NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. VERSTREKT CREDIET IN TWEE DAGEN NEGENUUR-WlNKELSLUITING, FEUILLETON. DE SCHIMMELRIJOER. flo. 6S. Zaterdag 26 Augustus 1905. Vier-en-dertigsten jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/, Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Donderdagavond is in »De Arend" de op initiatief van «Handel en Nij verheid" gehouden openbare vergade' ring omtrent bovengenoemde kwestie gehouden. Het aantal bezoekers was bijzonder talrijk. De heer S. J. van Duinen leidde de besprekingen in. Na in het kort de historie der plaatselijke actie gememoreerd te heb- hebben, begaf de heer Van Duinen zich in een zeer uitvoerige, van de ernstige feitenstudie getuigende uit eenzetting van dit belangiijke vraag stuk. Bij velen aldus de inleider is misschien de gedachte opgekomen wat geeft het, zonder wettelijke regeling krijgen wij geene vervroegde winkel sluiting. Zóó denkt het overgroote deel van hen, die reeds gedurende een meer of minder aantal jaren dit onderwerp hebben behandeld. Is de kwestie dan inderdaad van zoo ingewikkelden aard dat een zoo groot persoonlijk belang voor eiken winkelier niet anders kan worden verkregen, dan door bemiddeling van den wetgever? De juiste beantwoording dier vraag hangt af van vele omstandigheden, die niet gemakkelijk zijn bijeen te brengen. O.a. de financieele draagkracht van de winkeliers en verschillende vakken, persoonlijken aard, aanleg, karakter, ontwikkeling, opvoeding, seizoens en verschillende branches. Zoowel bij het stellen der zooeven genoemde vraag als bij deze: «begrijpt inderdaad de winkelstand zoo slecht zijn eigen belangen, dat alleen wette lijke dwang hem kan brengen tot verbetering van zijn positie?" zijnde factoren waarmee gerekend moet wor den. Hier ter stede schijnen gelukkig de winkeliers het er over eens te zijn, dat vervroegde sluiting een zeer groote verbetering voor alle winkeliers, niet het minst voor den kleinen winkel stand, zou zijn. En het kost alleen moeite doordien er nog altijd gevonden warden die zich niet kunnen voorstellen dat door vroeger te sluiten zij zich zelf geen schade zullen berokkenen. Daardoor zijn zij niet geneigd zich aan te sluiten bij hen, die zicli op een ander stand punt plaatsen. 't Is ontegenzeggelijk dat groot- en kleinbedrijf, voor zoover we dit hier in Amersfoort in den winkelstand zoo kunnen noemen, een woordje mee spreken over het geheel genomen zijn zij die grootere zaken drijven, eerder en meer geneigd vroeger te sluiten dan zij die kleine zaken in hetzelfde vak hebben. Ook hierop zijn uitzonderingen. De eigenaar eener grootere zaak, gelegen in een volksbuurt zal minder geneigd bevonden worden tot ver vroegde sluiting over te gaan dan de eigenaar eener zaak van denzelfden omvang in 't zelfde vak, gelegen op deftigen stand. Waar bij den kleinen winkelier in bijna elk artikel hoort men maar al te vaak«och ik ben toch thuisWaar moet men nu de grenzen trekken Een wettelijke rege ling werkt universeel, en juist zij die zoo'n bezwaren hebben tegen sluiting door particulier initiatief, roepen om wettelijke regeling. Maar in ons land werkt de staats machine langzaam en daarom moeten wij wel door eigen initiatief iets tot stand brengen. Vervolgens bespreekt inleider dat genen wat in verband mot het onder werp, betreffende wettelijke regeling, zoowel in het binnen- als in het buiten land heeft plaats gehad. 't Eenige Rijk in Europa waar win kelsluiting bij de wet geregeld is, is Duitschland. In het najaar van 1892 werd een onderzoek ingesteld door de «Kom- mission für Arbeiter-Statistiek" naar den arbeidstijd van winkelbedienden. Deze enquêtte strekte zich uit over pl.m. 1P pCt. der in het Rijk bestaande winkelbedrijven, die minstens één be diende hadden. Na deze enquêtte gaf de commissie op raad dor koopliedenvereenigingen. waarmee zij geconfereerd had, als haar advies, verplichte algemeene winkel sluiting om 8 uur in overweging. Een storm van verontwaardiging steeg op. Zelfs in de Landdagen wer den moties tegen dit advies met over groote meerderheid aangenomen, en het leidende motief daarbij was een voor Duitschland vrij ongedacht mo tief het kwam niet te pas eene dergelijke beperking van de indivi- dueele vrijheid te decreteeren. Precies dus het standpunt van mr. J. A. Levie op vorengenoemd congres. De opgestoken storm schijnt spoe dig te zijn bezworen, want reeds in 1899 diende de Rijksregeering voor stellen in, betreffende de regeling van den winkeltijd. Opmerkelijk is het, dat niet alleen bij den Rijksdag geen heftigen prin- cipieelen tegenstand werd gevonden, maar dat de voorstellen aan de meer derheid niet ver genoeg gingen en dat zij de voorstellen door eene commis sie uit den Rijksdag belangrijk ge wijzigd, door het plenum werden aangenomen, één jaar na de indiening, dus in 1900. Ten slotte zij vermeld dat in Duitschland de winkels van 9 uur 's avonds tot 5 uur 's ochtends moeten gesloten zijn, behoudens enkele uitzonderingen. De Duitsche wet qgïmt dqf moge lijkheid, om van d%;9-uursslupti te wijken en re^jiïf te 8 uu/' te J-- ting af slui ten, maar hiertoe moet eigen initiatief genomen worden, en de aanvrage daartoe uitgaan van de winkeliers. Naast Duitschland, waar de wet zelf de winkelsluiting tegen een be paald uur verplichtend stelt, staan twee andere Europeesche landen, waar de wet zich alleen bepaalt, deze be voegdheid aan locale besturen toe te kennen en haar dan nader te regelen. In Engeland waar na een agitatie van een 00 jaar de wet tot stand kwam en in de laatste jaren verschillende voorstellen van wet werden ingediend, die of niet in behandeling kwamen of verworpen werden tot in 1904 een wet tot stand kwam, voorts Zweden. Wat Nederland betreft, ook daar werd lang geagiteerd, doch de beweging om door wettelijke regeling tot zijn doel te komen, dateert van 1903. Spr. gaat verschillende pogingen na o. a. van winkeliers in Den Haag, Amsterdam e. a. plaatsen. In Leeuwar den zijn de pogingen met succes be^ kroond. Spr. concludeert dan ook«Duidelijk is het dat veel is tot stand gekomen trots allen tegenstand, trots alle werke lijke of denkbeeldige bezwaren." De tegenstanders kunnen gewonnen worden, indien het hun inderdaad te doen is, medewerken tot het beoogde doel. Ook is het duidelijk dat op wette lijke regeling vooralsnog geen plaats is. Wanneer ge een wettelijke regeling wenscht, moet ge toch denzelfden weg inslaan, als die, wanneer op eigen initiatief getracht wordt, de zaak tot een goed einde te brengen. Vraagt men inleider om raad hij zou antwoordendoe wat gedaan moet worden om te komen tot 9 uur-sluiting door eigen kracht, en als het pleit beslecht is, vraag dan den Raad om zijnen hulp, om door verordeningen te voorkomen, dat hetgeen met moeite en zorg is opgebouwd, niet door den een of anderen nurks kan worden omvergesmeten. En vraagt men spr. wat naar zijn oordeel gedaan moet worden om door eigen initiatief de negen uur winkel sluiting tot stand te zien komen, dan is het antwoord: laat deze vergadering deze drie vragen boantwoorden 1. Acht gij eene negen uur sluiting wenschelijk? 2. Acht gij haar mogelijk? en 3. Zoo deze vragen bevestigend be antwoord wordenwat moet dan ge daan worden om tot het doel to geraken De eerste vraag behoeft bijna geen antwoord. Spr. echter zet de voor- deelen er van uiteen. Met de tweede vraag is het anders, doch spr. vraagtwaarom zou hier niet lukken wat te Leeuwarden zoo goed geslaagd is. Indien men maar eendrachtig wil, dan zal men onder vinden, dat waar een wil is, licht een weg gevonden wordt. Wat de derde vraag betreft adviseert de inleider het volgende: Laat ons eens aannemen dat deze onze eerste poging niet slaagt, komen doet de sluiting ter gelegenertijd er toch. Daar wordt te veel van alle zijden op haar aangedrongen, om deze vraag, die er een is van zuiver huis- houdelijken aard, te kunnen negeeren. Zoo is het hier ook gegaan met de Zondagssluiting. Deze beweging is hier de laatste jaren sterk vooruit gegaan, en wint nog steeds veld. Er zijn er geweest die riepen «al sluit ieder, mijn winkel blijft open! Doch ook zij hebben nu des Zondags de deur gegrendeld. Ook nu zijn er weer van die stemmen opgegaan, maar het zijn van die uit drukkingen, ontsnapt in een onbewaakt oogenblik. In de grond der zaak zijn die opposanten het volkomen met ons eens. Als er 's avonds na 9 uur niemand DtnEDERLAtfDSCHE HflnDELSBfllIK Koninklijk goedgekeurd ÖMSTERDÖ rA O nd&r borgstelling Oorspronkelijke novelle van TH. STORM. 42) »Jij niet, jij nietparel U en lichtte dan met haar armpjes de sneeuw zoo hoog op, dat deze, zich zelf bevrijdende, krijschend om de terp heen vloog, en na haar dan de hond door vleien en springen het plaatsje in haar armen trachtte te veroveren. Vielen toevallig Hauke's ofElke'soogenopdit wonderlijke klaverblad van vieren, dat slechts een zelfde gebrek op één steel werd vastge houden, dan wierpen zij een teederen blik op hun kind: maar als zij zich omgekeerd had den, bleef er een smartelijke trek op hun gelaat over, die ieder hunner voor den andere trachtte te verbergen, daar het woord, dat dit zwijgen zou verbreken, nog niet gesproken was. Op zekeren voormiddag in den zomer, terwijl Wienke met de oude vrouw en de beide die ren op de groote steenen voor de schuurdeur zat, gingen hare beide ouders, de dijkgraaf met zijn schimmel aan den teugel achter zich, daar voorbijhij wilde den dijk op en had het paard zelf uit het land gehaaldzijn vrou- had op de terp haar arm in den zijnen ge legd, De zon scheen warmhet was drukkend in de lucht en af en toe kwam er een ruk wind uit het Zuid-Oosten. Het kind gevoelde zich waarschijnlijk op de plaats, waar het zat niet langer op haar gemak "Wienke wil mee!" riep zij, schudde de sneeuw uit haar schort en greep naar de hand van haar vader. "Kom dan maarzeide deze. Maar juffrouw Elke riep; «Met dien wind? Zij zal wegwaaien." «Ik zal haar vasthouden; en vandaag is het warm in de lucht en het water is dartelzij kaD het dan eens zien dansen," En Elke liep het huis in en haalde nog een doekje en een mutsje voor het kind. «Maar er komt onweermaakt dat ge voortkomt en zorg er voor gauw weerom te zijn I" was het. Hauke lachte. «Dat zal ons niet te pakken krijgen," zeide hij en tilde het kind bij zich in den zadel. Juffrouw Elke toefde nog een poosje op de terp, en zag, met de haDd hare oogen beschermende, beiden den weg op naar den dijk draven; Trijn Jans zat op den steen en mompelde met hare dorre lippen onverstaan bare woorden. Het kind lag onbeweeglijk in den arm des vaders; het was, alsof het met moeite adem haalde onder den druk der met onweer be- zwangerde luchthij Xjoog hefcrhoofd naar haar toe. «Nu, Wienke Het kind zag hem een poos aan. «Vader," zeide het,« gij kunt het immersKunt gij niet alles?" «Wat moet ik kunnen, Wienke Maar zij zweegzij scheen haar eigen vraag niet begrepen te hebben. Het was hoog water; toen op den dijk kwamen, flikkerde de weerschijn der zon op de uitgestrekte watervlakten haar in de oogen een wervelwind joeg de golven warrelend in de hoogte en nieuwe kwamen aan en sloegen kletterend tegen het strand; zij klemde haar handjes angstig om de vuist van den vader die de teugels vasthield. Toen deed de schim mel plotseling een zijsprong. De bleekblauwe oogen van het kind zagen vol schrik en ver warring tot Hauke op: «Het water, vader, het waterriep zij. Maar zachtjes maakte hij ziin hand los en zeide: Stil, je bent bij je vader; het water doet je niets!" Zij streek het vaalblonde haar van haar voor hoofd en waagde het weer naar de zee te zien. «Het doet mij niets," zeide zij sidderende; «neen, zeg, dat het ons niets doen magdat kunt gij, en dan doet het ons ook niets «Dat kan ik niet,» antwoordde Hauke ern stig, «maar de dijk waarop wij rijden, beschermd ons, en dien heeft je vader bedacht en laten aanleggen,/ Hare oogen keken hem vragend aan, alsof zij dat niet volkomen begreep; daarop ver borg zij haar klein hoofdje in de ruimen jas van haar vader. «Waarom verstopje je je, Wienke?// fluisterde hij haar toe«ben je nog altijd bang En een bevend stemmetje kwam uit de plooien van de jas «Wienke wil liever niet zien maar vader kan immers alles?» In de verte begon de donder rommelen. «Hoho,» riep Hauke, «daar komt het,» en hij wendde den teugel. «Nu gaan wij terug naar moeder Het kind haalde diep adem maar niet voor zij de terp en het huis bereikt hadden; nam zij het hoofdje van vaders borst weg. Toen juffrouw Elke haar daarna in de kamer het doekje en het mutsje afgedaan had, bleef zij zwijgend en stokstijf voor haar moeder staan. «Nu, Wienke,» zeide deze, haar een zachten duw gevende: «hoe vindt je het groote wa ter? Houdt je er van?» Maar het kind sperde de oogen wijd open. «Het spreekt,» zeide zij, «Wienke is bang?" (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1905 | | pagina 1