NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BUITENLAND BINNENLAND. No. AO. Zaterdag 19 Mei 1906. Vijt-en-dertigate jaargang. BIJ G E L O O F. HET KIND DER PRAIRIE. Amersfoortsche ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. ADVERTENT1ËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Wanneer wij dagelijks de couranten inzien, beseffen wij dat het bijgeloof nog een groote rol in de hedendaag- sche maatschappij speelt. Vooreerst onze kaartlegsters, planeetleesters en werksters met het ei. Voor menig eenvoudig mensch is de kaartlegster de toevlucht voor de aanwijzing van verloren of gestolen goederen en menige schoone of niet schoone wil langs den griezeligen weg van koffiedik vernemen, wie haar a s. bruidegom zal zijn en welk lot haar in het huwelijk wacht. Bekend is het dat de groote Napo leon nooit iets gewichtigs ondernam, zonder zich vooraf de kaart te hebben doen leggen. De kaartlegsters der negentiende en twintigste eeuwen zijn de opvolgsters van de sterrenwichelaars van voor heen. Do geschiedenis leert, dat do sterrenwichelaars eertijds uitsluitend in dienst der vorsten was en dat btj elke belangrijke gebeurtenis hij steeds geraadpleegd werd. Bij de geboorte van een vorstenkind werd de hemel nauwkeurig opgenomen, de planeet, die in het eerste uur na de geboorte boven den horizon verscheen, was schutsgodin of verderfengel voor heel het volgend leven. Groot was de in vloed van den sterrenwichelaar^ Hij bestuurde dikwijls het leven van hoog geplaatste personen, die, onder den magnetischen invloed zijner voorspel lingen meermalen tot handelingen ge bracht werden, welke zij anders niet zouden hebben verricht, die, met een beeld van naderend onheil vooroogen, zich zeiven in het verderf stortten. De kerk heeft veel gedaan om de sterrenwichelarij te bestrijden, maar volkomen geslaagd is zij daarin niet. Het bijgeloof is blijven voortleven, en het geloof aan het bestaan van heksen e. a. openbaart zich nog op onder scheidene wijzen. Geneesheeren, vooral ten plattenlande zouden er van staal tjes kunnen vertellen. Als een kind geacht wordt «betooverd" te zijn, heeft de dokter afgedaan. In de kus sens en het beddegoed wordt dan ge zocht naar het voorwerp, dat eene als heks bekend staande buurvrouw ver ondersteld wordt er in verborgen te hebben, om zoo haar boozen invloed te doen gelden. Meestal krijgt een onnoozel zwart veertje in den vorm van een «krans" de schuld. Vindt men dit niet, dan wordt ook wel een zwarte kip met huid en haar in den kokenden ketel gestopt en aldus gebraden. Of wel men gaat met het «behekste" kind naar een bqurman, die den naam heeft van het te kunnen «zegenen", totdat na al de vruchtelooze hulp de raad van den arts weer wordt inge wonnen die dan dubbele moeite heeft het verloren terrein te herwinnen. En dikwijls valt dan het betooverde wicht als een slachtoffer van het bijgeloof. Reeds in vroeger eeuwen werd moorddadig jacht op heksen en der gelijke gemaakt. Ontzettend is het, de geschiedenissen dier heksenpro cessen te lezenEen heks was een mensch, die verondersteld werd in gemeenschap te staan met Satan in eigen persoon en die, door haar ver bond met de geesten der duisternis op wonderdadige wijze in het leven en de lotgevallen der menschen wist in te werken. Gewoonlijk was een heks een oude vrouw, hoewel ook mannen zich aan den duivel konden verkoopen. De be kwaamheid van een heks ging alle verstand te bovenals wolf kan zij huilend door de bosschen rennen op een bezemsteel wist zij een luchtreis te maken en de lieden den dood op de leden te jagenvoor minnepijn had zij hare kruiden beschikbaar enz. Gewoonlijk stond zij slecht bij het volk aangeschreven vandaar dat ieder meewerkte ze op te sporen en aan de wereldlijke of geestelijke overheid in handen te stellen. Heksenproces sen waren geen .zeldzaamheid. Een enkel staaltje. In 't jaar 1595 stonden voor het hof van Utrecht terecht 4 personen, onder verdenking van «de zwarte kunst" uit te oefenen. Geen hunner echter die bekennen wilde of kon. Geen nood, er waren middelen genoeg om tot bekentenis te dwingen. De pijnbank, die zelfs den hardnekkigsten zwijger tol spreken bracht, werd toegepast en in de onbeschrijfelijkste smart, door de meest afschuwelijkste wreedheid toegepast gilden de ge- folterden in wilden waanzin uit wat men voor eene bekentenis hield. Bleek de" pijnbank niet voldoende, dan had men nog de water, vuur of naalden- proef om te kunnen constateeren, of de duivel hen hielp in doodsgevaar of gevoelloos maakte voor pijn. 't Einde van het proces was, dat alle vier als toovernaars ter dood ver oordeeld werden: de ongelukkige had den n.l. gehoopt op vrije voeten gesteld of ten minste van verdere folteringen bevrijd te blijven door alles volmondig te beamen, wat de rechters hun voorlegden. De antwoor den kwamen hierop neer: de een erkende, water te hebben gehaald in het hecht van een mes de ander, dat hij het zwaar had doen hagelen; de derde en vierde, dat ze als katten poot aan poot hadden gedanst in de buurt van Amersfoort en het vee in den omtrek hadden gebeten. Dit alles is vrij uitvoerig te vinden in het nog aanwezige proces-verbaal. Volgens het hof te Utrecht waren, «de feiten zeer leelijk ende afgrijse lijk, schrikkelijk ende geenszins te gedoogen in landen der Christenen, waar de vreeze Gods ende Justitie plaats vinden," De uitspraak luidde dan ook: «dat alle vier levend moeten verbrand worden in tegenwoordigheid der naaste familieleden, die na afloop der executie zullen gegeeseld worden, om er de hekserij bijtijds uit te drijven." Nooit kon iemand, die van hekserij beschuldigd werd, vrij gesproken wor den en wel om deze redenen «ontken de de aangeklaagde, dan was zulks een bewijs van den valschen volhar ding" bekende zij, dan was ze schul dig. Alleen bekennen werd geloofd, ontkennen nieten bekennen moest zijn ja, ze werd door middel der fol teringen gedwongen ook de namen der medeplichtingen op te geven. Uit een heksenproces kwamen zoodoende tientallen andere voort, wat volstrekt geen verwondering bij die martelingen behoeft te verwekken. Moreuga gevangen genomen. De Herero-Hoofdman Morenga, die eenigen tijd geleden met zijn aanhangers verslagen werddoorde Duitsche troepen onder kapitein Bech, en gewond vluchtte op Britsch gebied, is thans door de Kaapsche politie gevangen genomen naar gisteren een Reuter-telegram mededeelde. Hiermede is een eind gemaakt aan Morenga's loopbaan als roover. Ge tuigd moet worden dat de Kaapsche au toriteiten zich correct gedragen hebben. Zij deinsden niet terug voor de moeilijk heden van een vervolging, namen Morenga en enkele volgelingen gevan gen en ontwapenden hen. Kapitein Bech zette den 4en Mei de vervolging op Britsch gebied voort, omdat hij meende, dat de Kaapsche politie niet in staat zou zijn de benden te ontwapenen of den terugkeer naar het Duitsche protectoraatgebied te ver hinderen. Des te aangenamer is het voor Duitschland te vernemen hoe vlug en krachtig de Britsche autori teiten hebben ingegrepen. Thans be staat de mogelijkheid, dat de rust spoedig hersteld zal worden in het zuiden van de kolonie, nu bet hoofd van den opstand onschadelijk gemaakt is. Uft het leven van Norenga kan het volgende medegedeeld wordenHijeen Herero, trok als vele van zijne lands lieden deden, om geld te verdienen naar Ooiiep, in de Kaapkolonie, oos telijk van Port Nolleth. Door in do kopermijnen te werken vergaarde hij een kleine som. Hij liet zich doopen en sloot zich bij een christengemeente aan. In 1897 trok hij met andere landslieden de Oranjerivier weer over. Terwijl echter de goede christenen zich vestigden bij Keetmanshoop in de nabijheid van een kerk trok hij met heidensche Iandgenooten naar het Karas-gebergte, van waar hij meedeed aan den opstand der Bondelzwars. Hij was een der weinigen, die den vrede van 27 Januari niet wilde er kennen. Steeds deed hij aanvallen op de Duitsche troepen, en steeds ont week hij een nederlaag op Britsch ge bied, tot op verzoek van de Duitsche regeering de Engelschen hem hot ver blijf op hun gebied verboden. Hij had in korten tijd zooveel aan hang weten te verwerven wat mo gelijk was omdat hij veel meer be- teekende dan alle andere stamhoofden bij elkaar dat het hem gelukte zelfs op Duitschen bodem weerstand te bieden. Het Karas-gebergte was een uitstekend terrein voor zijn doel einden: het orgariiseeren van stroop en rooverstochten. De vele bloedige gevechten, die Morenga in de laatsto weken den Duitschen troepen leverde, liggen nog versch in het geheugen. Oranje Nassau-Oord. Een nationale commissie heeft zich gevormd om ter gelegenheid van het '25-jarig ambtsjubileum van dr. J. W. F. Donath, directeur-geneesheer van het sanatorium Oranje-Nassau-Oord op 12 Juli a.s. den hoogeschatten ge neesheer, die sedert de oprichting van het sanatorium met zooveel toewijding zich aan zijn taak wijdt, een grootsche hulde aan te bieden, ten behoeve van Oranje Nassau Oord. Midden-Europeesche tijd. Naar wij vernemen, is een wets ontwerp bij den Raad van State inge- 64) FRANZ TRELLER. «Ik zou graag met de kleinen meegaan," zei Stone, //maar ik kan weinig van de sluipwegen der roodhuiden, en in het rijden ben ik ook geen meester. Met een muildier speel ik het klaar, maar een bokbeenige mustang in bedwang te houden, is heel wat anders." «Ik dank u, sir," zei de trapper, "gij meent het goed, maar als het dan zijn moet, is het beter dat de jongelui alleen gaan, zij zijn vlug als katten en meesterlijke ruiters!" Puck nam zijn lasso en in plaats van zijn buks, boog en pijlen, die hij had meegenomen; op zijn raad liet ook Paul de buks als onnut en slechts hinderlijk achter. Daarop vertrokken de beide jongelingen, tot aan den rand van het boschje begeleid door den trapper en Bill Stone. "Hier zullen wij op jullie wachten, Puck," zei Grizzly, "kondig door uilengekras aan als gij terugkomt en laat den schreeuw van den adelaar hooren als er gevaar achter je is." "Best, oom, antwoordde de dwerg en verdween daarop met Paul. Het rotsenlabyrinth waarin de Kiowa's zich hadden ge legerd, was slechts enkele mijlen van het boschje verwijderd. Gejuidloos liepeD Puck en Paul door het hooge gras, met scherpe blikken de duisternis doorborend of zij ook gevaar zagen. De dwerg had een pijl gereed om die, als 't noodig was, terstond te gebruiken. Door zijn nachtelijk rondsluipen om de legerplaats der Kiowa's wist hij, dat een deel der paarden in de Steppe was achtergelaten gedeeltelijk vastgepaald öf vrij grazend. Ook wist hij dat er wachters bij waren en hun waakzaam heid moest nog versterkt zijn door het bericht der in de prairie verslagen krijgers en het gevecht van den vorigen dag. Het was dus zaak tegen die Indianen met zoo scherpe zintuigen met de grootste voorzichtigheid te werk te gaan. Puck koos zijn weg door de lager liggende plaatseD van den licht-golvenden bodem en hoe meer zij de rotsen naderden des te voorzichtiger liepen zij. Bukkend, stap voor stap, slopen zij voort, dikwijls stil staande en scherp luisterend. De lucht was bewolkt geworden en het licht der sterren daardoor verduisterd. Toen zij op eene kleine verheffing van den bodem gekomen waren zagen zij een vuur, waarom heen eenige Kiowas gelegerd waren. Na even rond gezien te hebben kropen zij langzaam voor uit en zagen ze weldra in de nabijheid van het vuur vast gepinde paarden, van welke er tot Puck's blijdschap ver scheidene gezadeld en getoomd waren. Langzaam, langzaam kropen zij voort tot zij de paarden hadden tusschen zich en de wachters. Tot op ongeveer vijftig pas genaderd, bekeek Puck de paarden en fluisterde toen Paul in het oor: «sluip jij naar dien bruine, daar rechts, maak pas, als gij mijn teeken hoort, de lasso van den paal los en dan snel in den zadel en weg. Ik neem dien vos daar. Mocht men je eer ontdekken dan op het eerste het beste paard en weg de duisternis in." Nu kropen zij tusschen de meer dan twee lassolengten van elkaar va9tgepaalde rossen. De wachters zaten zwijgend bij het vuur. Het eerste paard waar Puck bij kwam, week ver schrikt terug, maar de dwerg stelde het terstond gerust door een geluid waarmee de Indianen gewoon zijn hun dieren te liefkozen. Een der wachters keek even op toen het paard onrustig werd, maar keek even snel argeloos weer voor zich. Toen Puck bij het dier was dat hij had uitgekozen richtte hij zich even op en keek naar den bruine dien Paul zou nemen. De jongeling was er bij gekomen. Geheel onver wacht drong een gillende schreeuw van den rotsingang naar hen toe. Die schreeuw moest den wachters gelden, daar zij opsprongen en naar de paarden liepen. Nu was haasten de boodschap. Puck maakte den lasso los, waaraan de vos was gebonden en liet, om Paul te beduiden dat het beslissende oogenblik gekomen was een fluitje hooren. Tot zijne blijdschap zag hij hem reeds in den zadel zich diep neer buigend over den hals van het paard. Toen sprODg hij snel op den vos, zich insgelijks diep voorover buigend. Het licht dat het vuur" verspreidde was te zwak om hen te doen opmerken. Puck liet zijn paard zacht vooruitgaan zich voort durend door de andere paarden dekkend voor de blikken der naderende wachters en Paul deed hem na. Toen zij weldra bij elkaar waren vlogen zij voort. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1