NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
No. 44.
Zaterdag 2 Juni 1906.
Viji-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
EIGENBELANG.
HET KIND DER PRAIRIE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangeatraat 77. Telephoon no. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Speelt er iets een belangrijke rol
op de wereld, dan is het zeker wel
bet eigenbelang en niet alleen op het
wereldtooneel, maar ook achter de
schermen. Het doet de spelers spelen,
zwijgen, huichelen, uitvaren, vleien,
al wanneer het zoo maar in de kraam
te pas komt. Het is de grootste drijf
veer van veler menschen zwoegen en
werken.
Dat iemand voor zijn belangen op
komt, ijvert om vooruit te komen om
de welvaart van zichzelf en de zijnen
te bevorderen, dat hij zijn stoffelijke
middelen tracht te vermeerderen, zijn
positie tracht te verbeteren, geen enkel
roensch zal hem dit kwalijk nemen.
Het ligt in den aard van den mensch
om dit te doen. Eerder zou men het
in hem misprijzen, wanneer hij het
tegengestelde deed.
Als w(j hooren van iemand, die zijn
eigen belangen verwaarloost, dan den
ken wij in het algemeen aan een
luiaard, aan een gemakzuchtige, aan
een onverschillige.
Maar men kan alle dingen over
drijven en vele dingen verkeerd doen,
daardoor deugd maken tot ondeugd,
hel goede doen veranderen in iets
kwaads.
Daar hebt ge bijv. de lieden, die
zulk een enge opvatting van hun oigen
belang hebben, dat ze, dit meenende
te bevorderen, inderdaad werkzaam
zijn die belangen te schaden. Zoo
immers doot de man van zaken, die
langs bedriegelijke wegen zijn winst
tracht te verhoogen. Hij benadeelt
zich zelf; is slecht, maar ook dwaas.
Zijn knoeierijen of oneerlijkheden zul
len aan het licht komen. De kruik
gaat te water tot ze breekt. Evenzoo
gaat het den werkman, den beambte
of den ambtenaarin 't algemeen, elk,
in wien men een zeker vertrouwen
stelt. Tracht hij op slinksche wijze
zijn eigen belang te bevorderen, hij
komt bedrogen uit. Het zal blijken,
dat hij de vijand van zich zelf was.
Voor zijn belangen opkomen is goed,
maar twee gevaren bedreigen ons
hierbij: vooreerst dit, dat wij door
eigen belang gedreven, anderer be
langen gaan schaden en daarbij de
gepaste grensoverschrijden. Ten tweede
dat wij gevaar loopen een volslagen
egoïst te worden, iemand die geheel
ongevoelig is voor het leed en de
ellende van anderen.
Het eerste gevaar is moeielijk ge
heel te vermijden. Onwillekeurig zal
men, zijn eigen belangen bevorderende,
daardoor onwillens een ander óf in
zijn zaak óf in welk opzicht dan ook,
benadeelen. Het komt er echter op
aan te zorgen, dat wat wij doen, het
licht mag zien dat de middelen, door
ons aangewend, niet kunnen afgekeurd
worden. Vooruit is goed, maar dan
zonder verloochening van karakter of
beginselenzonder misbruikmaking
van het in u gestelde vertrouwen,
zonder met opzet anderen op zij of
achteruit te schuiven. Een eerlijke en
humane wedstrijd zij het leven, hoe
moeielijk het ook ga
Erger is het tweede gevaar, waartoe
wij komen als wij ons zeiven geen
meester meer blijven, maar ons geheel
en steeds door eigenbelang laten lei
den als eigenbelang de eenige kracht
wordt, die ons drijft. Dan zijn we
voor ons zeiven en voor anderen ver
loren. Dan hebben we in den edelen
zin van het woord onze belangen ge
schaad; dan zijn we niets meer voor
onzen medemenschdan is het uit
met menschenliefde, met gevoel voor
recht en onrecht; dan is alle hooger
leven in ons uitgedoofd, alle edel
vuur gebluscht.
Afschuwelijk de man en beklagens
waardig, die zoover is gekomen, dat
hij niets meer kan verrichten of eerst
moet de vraag beantwoord, of het
wel strookt met zgn eigen belang;
die begint met de vraag: wat geeft
het mij?
Waar komt hij toe? Hij zal vleien,
wie hem voordeel kan verschaften,
bedriegen wie hem vertrouwen schenkt,
uitlachen met een satanischen lach,
wie op hem meende te kunnen reke
nen. Voor vriendschap en liefde zal
hij doof blijven; spotten zal hij met
de dwazen die zooals hij 't noemt
de wereld willen hervormen. Zijn hart
is koud als steen, zijn geweten is
doof. Een ieder neme zich in acht voor
zuik een slaaf van zijn eigen belang
Van het Hof.
Het bericht van den Haagschen
correspondent der »N. Gr. Ct. dat
het Hof in Den Haag een groot deel
van den zomer zou komen doorbrengen,
is volgens de »N. Ct" volkomen uit
de lucht gegrepen. Alleen Z. K. H.
de Prins zou misschien een paar dagen
in Den Haag doorbrengen voor het
bijwonen van den een of anderen
wedstrijd.
Maar overigens zal, evenmin als
vorige jaren, Den Haag de zomerresi
dentie van H. M. zijn.
Gevaar voor besmettelijke ziekten.
De Min. van Binnenl. Zaken heeft
eeno circulaire gericht tot Ged. Staten
der verschillende provinciën, waarin de
aandacht wordt gevestigd op het chole-
ragevaar en op de noodzakelijkheid
om bij het voorkomen dezer ziekte
door afzondering der eerstaangetaste
lijders en door ontsmetting uitbreiding
der ziekte te voorkomen.
Daarvoor is noodig de oprichting van
inrichtingen voor verpleging van lijders
aan besmettelijke ziekten, hetzij voor
eene gemeente afzonderlijk of voor
eonige gemeenten te zamen, zooals de
wet dat gebiedt.
De minister verzoekt Gedep. Staten
er voor te zorgen, dat deze tot stand
worden gebracht, en om, ingeval de
gemeentebesturen weigeren, dezen
tot de oprichting te verplichten door
krachtige toepassing van art. 7 der
epidemiewet.
Het bestuur van het Herstellings
oord, aanvankelijk te Ermelo op de
Veluwo opgericht met het. doel min
vermogenden herstellenden op te
nemen, zag zich door vele aanvragen
voor lijders aan tuberculose, genoopt
de aard der inrichting eenigzins te
wijzigen en het voortaan alleen open
te stellen voor beginnende longlijders.
Tegelijk met de verplaatsing der
inrichting naar Oosterbeek werd met
dezen maatregel een aanvang gemaakt.
De verplaatsing der inrichting naar
Oosterbeek was ook werkelijk eene
verbetering. Niet alleen was hier de
huisvesting ruimer en geriefelijker,
doch ook de fraaie wandelingen in
deze plaats kwamen den patiënten
ten goede.
Er werd eene lighal geplaatst waar
door de patiënten in de gelegenheid
werden gesteld ook met ongunstig
wèer buiten te liggen. Het geregeld
medisch toezicht werd waargenomen
door Dr. J. M. Busch-Adriani.
Ofschoon Het Herstellingsoord nog
maar een zeer bescheiden plaats onder
de Sanatoria inneemt, en men er
niet het comfort aantreft, wat in
andere inrichtingen van dien aard het
geval is, kan toch met voldoening wor
den teruggezien op de verkregen resul
taten, waarvan de volgende cijfers
een denkbeeld geven.
Op 15 April 1905 werden verpleegd
4 patiënten.
Gedurende het tijdvak tot 15 April
1906 werden opgenomen 38 patiënten,
met 2916 verpleegdagen, terwijl van
deze op 15 April 1906 nog 5 per
sonen aanwezig waren, waaruit blijkt
dat 37 patiënten gedurende dit jaar
de inrichting verlieten.
Van deze 37 personen waren
14 Geheel hersteld en volkomen in
staat hun bezigheden te hervatten.
Van twee dezer patiënten werd van
hun geneesheer de mededeeling ont
vangen, dat zij volkomen hersteld de
inrichting hadden verlaten.
9 waren er veel verbeterd en in
staat tot werken.
3 waren verbeterd.
4 gelijk gebleven.
1 achteruitgegaan.
2 overleden.
4 patiënten waren te kort in de
inrichting om daarover een goed oor
deel te kunnen vellen. De patiënten
werden geregeld alle 14 dagen ge
wogen, terwijl de toename in gewicht
meestal gelijken tred hield met ver
betering van den algemeenen toestand.
De grootste gewichtstoename in
14 dagen was 3'/i kilo.
De meeste bedden waren bezet in
de zomer 1905. Nog altijd schijnt
het idee om tegen de zomer patiënten
naar buiten te zenden, meer ingang
te vinden, terwijl ook hier wederom
gebleken is, dat de resultaten, des
winters verkregen, nog iets beter zijn
dan zomers.
Uit bovenstaande gegevens blijkt,
dat ook deze inrichting, op bescheiden
schaal ofschoon nog ir. haar begin
een werkzaam aandeel heeft in de
bestrijding der tuberculose temeer
waar het dikwijls voorkomt dat de
patiënt óf wegens plaatsgebrek óf
om de booge kosten niet in de
Sanatoria kan worden opgenomen
en alzoo voi stoken blijft van de voor
hem zoo onmisbare hygiënische levens
wijze en rustkuur.
De verpleegkosten in het Herstel
lingsoord bedragen slechts 1.25 per
dag.
Ncderlamlsche Spaar Incasso
Bank.
In de heden gehouden Jaarlijkscbe
Algemeene Vergadering van Aandeel
houders werd door de Directie verslag
uitgebracht over hetafgeloopen boek
jaar, waaruit blijkt dat de toestand
der Maatschappij zeer gunstig is. De
Balans en winst en Verliesrekening
sluitende met een winstsaldo groot
f2599,66'/i worden met algemeene
stemmen goedgekeurd. Besloten werd
dit bedrag geheel voor afschrijving
te bestemmen en welf 150 op meubi
lair, waaroor deze rekening net fl.
op de balans paraisseert, f 1860,53'/»
DOOB
FRANZ TRELLER.
68)
"Stijg af Paul en kom bij hem met uw buks, wij moeten
het paard hebben, dat mag niet in de Steppe blijven."
Paul sprong af en Puck beklom zijn paard.
Het paard van den Indiaan bad zich niet ver verwijderd
en toen Puck, zijn lasso zwaaiend daarop afreed, bleef het
voor deze bekende en gevreesde beweging stilstaan, zoodat
hij het bij den teugel grijpen en snel naar den gevangene
terugbrengen kon.
"Paul, richt den gevangene eens op."
Deze deed zulks, Puck greep den geboeide en trok hem
met onweerstaanbare kracht dwars op het zadel voor zich.
"Bestijg nw paard en dan snel naar oom terug; 't is
niet raadzaam hier lang te vertoeven."
Toen draafden ze naar het boschje waar Puck voor de
verbaasde mannen zijn gevangene van het paard liet
glijden.
"Hallo kleine beer,riep Bill Stone nit, «een fameus
ding, dat ge volbracht hebt, dat is een feit."
/.Ik zou het nooit geloofd hebben, als ik het niet met
eigen oogen had gezien," riep Walker uit met onverholen
bewondering.
De oude knikte en drukte de hand van den dwerg,
«Goed gedaan, Puck."
Toen straalden diens oogen van blijdschap.
"Nu moeten we toch eens zien wien we daar hebben,"
en hunne oogen vestigden zich op den gevangene, die den
een na den ander aankeek.
De Indiaan was een jonge man van misschien twintig
jaar, gekleed naar de wijze van zijn stam en hij droeg de
skalp ten teeken dat hij op het oorlogspad was.
"Walker, tot welken stam denkt gij, dat hij behoort?"
J"Ik zou meenen dat hij een Kaw is, Grizzly", antwoordde
deze, nadat hij den gevangene nauwkeurig had opgenomen.
"Spreek de waarheid, is bet niet zoo Puck?'*
"Het is een Kaw op het oorlogspad."
»Nu, mijn jongen, waar kom je dan vandaan!" vroeg
de trapper hem, in de taal der Cheyennes.
De Indiaan gaf geen antwoord, zijne oogen waren met
een uitdrukking van groote vrees op Puck gevestigd.
"O, de Kawkrijger wil niet antwoorden," ging de oude
voort, "best, Puck h&ng hem op." Daarop een zijner
boosaardigste gezichten zettend, naderde de dwerg hem
en greep hem in zijn nek.
In weerwil van zijn stoïsme kromp de Indiaan ineen,
richtte toen zijn oog op den trapper en sprak: "Sneeuwvlok
wil spreken, neem den medicijnman weg."
"Ah, zoo," riep de trapper lachend uit: "Sneeuwvlok wil
niet graag skalp en schedel in eens verliezen; nu goed,
dan beantwoorde hij mijne vragen. Dus, Sneeuwvlok,
tot welk volk hehoort gij
«Sneeuwvlok is een Kaw,"
«Best en wat doet ge met die skalp in de Steppe, hebben
de Kaws den tomalawk opgegraven?"
»De Kaws hebben oorlog."
«Met wie?"
«Met de Yengees."
Ah, zoo, en gij zijt op weg om u met de Kiowas en de
Dakotas aan de Oshonta te vereenigen."
De jonge krijger zag hem met zichtbare verbazing aan,
zonder hem te antwoorden.
«Best, ik weet zulks. Hebt gij den Cheyennes ook den
hloedigen pijl toegezonden?"
«De Cheyennes zijn honden."
"Natuurlijk, natuurlijk. Niets gaat hoven patriottische
gevoelens. Hoe groot is het getal der Kawkrijgers?"
De Indiaan talmde met het antwoord.
"De gevangene moet de waarheid spreken, de medicijnman
leest in zijn hart."
«Driehonderd krijgers rijden in de prairie."
«Best, waar zijn die?"
«Zij komen uit het Zuiden."
«Hebt ge iets van de Cheyennes gezien?"
«Die zijn naar het Oosten gevlucht."
«Hm, hm! Nu mijnentwege zij zullen wel van zich
laten hooren. Maar hoe komt de jonge Kaw hier zoo alleen
in de Steppe?"
nSneewvlok is als verspieder uitgezonden."
«Zoo. Nu dan hebben ze wel den bekwaamsten gestuurd."
(Wordt vervolgd).