NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BUITENLAND. BINNENLAND. No. 57. Woensdag 18 Juli 1906. Y yl-en-dertigste jaargang, VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. HET KIND DER PRAIRIE. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door bet gebeele Rijk f 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoon n°. 69. ADVERTENT1ËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Het Kabinet-Goremykiu. Zal het Kabinet-Goremykin weldra verdwijnen? Het heeft er allen schijn van. Van samen wei ken met de Rijks- doema kan toch niets komen, dat heeft de ondervinding nu wel geleerd. Een geheel uit de meerderheid samen gesteld Kabinet dat is de eenige oplossing voor de tegenwoordige moeilijkheden. In de Rijksdoema is tot dusver in 't oneindige gepraat; de Regeering kon nu en dan in 't geheel niet aan het woord komen, en van alle sprekers was er niet een, die in de gegeven omstandigheden en onder zoo'n ministerie een uitweg wist aan te geven. De Doema heeft, en niemand zal er zich over verbazen, van haar vrijheid om te critiseeren wel eens eeü al te ruim gebruik ge maakt, in zooverre dat wie critiek levert ook middelen tot redres dient aan te geven: er is te veel getuigd, teveel in het wilde geredeneerd, en waar Parlement en Regeering in be ginsel wijd uiteenliepen kwam uit dit alles niets voort dan een chaos. Ook al zal een ministerie uit de »Kadetten," de const.-democraten, niet met één slag Rusland een paradijs- achtigen vrede doen deelachtig worden, de geweldige spanning van nu, waar uit alles kan voortkomen, zal er stellig door verminderen. En dat is al veel gewonnen. De sociale quaestie dringt zich voort durend ernstiger op. Er moet, ten koste van alles, ontspanning komen. De arbeiders zien waarschijnlijk met verwondering dat de Doema hun nog weinig verbetering van levensvoorwaar den heeft gebrachtuitteraard den omvang der beweging, waarbij zij zelf in het midden staan, slechts ten- halve beseffend, eischen zij alles tege lijk. 't Begrip revolutie is hun duide lijker dan evolutie. Zoo gaat het ook met de boeren. De agrarische quaestie krijgt een steeds dreigender aanzien. Op één punt staren de boeren zich blind vergrooting van landbezit. Slechts dat kan in hun oogen verbetering brengen. Die overtuiging leidde in de Doema tot den onzinnigen eisch van vprdeelinir v«n allen grond onder de boeren: Staats- en par iLuiior eigendom, alles moest den boeren geschonken worden. De Regeering, in plaats van met zakelijke argumenten het overdrevene van dien eisch in het licht te stellen, zette zich dadelijk schrap en verbitterde door haar houding de boeren-afgevaardigden. De bekwame oud-minister van Landbouw Jermolofl toont in een brochure aan dat in de agrarische quaestie veel met woorden geschermd wordt. 80 pCt. van den bruikbaren grond buiten het Staatsdomein bevindt zich reeds als pachtgoederen in handen der boeren men kan dus niet zeggen dat zij van dien grond geen voor deel hebben. Van den grond, den tsaar toebehoorend, zijn ook al 90 pCt. verpacht. Wat het particulier bezit betreft, er is nog zooveel over dat de boeren per hoofd 0.8 desjatinen kunnen krijgenzij eischen echter 5 desjatinen minstens en sommige theoretici eischen er zelfs 2040, wat onmogelijk zou zijn ook al rekende men alle boschen, steppen en woestijnen mee. Voorts wordt er in kringen die ge- heele onteigening ten behoeve der boeren bestrijden, op gewezen dat hoe meer land men toewijst, hoe minder intensief de beoefening van een landbouw zal plaatshebben. De verdeeling kan ook daarom niet als eenig heilbrengend middel beschouwd wordenhet goed gecultiveerde par ticuliere grondeigendom zou als de boeren zelf de ontginning ter hand namen dadelijk minder opbrengen. Zoolang ook de verkeersmiddelen niet beter worden, geen landbouwscholen bestaan en de boeren geen geld hebben, om zich betere werktuigen enz. aan te schallen, is de ellende niet geheel weg te nemen. Hoe dit alles zij, de opwinding onder de boeren stijgt voortdurend, en herhaaldelijk werd melding ge maakt van ernstige botsingen tus schen troepen en de boerenbevolking. Vroeger werd het verzet dikwijls door het enkele verschijnen der kozakken gesmoord; zijn de boeren beter gewapend en durven zij het tegen de troepen opnemen. De revolutionairen hebben de boeren voortdurend opge hitst en misschien is slechts een klein uiterlijk voorval noodig om een alge- meenen boerenopstand, een vreeselijke moordpartij te ontketenen. Een ge vaar zou in dat geval nog zijn, dat de soldaten voor 't meerendeel uit de boeren bevolking gerecruteerd zijn en dus mogelijk met de opstandelin gen gemeene zaak zouden maken. Verleden week word in het Lager huis door enkele leden gewezen op de wijze waarop in Natal de Engel- schen optreden tegen de oproerige Kaffers. Toen kon de Regeering daarop slechts een kort ontkennend ant woord geven. Maar thans moeten zelfs Engel- sche bladen de juistheid der gemaakte opmeikingen erkennen. DeJohannes- burgsche correspondent van de »Daly Mail" seint: De «Sunday Times meldt, dat in Natal 3000 inboorlingen werden ge dood na den slag bij Mome Valley. Loyale troepen inboorlingen dooden de gewonden en wierpen met hun assagaaien naar de dooden. «Bambata's hoofd was na zijn dood door dr. Platt afgesneden, en twee dagen tentoongesteld eerst toen werd het begraven. Majoor Nicolai van de Transvaalsche lichte infanterie schrijft aan een vriend te Johannesburg, dat geen kwartier gegeven wordt. Troepen trekken het land door, schieten eiken kaffer dood, verbranden de kraals, nemen het vee mee en steken het gras in brand. Particuliere brieven zeggen, dat de troepen walgen voor het moorden en doodschieten der gevangenen Wanneer dit waar is, zegt de «Westm. Gazette dan moeien wij verontwaardiging uitspreken, dat zoo iets is onder Britsche vlag. En bet blad dringt bij de regeering ernstig er op aan, aan zoo'n toestand een einde te maken. Bij de behandeling van de begrooting van Landbouw in het Britsche Lager huis werd de invoer van levend vee uit Nederland en Denemarken tsr sprake gebracht. Er werd op gewezen, dat genoemde landen vrij van mond en klauwzeer waren en er dus geen reden voor voortdurende uitsluiting van hun vee bestond. De Regeering echter verklaarde, dat het ongewenscht zou zijn dit vee wederom toe te laten, alleen omdat doze landen vrij van mond- en klauwzeer waren. Die ziekte beslaat in andere deelen van het vaste land van Europa, is uiterst besmette lijk en respecteert geene grenzen. De uitsluiting moest dus gehandhaafd blij ven en geen hoop op verandering daar in kon gegeven worden, tenzij de staat van zaken op het vasteland sterk ver anderde. De Rijksverzekeringsbank. Naar het »N. v. N. verneemt, maakt de Rijksverzekeringsbank goede zaken in zoover, dat zij veel meer aan premie omvangt dan geraamd was in verband met de uit te keeren vergoedingen. Hierdoor heeft zij een reserve kunnen maken, die grooter is dan volgens wiskundige berekening noodig is. Gelukkig moet, in verband met de vaststelling van de wetenschappelijke balans, de premieregeling om de vijf jaren opnieuw worden vastge steld en moet dit dus in 1907 ge beuren. Aan de Rijksverzekeringsbank is men daarvoor druk in de weer en ons is verzekerd, zegt het blad dat de nieuwe tarieven aanmerkelijk lager zullen zijn dan de eerst vast gestelde. Dat is een buitenkansje voor hen die zich onmiddellijk hebben aange sloten bij de bank, zegt de «Tijd" een tegenvaller echter voor de par- ticulieie ondernemingen, die het risico der werkgevers op zich hebben genomen en door lage tarieven aan de Rijksverzekeringsbank concurrents" aandoen. De concurrentie za! dóór de te verwachten tariefsverlaging bemoeilijkt worden. Dc Nationale Rembrandt-Hulde. Het Nationale Rembrandt-Album, uitgegeven door het «Comité voor de Nationale Rembrandt-Hul de" is tot op den buidigen Rembrant- dag in 26643 exempL of bijna bonderd en zestig duizend platen verspreid. Rembraudt aan het Volk is thans waarheid geworden. In alle streken des lands versieren de mooie re producties uit het Rembrandt-Album de wanden van tal van woningen, waarin zelden of nooit iets moois kan doordringen. Van deze 26643 exempL zijn niet minder dan 18590 Albums in ons land verspreid. En dat het plan der Nationale Rembrandt- Hulde werkelijk geslaagd magheeten, bewijst wel de verspreiding dezer 18590 Albums. De verdeeling over de verschillende provincies is als volgt in Groningen 1528 alb. d.i. t op de 209 inw. Friesland 1357 9999 262 9 9 P 178 9 1 1 5iS >ii 323 i 26i i 133 >>i 675 i i 494 847 o d p10878 9 Jammer genoeg waren in tal Van groote steden zooalsRotterdam, 's-Gravenhage, Utrecht, Leiden, Dordt, Delft, Middelburg, Zwolle, Maastricht, Leeuwarden, Sneek geen Comité's 9 Drenthe 933 9 Overysel 698 9 Gelderland 1866 9 Utrecht 1046 9 N.-Holland 8127 9 Z.-Hotland 1915 9 Zeeland 384 N.-Brabant 705 Limburg 29 81) DOOE FRANZ TRELLER. HOOFDSTUK XI. Verder naar het Oosten waar de Vedigris nog kalm tusschen vlakke oevers voortvloeit, en waar zijn golven niet tusschen stijle rotswanden bruischen, zooals daar waar hij in den Arkansas vloeit, legerde de gezamelijke strijdmacht der Cheyennes. Om talrijke vuren, waarboven buffelvleesch werd gebraden, zaten de krijgers neder. Meer dan duizend paarden graasden in de nabijheid, doch onder toezicht van jonge lieden, deels vastgepaald bij de legerplaats. Van tijd tot tijd kwamen er ruiters aan, of draafden er weg, de prairie in. Een groot getal buffelhuiden, in de prairie ter droging opgehangen, bewezen dat hun jacht niet vergeefs was geweest. Daar waren in de legerplaats eenige hutten van huiden opgericht, die den hoofden tot verblijf dienden, terwijl de anderen zich moeBten vergenoegen met een nachtleger onder den blooten hemel. Voor een dezer Wigwams zat een in 't oogvallende troep. Tusschen brume Indianen in hunne jachthemdeu zaten daar pp zadels of wollen dekens negen blanken, in de nette, blauwe uniform der rijdende staatspolitie, welke was aangesteld om aan de misdaden op de grenzen een eind te maken en samengesteld was uit sterke en dappere met de gevaren der prairie bekende mannen en de opdracht had dieven en moordenaars in de wildernis te vervolgen. Daartoe behoorden die mannen, die hier om het opper hoofd der Cheyennes, de donkere Wolk, heen zaten, terwijl verscheidene aanvoeders van minderen rang daarbij waren. De Donkere Wolk, een man van ongeveer vijftig jaar met krachtige gestalte en waardig voorkomen, wiens borst versierd was verscheidene medailles van goud en zilver, zag, op een hoog zadel zittend, welwillend neer op de bij hem zittende blanken. Zijn gelaat was edelgevormd en had eene uitdrukking van groot verstand, ziin naam had hij, behalve om andere redenen, wel aan zijn buitengewoon donkere huidkleur te danken. Tegenover hem zat Richard Walpole, Constabel der Vereenigde Staten, de aanvoerders der ruiters, een magere, gespierde gestalte uit wiens door weer eu wind verbruind gelaat energieke moed en ronde eerlijkheid spraken en zijn ondergeschikten waren mannen van krachtige gestalte en sprekende dapperheid. Bij het gesprek, dat reeds een tijd lang geduurd had, zei Walpole: «dat is een duivelachtige geschiedenis, opper hoofd. Men moet er in de garnizoenen van het Westen niets van vermoed hebben, dat de Sioux zich tot een aan val gereed maakten, anders had men dit in Washington geweten en mij van daar bericht toegezonden. De grensofficieren moeten geslapen hebben, anders was zulk eene verrassing onmogelijk geweest." »Ik zelf," sprak het opperhoofd, "heb pas van dat verbond tusschen de Kiowas en Kaws gehoord en wist niet wat te doen; ook waren mijne mannen op de buflfeljacht ver over de prairie verspreid. De Kiowas haten ons wegens de be« twistbare jachtgronden en de herinneringen aan de nederlaag, die zij tegen ons geleden hebben, toen zij ons voor vijf jaren overvielen. Ik wist niet welke maatregelen ik moest nemen want ik weet alles slechts door geruchten, maar ik ver zamelde mijne krijgers en zond onder bevelen van mijn zoon Cajugas een troep naar het NoordeD. Spoedig hoorde ik van hem dat de vertoornde Kraaienveer den bijl tus schen ons had opgegraven. Eerst had hij onzen vriend, den Grijzen Beer gevangen weggevoerd,"«dien ouden dapperen Grizzly viel de Constabel hem vragend in de rede, //daarna ofschoon vergeefs, Cajugas aangevallen en een onzer onderzoekingstroepen in een hinderlaag gelokt en afgemaakt." „En waarom zijt gij niet met uw talrijk leger tegen hem opgetrokken, Dark Cloud (Donkere Wolk)?" «Voor ik hem kan aanvallen, Constabel, moet ik weten, waar de hoofdmacht der Kiowa's staat en boven alles waar de Kaws zijn. Als de Kaws naar het Noorden willen moeten zij of den Arkansas overtrekken boven de monding van de Verdigris, of de Verdigris zelve overgaan. Dit laatste is slechts hooger op mogelijk, want van hier uit naar het Westen kan geen paard over de Verdigris komen. Daarom kan ik mij niet van hier verwijderen, voor ik weet waar de Kaws ziin en heengaan. Als ik Noordwaarts tegen de Kiowas optrok, konden zij mij dan van de Verdigris uit in den rug overvallen." (Wordt Vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1906 | | pagina 1