NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 97.
Woensdag 5 December 1906.
Viji-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Sint Nicolaasavond.
EENE MÉSALLIANCE.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Telephoon no. 69.
ADVERTENTIËN:
Van I6 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/« Cent.
AdvertentiSn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Frank heeft na het eten een dutje
gedaan, de kachel is daarbij uitgegaan
en nu is het koud in zijn kamer.
Brr! Voor zoo'n kachel weer brandt
en het warm is op zijn kast, gaat
minstens een uur voorbij. En dan al
die drukte, die vervelende meid met
haar stinkende petroleum, die natuur
lijk weer half vermorst wordt, die
turllucht, die rook, bah
Frank gaat zijn handen wasschen
en overlegtveertig jaar oud, goed
gezond is hij op weg een pessimist
te worden door het ongezellige kamer
leven. Wat zal ik nu doen? Blijf ik
thuis, dan ga ik toch om elf uur naar
bed, vervelend, ik kan zoo vroeg niet
slapen. Dan maar naar het café, maar
't is vandaag Sinterklaasavond
die Sinterklaasavond Wat een uitvin
ding! In mijn tijd was het een zak
met pepernoten voor de kleine jongens,
voor de grooten een boterletter en
voor de rest geen nieuws. Maar tegen
woordig De menschen lijken wel dol.
Drie, vier weken van te voren begint
de nonsens ai. En wee je gebeente
en je beurs, als je begint om mee te
doen! Dan is het eind niet te overzien.
Veertien dagen vóór en een maand
na dien tijd durf je je nergens bij
families vertooneneerst wek je de
hoop naar cadeau's op en later maak
je telkens een onwijs figuur, als je
voor den geestelijken vader van de
een of andere surprise wordt versleten.
En onder de jongelui is het ook al
mis. Je krijgt er van avond geen vier
bij elkaar. Menkel zal je zitten te ver
velen met zijne beschouwingen over
de werkstakingen, Vlierloon komt om
een uur of elf pedant aaritollen, om
te geuren met de cadeau's van zijn
meisje enz. Was er in 's Hemels naam
van avond maar een comedie of opera,
dat is altijd nog beter te verslikken
dan zoo'n Sinterklaasavond. Blijf ik
thuis dau moet die kachel aangemaakt
worden, enfin
Frank staat op en belt, en als
hij stappen op de trap hoort, draait
hij zich met opzet om naar zijn boeken
hanger, om daar iets te verschikken,
ten einde zoo weinig mogelijk van de
meid en hare drukte te genieten. Wat
klopt ze merkwaardig bescheiden van
avond
»Binnen!" buldert Frank.
»Wat belieft u, mijnheer?"
Lieve hemel, welke stem is dat?
Hij draait zich om en ziet het nichtje
van zijne hospita.
»0, pardon, juffrouw Dora, ik
dacht dat het de meid was. Ik
»Betje wou graag met haar vrijer
uit: u begrijpt die Sinterklaasavond.
En daar wij toch thuis zijn
«O, blijft u ook thuis?'
«Natuurlijk. Ik vind dat gedraai
op dien avond, op de vuile straat
onder zooveel menschen erg vervelend."
»Of u gelijk heeftik ook Maar
wat verlangde u eigenlijk?"
«Och ja, ziet u ik dacht dat
Bet thuis was. Maar als u ik
zal het zelf wel doen."
«De kachel uit?"
«Hoe raad u dat zoo?"
»We kennen liet zwak van de
heeren. Ik zal wel gauw de kwaal
verhelpen."
«Maar uw handen de kolen
«Geen woordLaat mij maar be
gaan."
Hoe is 't mogelijk? Wat Frank
niet gedaan kon krijgen, zelfs ten
koste van een paar mooie banden,
lukt haar in tien minuten. Handig
met de pook het roostertje omge
keerd, wat versche cokes er in, losse
turf er op, een vuurmaker
«Heeft u lucifers, meneer?"
Frank raakt in de haast even haar
handje. «Ziezookijkt dat vlammetje
eens! Als u er nu goed op past,
gaat de kachel den geheelen avond
niet meer uit. En anders belt u maar
weergerust, hoor. Heeft u soms
nog iets anders noodig Drinkt u
niets van avond?"
«Neen, juffrouw, neen Ik heb zoo'n
hekel aan dien Sinterklaas, dat ik
zelfs mijn grogje niet lust. 't Is een
ber pardonMaar enfin, ik kan
dien Sinterklaasavond niet uitstaan."
«Nu, zóó erg is het toch niet. Al
komt er veel malligheid bij te pas,
bet heeft toch ook zijn goede zij
Maar wacht, ik hoor de bel
Frank kijkt naar de deur, waardoor
ze verdwenen is.
't Is toch een lief gezichtje en
aardig in haar spreken, beschaafd en
goed opgevoed haar tante heeft mij
wel eens verteld dat de vader een
heel beschaafd man was. Maar die
lui bluflen altijd
Dora komt weer binnen.
«Twee pakjes voor u meneer."
«Hemel, dat óók nog."
«Foe, foei, hoe ondankbaar! Nu
heeft u tenminste wat afleiding en
wie weet, wat er voor moois in zit 1"
Dora verwijdert zich bescheiden,
hare vrouwelijke nieuwsgierigheid be
palende tot een zijdelingschen blik.
Bij de deur blijft ze nog even staan,
en zegt verlegen
«Frank wou volstrekt, dat ik zou
vragen, of u een glaasje bisschop
lustte."
Tante voelt, dat het misdadig zou
zijn, deze aanbieding op de gewone
brommerige manier te ontvangen en
antwoordt hartelijk
«Heel gaarne."
En tegen wil en dank meent hij
hot lieusch dat «heel gaarne." Want
al heeft hij minder geloof in de
bisschop van tante, het idee om het
lieve gezichtje nog eens terug te
zien is hem verre van onverschillig.
Hij vindt het altijd aangenaam, als
Dora eens boven komt. Maar hij heeft
het nooit zoo gevoeld als nu. Wat
onderscheid tusschen die eenvoudige,
bevallige manieren en het akelig prent
achtige der hengelende dochteren,
die hem overal, waar hij zich ver
toont met hare werptuigen bedreigen.
Onder deze overwegingen tracht hij
de pakjes te openen en wordt zenuw
achtig van de nare omslachtigheid,
die geestigheid moet verbeelden Een
wolk van papier welft zich reeds om
zijn stoel, als hij eindelijk een klein
doosje vindt, natuurlijk met een
onnoozel vouwbeen, omwonden met
een papiertje, waarop «Van St. Nico-
laas."
«Ja wel, van nicht Betsy. Of je al
elk jaar zwijgt als een mof en doet
of je die huldeblijken in de verste
verte niet weet thuis te brengen het
geeft niets. Wat een totaal gebrek
aan smaak bij zoo'n meisje. En dat
ziet dan neer op ieder, die van an
dere kringen is zoo'n Dora bij
voorbeeld.
Jammer voor dal kind! Stand is
niemendal bij dichters, maar in de
wereld heeft het zijne bezwaren. Er
zijn massa's kleinigheden, waar men
eerst niet op Iet en die later hinderen
Ofschoon ik moet eerlijk zeggen wat
ik tot nog toe van haar zag, was
onberispelijk. En in kleeding ook. Dat
nieuwe wintermanteltje, dat zij gisteren
aanhad toen zij voor mij uilliep, was
keurig
«Binnen
«Als 't u betreft mijnheer. Ik ben
maar zoo vrij geweest een stukje
banket er bij te doendaaraan ont
snapt u niet op Sinterklaas. Och, en
'tis toch geen vergif! Men mag nu
al of niet sympathiseeren met de
algemeens gewoonte, maar men wil
toch niet graag excentriek zijn."
»U toch ook niet, hé?"
Frank voelt de les. Wel, wel wat
een aplomb!
Hij kijkt haar lachend aan.
«Wel mooie verrassingen gehad
vraagt zij, een onderzoekenden blik
op de tafel slaande.
»'n Nonsens-caudeau, een prulletje
»U moet den wijn warm drinken,
meneer."
«Op Uwe gezondheid dan, juffrouw
Dora."
Frank doet zijn best, den nectar
van tante te genieten zonder een
leelijk gezicht te trekken.
»'t Smaakt waarachtig niet kwaad."
«En dat andere pakje, mijn
heer?"
«Och kom, dat laat ik maar liggen,
'k Zal het morgen wel eens openmaken.
Laat ik mij nu maar niet uit mijn
humeur brengen, 't Begint juist een
beetje op te knappen."
«Maar ik zou toch eens kijken!
't Kan meevallen."
«Is u nieuwsgierig?"
«Nu ja, een beetje. Wij hebben
immers toch de reputatie Och, maar
de heeren houden zich maar zoo;
straks als u alleen is, maakt u het
toch open
Terwijl Frank het kleine vierkante
pakje opent, bemoeit Dora zich nog
een weinig met de kachel, die overigens
verdienstelijk brandt.
Frank merkt niet, dat ze hem be
spiedt. Hij ontpakt een keurig
photografieije, naar eene schilderij
die opgang maakt, in een nieuw
modisch lijstje.
«Dat is keurig 1 Dat getuigt van
smaak! Wie kan dat gedaan hebben?
'n Aardige attentie. Kijk eens, juf
frouw
Zij haast zich bij de kachel vandaan
«O, heel lief, ja! Juist iets voor
dat open plekje boven uw schrijftafel
Ik dacht
Zij zwijgt plotseling. Frank kijkt
baar aan. Wat is zij verlegen, wonder
lijk
«Hé, juffrouw, 't is of U er van
af weet?"
«Ik? Heusch niet. Hoe kunt U dat
denken
»U weet, van wie het is!
Wacht even Daar zit een papiertje
Enkel een scheurkalenderblaadje. En
terwijl Frank leest, krijgt Dora traantjes
in de oogen. Op het papiertje stonden
de bekende regels
O, zorg, dat in uw hart de gloed
Van 't vuur der liefde niet vergaat.
Zoo lang er nog een ander hart
In reine liefde voor u slaat.
«Wil U ook eens lezen,juffrouw?"
«Ja, ik weet
«Wat blief! Weet U, wat er op
staat? En U hebt het nog niet
Mevr. P. SMISSAERT-BOOGAERT.
2)
»Het spijt mij mevrouw, dat ik u dat verdriet
moet aandoen, maar het kan niet andersRobert
en ik houden zoo innig veel van elkander. Hij
heeft mij zelf gezegd, dat hij niet meer buiten
mij kan, dat hij mij noodig heeft en dat hij
zonder mij ongelukkig zal zijn. Was ik daar
niet zoo vast van overtuigd, twijfelde ik ook
maar 't minst aan de oprechtheid van zijn
liefde, denkt n dat ik mij dan zou willen bloot
stellen aan een zoo pijnlijk gesprek als dit?
Denkt u dat ik anders zou willen komen in
eene familie, waarin ik blijkbaar zoo weinig
welkom ben Ik zon m ij n geluk, m ij n liefde
kunnen opofferen, maar niet de zijne."
Terwijl ze sprak was ze opgerezen, nu stond
zij voor mevrouw van Walensteijn.
»TJ zeide daareven dat u nooit uwe toe
stemming zoudt geven, mevrouw, welnu dan
zullen wij het zonder die moeten doen, hoezeer
het me ook voor Robert spijt. Niets kan ons
huwelijk in den weg staan, zelfs u niet, want
we hebben elkander lief!"
Als een j uichkreet klonken die laatste woorden
door de kamer en zelfs mevrouw van Walensteijn
werd getroffen door den toon van oprechtheid
waarin ze gesproken werden. Ze had een sterk
vooroordeel gekoesterd tegen dit meisje, dat
zich in wilde dringen in haar familie, in haar
kringtegen deze avonturierster, gelijk zij haar
in gedachten noemde, wie het natuurlijk slechts
om Roberts naam en geld te doen was, maar
ze begon te begrijpen dat dit kind, dat tegen
over haar stond, werkelijk Robert liefhad om
zijn persoon en niet om zijn fortuin en zijn
positie. Haar stem klonk dan ook veel zachter
toen ze zeide:
»Ik twijfel niet aan uw beider liefde, maar
juist omdat u van hem houdt, moet u zijn
geluk niet in den weg staan. De vrouw, die
zijn naam zal dragen, moet in ieder opzicht
boven alle verdenking staan en niemand zal
ooit mogen zeggen dat zij Robert om eenige
bijreden heeft gehuwd."
Ze sprak te goeder trouw, want zij meende,
dat het 't beste was duidelijk haar opinie te
zeggen. Maar ze was te ver gegaan in haar
ijver. Diep gegriefd antwoordde het meisje, met
een stem trillend van ingehouden toorn:
»U spreekt over het geluk van uw zoon en
over uwe liefde voor hem, maar is het eigenlijk
niet alleen uw trots, die zich tegen ons huwelijk
verzet U koestert voor Robert andere plannen
en nu die niet verwezenlijkt kunnen worden,
wilt n niets hooren van onze verloving, die in
uwe oogen eene vreeselijke vernedering zou
zijn voor de familie van Walensteijn."
Ze wachtte even, maar toen mevrouw van
Walensteijn niet antwoordde, ging ze op harts
tochtelijken toon voort:
«Ik bezit niets, heelemaal niets, dan wat ik
verdien," voegde ze er fier bij, "maar o, ik
wou dat ik rijk was en een grooten naam
droeg, hoe graag gaf ik dat ailes niet prijs
ter wille van den man, dien ik liefheb! Wat
is het waard, een titel en wat geldKoopt
men daarmee zijn geluk?"
Elsa zweeg; met gloeiende wangen en schit
terende oogen. stond ze voor Roberts moeder,
die zenuwachtig met haar zakdoek spelend
achterover in haar stoel leunde. Allerlei emoties
schroefden haar de keel dicht. Zóó had zij zich
dit onderhoud niet voorgesteld, daarop was
ze niet voorbereid geweest. Schuilde er niet
eenige waarheid in Elsa's beschuldiging Was
het werkelijk niet veeleer haar trots, die sprak,
dan bezorgdheid voor het geluk van haar kind
Eerst toen Elsa met eene buiging haar voor-
b ij ging om de kamer te verlaten, kreeg zij weer
genoeg zelfbeheersching terug om haar te
vragen
«Dat is dus uw laatste woord?"
»Ja mevrouw, ik kan niet anders."
Een oogenblik later was mevrouw van Walen
steijn alleen de kamer leek haar nog donkerder
nu het fijne, elegante figuurtje verdwenen
was; zij huiverde even, hoewel het vuur lustig
opvlamde in den grooten haard. Daar ging
de deur open en haar broeder trad binnen.
«Wat een mooi meisje ging daar wegriep
hij verrukt. »Wie was het? Wat een oogen,
en zulk mooi blond haar heb ik nog nooit
gezien! De knecht wou me niet binnen laten,
mevrouw was voor niemand thuis, zei hij
maar ik dacht dat dit strenge consigne
voor mij wel niet gelden zou. Biecht eens op
Miep, wie was de onbekende schoone met wie
je je opsloot?"
Mevrouw van Walensteijn had zich weer in
haar stoel laten vallen.
(Wordt vervolgd.)