NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecbt. FEUILLETON. BUITENLAND. No. 39. Woensdag 16 Mei 1906. Viji-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. HET KIND DER PRAIRIE. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Bureau: Langestraat 77. Telephoonno.«9. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte In de eerste Doema-vergadering zeide de afgevaardigde van Odessa, prof. Stjepkin, in een redevoering over de amnestie o.a. het volgende: Wij moeten trachten een geheel zuivere verhouding te scheppen tusschen ons en de hoogste macht. Dat wij am nestie eischen, beteekent niet, dat we ons tevreden stellen met een een voudige begenadiging van veroordeel den, maar tevens dat we er op staan, dat ons beginsel wordt erkend. We kunnen de gevangenen thans niet meer als misdadigers beschouwen, nadat de regeeringsvorm, dien zij hebben trach ten ten val te brengen, werkelijk gevallen is. Hoe zouden we niet am nestie eischen voor mannen, voor wier daden we mede-verantwoorde lijk zijn, daar we zelf deelnamen aan hun strijd? Het is alleen aan het toeval te danken, dat onze mede strijders in de gevangenis werden gebracht, terwijl wij thans hier als volksvertegenwoordigers zitten. Al hebben wij bet program der revo- lutionnaire partijen niet goedgekeurd, al zijn wij onzen eigen weg gegaan, wij dragen toch met hen de verant woordelijkheid, want het is ons on mogelijk in hunne denkbeelden iets misdadigs te zien. In de tweede vergadering van de Rijks-Doema, kwam de amnestie- quaestie, die reeds den vorigen dag afgedaan scheen, weder op het tapijt. Een arbeider en een boeren-arbeider stelden voor, dit vraagstuk onmiddel lijk op te lossen en aan den Tsaar een deputatie te zenden, met het verzoek, eenige haast te maken met zijn beslissing. De vice-president, prof. Gredeskoel, zeide daarop het volgende Onze verantwoordelijkheid is zeer groot, we moeten ieder conflict in deze zaak vermijden, daar we er nog een menigte andere belangrijke vraag stukken op te lossen hebben, zooals bijv. de agrarische quaestie en het arbeiders-vraagstuk." Na den vice-president nam graaf Heydeni lid van den «Bond van 17 Oct.", het woord. Hij verklaarde het volstrekt oneens te zijn met de sprekers, die de amnestie hadden willen doen voorkomen als een recht en niet als een genade van den vorst. «De am nestie," zeide hij, »is het bijzonder privilege van den Tsaar en de Doema heeft geen recht ze te eischen. De Tsaar heeft gezegd, dat hij de vrij heden van het volk zal handhaven, op de Doema rust de plicht niet aan de vrijheid van den Tsaar te tornen." Deze redevoering vond grooten bijval, ook bij de kadetten. Daarna deed prof. Kowalewski het voorstel, om, daar de Doema de bemiddelaarster is tusschen de Tsaar en het volk, den president naar den vorst af te vaar digen om de amnestie als genade toe te staan. Aan de «Times" wordt uit Peters burg medegedeeld, dat de Russische Rijksraad Zaterdag opnieuw bijeen kwam. Prins Troebetzkoi, vertegen woordiger van den Moskouschen adel, zat voor. Er werd beraadslaagd over het adres aan den Tsaar. Prol. Bagaley stelde voor, dat men zou beginnen met zich te verklaren voor de samenwerking met de Doema. De heer Dimitri Sjipof wer.schte in het adres den heerscher te verzoeken de fondamenteele wetten af te schallen, die naar zijn meening, moeten leiden tot een conflict met de Doema. Tegen dit voorstel verzetten zich met kracht een aantal bureaucraten, die verklaar den dat de Tsaar reeds meer dan genoeg concessies had gedaan. Daarop stond graaf Witte op en hield een redevoering, die 40 minuten duurde; hij verklaarde, dat hij tot nu toe veel had moeten doen, dat hij zelf niet goed kon vinden; dat de redenen, die hem hadden geleid, steeds goed waren geweest, maar de om standigheden vaak machtiger dan hij. Graaf Witte bestreed verder het voor stel Sjipof. «Maar," vervolgt decorrespondent, «naar ik verneem, bestaat er grond tot het vermoeden, dat binnen eenige dagen er een wijziging zal komen in de opvattingen van een groot deel der leden van den Rijksraad en deze zich zullen verklaren voor het voor stel van Sjipof. Daardoor zou dan over eenstemming zijn gebracht tusschen de meerderheden in de beide Kamers." De dood van den veelbesproken priester Gapon staat thans vast en er zijn verschillende bijzonderheden bekend geworden, die duidelijk wijzen op een aanslag, welke met zorg en sluwheid werd voorbereid. De Berlijn- sche correspondent van de »N. Rott. Crt." deelt daarover het volgende mede: Oserki, waar het lijk van Gapon eindelijk is gevonden, iigt 50 minuten van St.-Petersburg verwijderd aan den Finschen spoorweg. Daar werd den Gen April het twee verdiepingen tellende landhuis van Mevrouw Swerschinski door een heer met donker haar en even in de veertig, tegen den prijs van 190 roebel voor den zomer gebuurd. Hij gaf als zijn naam op Putilin en bewoonde te St.-Petersburg in het Chernischef- straatje een gemeubileerde woning. Twee dagen later verscheen een baardeloos jongmensch en vroeg of het landhuis reeds behangen en ver warmd was, zooals de huurder bevolen had. De dwornik (huisknecht) ant woordde ontkennend, daar het hand geld ten bedrage van 10 roebel, dat de donkere heer betaald had, te weinig was. Het jongmensch ging heen en verscheen den volgenden dag nog maals, in gezelschap van Pitilin, die 40 roebel handgeld betaalde en last gaf te zorgen dat den lüen April het landhuis in orde was. Den Men April verscheen de man weder met zijn bediende (zooals de dwornik gelooft) en beval bier en wittebrood te koopen. Bij zijn terug komst vond de dwornik de deur reeds gesloten, de beide aangekomen per sonen waren niet te zien. Daar zich gisteren de huurder niet aanmeldde, wendde Mevrouw Swer schinski zich tot Lüdorf, hel hoofd der politie ter plaatse, met het ver zoek het landhuis te openen. Dit ge schiedde; alle kamers waren in orde. slechts een op de tweede verdieping gelegen privaat was met een hangslot afgesloten dat echter spoedig geopend kon worden. In een hoek van dit vertrek lag een onherkenbare hoop, bedekt met een zwarte pelsjas met beverbonten kraag Toen de pelsjas weggenomen was, kwam een geheel gekleed lijk van een man te voorschijn, in half gebogen houding met een strop om den hals. Men herkende het lijk onmiddellijk als dat van den gewezen priester George Gapon. In een vestzak vond men een retourbiljet naar Oserki, op den llen April afgestempeld. Naar de correspondent van de «Lokal anzeiger" bericht, vermoedt, het hoofd der politie te St.-Petersburg, dat Gapon eerst gedood en vervolgens naar Oserki gebracht is. Volgens die lezing is Gapon op Russisch grondgebied, vermoedelijk in Finland, gedood en zijn van Berlijn uit naar St.-Petersburg gezonden correspondentie zou alleen hierheen gezonden zijn om de sporen van de daad uit te wisschen. De casette welke Gapon bij het «Crédit Lyonnais" te St.- Petersburg had gedeponeerd, is Zaterdag aldaar, in aanwezigheid van vertegenwoordi gers van het gerecht, geopend. Zij bleek 14,500 roebel in Russisch geld en 14,000 francsin Fransch bankpapier te bevatten. Wat er met dat geld gedaan moet worden, nu Gapons dood als zeker wordt beschouwd; weet men nog niet. Het moet, volgens sommigen, eigenlijk toebehooren aan de Russische arbei ders maar het is lang niet zeker, dat die het in handen krijgen. Prinses Ena van Battenburg, de Spaansche Koningsbruid, krijgt altijd meer mooie huwelijksgeschenken. Het cadeau van het eiland Wight wordt als volgt beschreven. Het is een toilet necessaire, bestaande uit een doos van groen krokodilleer, gevoerd met wit marocco, en waarin velerlei toiletbe- noodigdheden. Daartoe behooren 9 kristallen flacons met gouden stoppen, een klokje in een gouden standaardje, borstels, en spiegel en andere zaken van schildpad, een juweelkistje, een 6peldekussen, een lampje, een inkt koker, lucifersdoosje, papierdoos, enz., alles van 18-karaats goud. Zaterdag is de bruidstaart, die door een banketbakker in Oxfordstreet werd vervaardigd, naar Madrid opgezonden. Het is een gevaarte van drie verdie pingen, van een aanzienlijk gewicht. De benedenste laag is weer verdeeld in 8 paneelen, die van elkaar zijn ge scheiden door Korinthische zuilen, welke weer bekroond worden door Cupidootjes in allerlei verkleedingen, alsboodschappers, boogschutters, enz. Elk paneel draagt een festoen van oranje-bloesem, erica's, myrthe en witte rozen. Deze bloemen werden n.l. door de prinses zelve uitgekozen voor de algemeene versiering van de taart. Om den benedenrand lag dan ook een prachtige krans uit dezelfde bloemen gevormd. De tweede verdieping bestaat uit vier paneelen met kortere Korin thische zuilen, elk paneel voorzien van het monogram van de prinses in zilver, waarboven de Koninklijke Spaansche Kroon in goud. Ook de bovenverdie ping heeft weer vier paneelen, elk in hootdzaak versierd met een bloemen- decoratie. Het geheele gevaarte wordt bekroond door oen groepje kinderen, die een kelk torschen, bestemd als houder voor een prachtigen bouquet. Al de burgemeesters van Spanje FRANZ TRELLER. 63) Als van zelf gingen zij naar het blokhuis, waarin de ge vangenen waren opgesloten. De nacht was donker en er viel een fijne regen. Uit eenige herbergen klonk nog leven, ook bij Taylor zaten nog eenige gasten, anders scheen alles in Garfield in rnst. Toen zij langzaam voortgaande in de duisternis de gevan genis naderden, hoorden zij paarden gehinnik. Zij stonden stil en luisterden. Daarop sloop Wild geluidloos als een vos, in de schaduw der naburige hutten voort en zijn aan de duisternis gewend oog ontdekte spoedig drie gezadelde paarden door een man vastgehouden. Brown was hem lang zaam nageslopen en stond nu naast den Cowboy. Na enkele seconden slopen twee donkere gedaanten van uit de gevan genis daarheen die begroet werden met de op gedempten toon gesproken woorden"komt ge eindelijk? 't Is hoog tijd." "Bij God," fluisterde Brown den Cowboy in 't oor, «dat is Mr. Osborne." «Hij liet ons niet eer los, sir, maar hier zijn wij," ant woordde een hunner. it Wapenen en mondvoorraad zijn op de paarden, hier voor ieder uwer honderd dollars, maakt nu dat ge spoedig dertig mijlen hebt tusschen u en de galg." «Wij danken u Mr. Osborne, het was tijd." Toen zij op de paarden wilden springen, trad Brown, die zich niet langer kon inhouden, voor den dag en sprak: «ik wensch u goeden avond, Mr. Osborne, ge bevindt u, naar ik zie, hier in goed gezelschap." Toen Osborne, zoo onverwacht overvallen, Brown's stem herkende, stiet hij een vreeselijken vloek uit en maakte een beweging om den ouden man aan te vallen. «Wie zich beweegt, dien jaag ik een kogel door den kop," riep Wild uit, terwijl hij de haan zijner buks liet knappen, "de sherif heeft een woordje met je te spreken." "Kom mee, sir," fluisterde een stem en de beide ruiters verdwenen snel in de duisternis. De buks van den cowboy knalde, maar de kogel miste. Daar klonk de knal van een pistool, een vuurstraal, een kogel suisde langs hen henen, en nu rende ook de derde ruiter weg, de anderen achterna. "Ja, vlucht maar, James Osborne," schreeuwde Brown hem na, "de wreker haalt je toch in." "Terug, naar Taylor," riep Wild uit, "te paard en hen na." Zij gingen terug. Van verschillende kanten kwamen er mannen aangeloopen die het schieten gehoord hadden. Ook de rechter kwam. Toen hij bemerkte dat de gevangenen ontvlucht waren, zeide hij«ik hoop, heeren, dat er eenigen onder ons zijn die eerbied voor de wet toonen en de vluchtenden zullen vervolgen." "Ge hebt u niet bedrogen rechter," sprak een man nit Arkansas, een kerel als een boom: «dat zal gebeuren. Hola, jongens, te paard. Dat zal een vroolijke jacht zijn, wij willen de wet eeren." Toen ijlde hij met anderen weg om paarden te halen. «Komt eerst even hij Taylor," riep de rechter hen na, en ging toen met Brown en Wild naar de gevangenis, waar bleek, dat ook de contstabel die gevangenbewaarder was, ontvlucht was, waarna zij naar het Unionhótel gingen. De waard hoorde met verbazing Osborne's aanwezigheid en van de door zijne hulp, zeker door omkooping van den constabel, bewerkte vlucht der gevangen. De cowboy zadelde snel zijn en Mr. Brown's paard. Van alle kanten kwamen nu ook de jonge mannen aan, die zich bereid hadden verklaard de vluchtenden na te zetten. «Die kerels zijn zeker noordwaarts gereden," sprak de rechter, »maar zooals Mr.. Wild zeide is de Steppe groot, zij kunnen gemakkelijk afwijkingen maken, 't is noodzakelijk, u te verdeelen, heeren." »Ge hebt gelijk rechter," sprak Wild. "Ik zal naar het noorden gaan en verzoek twee der heeren zich bij mij aan te sluiten." "Kom, Jack," sprak de lange Arkansier tot een der omstan ders, gaan wij met hem mee naar het noorden.', »Zoo is het goed, jongen9," sprak de rechter, «gaat gijlieden naar het noorden, en gij anderen verdeelt u naar oost en west. Ik denk niet dat de vluchtelingen in den nacht den stroom durven overtrekken. AU gij den constabel vindt, breng dien dan ook mee. Hij heeft die schurken laten ontsnap pen. Wij zullen een hartelijk woordje met hem spreken." Daarop gingen de vervolgers in troepjes uiteen en draafden

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1