijk daadleven ge paard gaat. Dat is het wat onze maatschappij nog heden vraagt en waartoe ons dit pinksterfeest bij vernieuwing roept een godsdienstige geestdrift en een heerlijk daadleven. «Nu, aan het eerste ontbreekt het niet zoozeer op dit feest te midden van de verkiezingsdrukte is het wel? Zelden is er in het openbaar zooveel gehoord en gezien van godsdienst en geestdrift, van godsdienstige geest driftige godsdienst. Het wordt een recht Pinksteren, allen van heiligen geest vervuld. Laat ons zien. Wat is liet voor een geest, die de getuigen der eerste eeuwen vervulde, wat is die geest des Christendoms'? Geantwoord wordt: het is bovenal de geest der waarheid Met waarheid wordt hier niet bedoeld de waarheid oprechtheid en eerlijk heid als tegenstelling van leugen, valschheid en oneerlijkheid in handel en wandel. Hier wordt bedoeld iets boogers, ja het Hoogste wat er is. Hoe zuiverder godsbegrip de mensch zich gevormd heeft, des le grooter zal van zelf zijn liefde zijn voor waar heid en gerechtigheid, en omgekeerd hoe onwaardiger liet godsbegrip des te onwaardiger de levenswandel. In den tijd van het eerste Pinksteren, hooren wij een voor velen roepen wat is waarheid wat bekommeren wij ons om de waarheid? En daar tegenover de partij die beweerde de waarheid in pacht te hebben, welke bewering door het liefdeloos fanatisme jegens andersdenkenden van zelf ijdel bleek. Voor betrekkelijk weinigen werd het duidelijk waar de waarheid was. En hoe is het thans ten opzichte van de waarheid Niet veel anders. De partijen van toen zijn er nog. «Wij hebben de waarheid, wij alleen!'' en «wat is de waarheid," beide kreten ook thans. Maar ziet daar is een partij die strijd voort onder de leuze: «Vóór of tegen den Christus, geloof tegen ongeloof', en die met den noodkreet «de godsdienst is in gevaarde broederen te wapen roept. Die nood kreet doet ook de eenvoudigen vol vreeze voor hun dierbaar geloof op schrikken uit hun rusten zich scharen onder de banier waarop de generaal geschreven iieeft: «De geest van den Pinksterdag of de geest des verderfs." Dus daar zijn de pinkstermannen, daar is de geest der waarheidDe minister president en zijne getrouwen zijn de christenen en wie niet meegaat staat buiten de christelijke gelederen, en bleef verstoken van de aanraking des heiligen geestes. Wat mooi als het waar was! Wie zou niet wenschen een geestdriftige strijd in dienst der waarheid? Maar de strijdleuze, de geheele antithese is terecht genoemd valsch in haar diepste wezen en heilloos van invloed op ons staats- en volksleven. De heer Lohman heeft zelf gezegd: «De scheidingslijn tusschen christenen en niet-christenen is een onzichtbare. De scheidingslijn op politiek gebied kunnen wij niet aanvaarden." Door steeds meerderen wordt dit erkend en de leuze als bedrieglijk verworpen. De Friesche broeders hebben ver klaard, dat zij de antithese beslist verwerpen en in geen opzicht instem men met deze leuze. En wij weten, dat van de Katho lieken zeer velen deze leuze afkeuren en onder zoo'n strijdkreet stellig niet zullen meetrekken. Het is ook te dwaas. Het staat eenieder vrij te gelooven wat hij wil, maar niemand bezit het recht om te decreteeren dat do zijnen christenen en do rest heidenen zijn. Men mogo nu beweren met «de Standaard", dat alleen «de tegenstel ling tusschen de christelijke en de moderne levensopvatting" door het kabinet wordt voorop geschoven, en dat van splitsing tusschen christenen en heidenen, van het aankweeken van geloofshaat dit kabinet te be schuldigen een onwaarheid is; wij weten dat alleejn het woord paganist is ingelnjWrèn en'voverigens de be kende 1/qzen gehandhaafd worden. Tegefl Het onoprechtA het onware in die leuzen moet bij voortduring gewaarschuwd worden, zoo lang tot zelfs de tegenpartij in haar oprecht heid de onwaarheid ervan erkent. Het beste nu, waarin een politieke partij kracht heeft te zoeken, is haar oprechtheid. Dit hooren wij «de standaard" gaarne zeggen. Oprechtheid! waarheidsliefde! Dat zijn mooie dingen die binnen ieders bereik vallen. De waarheid zelve, wie kan zich vermeten te zeggen, dal hij haar bezit? Lessing heeft gezegd«Wanneer God in zijn rechterhand alle waar heid, en in zijn linkerhand de eenige altijd werkzame drift naar waarheid, ofschoon rnet de bijvoeging, mij atijd en eeuwig te vergissen, gesloten hield, en tot mij sprakkiesdan zou ik met ootmoed de linkerhand kiezen en zeggenGeef, vaderde reine waarheid is immers toch slechts voor u alleen." Ja, niet de waarheid, in wier be zit een mensch meent te zijn, maar de oprechte moeite, die hij aange wend heelt om achter de waarheid te komen, maakt de waarde van den mensch uit. Waarheidsliefde het sieraad van elke partij, van ieder persoon. Waar heidsliefde dat is: een hart zonder valschheid, een opzoekster van liet schoonste en het beste, een gewillig oor leenen aan beter onderricht. Waarheidsliefde, zij is rein van hartstocht en boosheid, zij is bescheiden en eenvoudig. Waarheidsliefdegeen weg haar te ver of te moeilijk, geen offer tiaar te zwaar, niets baar zoo dierbaar als de waarheid. Hoe wikt zij haar woorden, hoe bedachtzaam in 't spreken, hoe nauw lettend in 't luisteren, wat kalm en helder in het oordeelen! Zoo voor zichtig en bescheiden, zoo rechtvaardig e!k gevend het zijne! Zoo af keurig van schijn en masker, zoo innig hafend oogendienerij en huichelarij Ja, wel is zij een sieraad, het beste sieraad ook van elke politieke partij, een sieraad dat niet bezoedeld mag worden in den verkiezingsstrijd kort na deze pinksterdagen. Nummer verandering van Dataljona Infanterie. De Burgemeester der Gemeente Amersfoort, Gezien de aanschrijving van den Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht van 24 Mei 1905, No. 970 N. M. S. (Prov. blad No. 92); Brengt ter kennis van belangheb benden dat op 1 Juli 1904 de volgende nummerverandering van Bataljons Infanterie heeft plaats gehad: het 5de Bataljon van het regiment Grenadiers en jagers, het 5de Bataljon van het 4de Regiment infanterie en 5de Bataljon van liet 7de Regement Infanterie zijn geworden onderscheide- lijk het 3de het 3de en het le Bataljon van dezelfde Korpsen. Voorts wordt aan de tot gemelde Bataljons behoorende verlofgangers, die in dit jaar voor herhalingsoefe ningen onder do wapenen moeten komen, bekend gemaakt, dat de opkomst voor hen is bepaald als volgt Lichting 1900. Regiment Grenadiers en Jagers 3de Bataljon van 4 tot 30 September, te 's-Gravenhage 4de Regiment Infanterie, 31e ba taljon, van 4 tot 30 September te Gouda; 7de Regiment Infanterie, Iste ba taljon. van 4 tot 30 September te Naarden. DE riEDERLflilDSCHE HflttDELSBIMK Koninklijk goedgekeurd Amsterdam ?^Cop>sKHuyqensshr.6l TelepK.5721 Oorspronkelijke novelle van TH. STORM. 20) Toen zij een poos later in de ruime woonkamer van den dijkgraaf kwamen, waar reeds de blin den voor de ramen gesloten waren en de beide kaarsen op de tafel brandden, wilde deze uit zijn leunstoel oprijzen, maar terwijl hij zijn zwaar lichaam weer liet vallen, riep hij zijn vroegeren knecht slechts toe; «Daar doe je goed aan, Hauke, dat ge j e ouden vriend weer eens opzoektKom eens hij mij, dicht bij mij I En toen Hauke naast zijn stoel stond, nam hij diens hand in zijn beide ronde handen: «Nu, nn, mijn jongen,wees nu maar bedaard: we moeten immers allen sterven, en je vader was niet een van de slechtsten! Maar, Elke, zorg toch gauw, dat het vleesch op tafel komt; wij moeten ons versterkenBr is veel werk voor ons de herfstschouw is in aantochter zijn stapels dijk- en sluisrekeningenen onlangs die schade aan den dijk ik weet niet waar mijn hoofd staatmaar het uwe is Goddank heel wat jonger; je bent een brave jongen, Hauke I" En na deze lange toespraak, waeNin de oude man zijn geheele hart had uitgestort- iiefc-faf) zich weer in zijn stoel achterovervallen en keek vol verlangen naar de deur, waardoor Elke juist met de vleeschschaal binnentrad. Hauke stond nu glimlachende naast hem. «Ga nu zitten,» zeide de dijkgraaf, «opdat wij niet onnoodig tijd verspillen; koud smaakt het niet I En Hauke nam plaatshet scheen hem niet meer dan natuurlijk toe, dat hij Elke's vader bij zijn werk hielp, en toen de herfst schouw een paar maanden later gehouden werd, was hij het die het meeste daarvoor in orde had gebracht. De verteller hield op en keek om zich heen. Men hoorde buiten een meeuw schreeuwen en in de gang vernam men een getrappel, alsof iemand de klei van zijn zware laarzen trachtte te stampen. Dijkgraaf en heemraden draaiden het hoofd naar de deur om. «Wat is er!« riep de eerste. Een zwaar gebouwd man was, met den Zuidwester op het hoofd, binnen getreden. «Mijnheer,« zeide hij, «wij beiden, Hans Nic kels en ik, hebben het gezien, de schimmel rijder is in de kolk gesprongen.» gezien Y/oog de dijk- afc één kdlki Ttaake Haier in het land Haienpolder be- «Waar hebt gij d; ;raaf. «Er is immers ma: van Jansen, waar de gint." «Hebt gij het slechts éénmaal gezien «Slechts éénmaal; het was ook maar als een schaduw; daarom behoeft dat niet de eerste maal geweest te zijn.» De dijkgraaf was opgestaan. «Gij zult het ons zeker niet kwalijk nemen,» zeide hij, zich tot mij wendende, «wij moeten buiten eens gaan zien, waar het onheil dreigt!» Daarop ging hij met den bode de deur uit; maar ook de overige leden van het gezelschap braken op en volgden hem. Ik bleef met den schoolmeester alleen in de groote, ledige kamer achter; door de ramen zonder gordijnen, die nu niet meer door de ruggen van de daarvoor zittende gasten aan mijn oog onttrokken werden, kon men onge hinderd naar buiten kijken, en ik zag, hoe de storm de donkere wolken voortzweepte. De oude man zat nog op dezelfde plaats, maar een tevreden, bijna medelijdend lachje krulde zijn lippen. «Het is hier nu wel wat leeg geworden,» zeide hij, mag ik u uitnoodigen op mijn kamer te komen. Ik woon hier in huis; en ge kunt mij gelooven, ik ken het weer hier aan den dijk; voor ons bestaat er niet het minste gevaar.» Ik nam zijn aanbod in dank aan; want ook mij begon het daar wel wat huiverig te wor den, en we klommen met een kaars in de hand de trap op naar een zolderkamertje, dat eveneens op het Westen lag, maar waarvan de ramen nu achter donkere wollen gordijnen verborgen waren. In een boekenkastje zag ik een kleine bibliotheek en daarnaast de por tretten van twee oude professorenvoor een tafel stond een groote, ouderwetsche leun stoel. «Maak het u gemakkelijk,» zeide mijn vriendelijke gastheer, terwijl hij een paar tur ven iu de smeulende, kleine kachel deed, die door een blikken ketel gekroond werd. Wacht nog maar een oogenblik, dan zal hij wel stoomen, ik zal dan eens een heerlijk glaasje grog voor ons klaar maken; daar blijf je wak ker bij I» «Daarvoor heb ik het niet noodig,» zeide ik; «ik word niet slaperig, wanneer ik uw Hauke op zijn levensweg vergezjl I» «Denkt ge dat?" en hij knikte mij met zijn kleine, schrandere oogjes toe, nadat ik ge makkelijk in zijn leunstoel had plaats geno men. «Nu, waar waren wij gebleven «Ja, ja, ik weet het al, dus maar verder." {Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1