NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
HIJ WAS HIER GEBOREN-
Plaatselijk Nieuws.
Zaterdag 16 Februari 1907.
Zes-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
No. 14.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75;
Franco per post door bet gebeele Rijk f 1.
Afzonderlijke Nnmmers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langestraat 77. Teleplioon no. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
De Ruytersfeest te Vlissingen.
Men schrijft uit Vlissingen aan de
»N. R. Ct.'
Ter gelegenheid van het De Ruyter-
feest op den morgen van den 23 Maart
wordt het standbeeld van De Ruyter
versierd met groen en bloemen en
zal door Vlissingsche inwoners een
krans aan den voet worden gelegd.
Met het oog op het nog niet juist
vastgestelde uur van 's Piinsen aaiw
komst zijn de juiste uren der feestelijk
heden nog niet op te geven. Ver
moedelijk zal de Prins om ongeveer
12 uur aankomen, waarna als eerste
plechtigheid de steenlegging voor de
Zeevaartschool plaats vindt. Daarna
zal door hem de uitvoering worden
bijgewoond der feestcantate, gediri
geerd door den heer Van 't Kruys
en te houden in de Groote Kerk
Intusschen heeft zich het stadsvendel
verzamelt in het groot arsenaal om
de wacht ten stadhuize te betrekken
Dit vendel, sterk 30 piekeniers en 30
musketiers, een luitenant met page
en een vaandeldrager omgeven dooi
vier hellebaardieis als vaandelwacht,
trekt, gecommandeerd door een hop
man omgeven door vier rendassiers
met muziek aan het hoofd, door de
stad en schaart zich voor het stad
huis in orde van parade. Intusschen
zal Z. H. van de kerk zich naar bet
stadhuis begeven om aldaar van de
pui het schouwspel gade te slaan,
dat de komst van den admiraal De
Ruyter zal opleveren. Deze komst met
3 oud-Hollandsche staatsiesloepen om
geven door 8 sloepen rnet matrozen
en krijgsvolk van de buitensluizen naar
de stad, onderweg begroet door bet
gebulder van eene saluulbatterij, die
over hotel Albion zal worden opge
steld.
Bij de aankomst ten stadhuize wordt
De Ruyter op de trappen ontvangen
door den baljuw en den burgemeester
en voorgesteld aan de Gedeputeerden
van hunne Hoogmogenden. Rij deze
ontvangst zal de oud-Hollandsche taal
gebezigd worden. Daarna zal een om
megang door de stad plaats hebben
van bet stadsvendel, voorafgegaan
door twee herauten te paard en de
muziek van het 3e reg. inf., gevolgd
door De Ruyter met vroedschap, de
ontscheepte matrozen en zeesoldaten
De wandeling door de stad wordt op
het Beursplein, dat door gepaste ver
siering in een oud-llollandsch stads
deel zal worden herschapen, besloten
door eene opstelling van alle gecos-
turneerden aldaar, terwijl het Vlissings
mannenkoor den zeeheld een lied zal
toezingen van de hand van den heor
Op den Zieke.
Eenige gemeenschappelijke maal
tijden zullen de gecoslumeerden nog
lang bij elkander houden, terwijl des
avonds De Ruyter met fakkellicht de
drie openbaie concerten of bals zal
bezoeken, om daarna zelf het gecostu-
meerde bal op de sociëteit Urutas te
openen.
Reservekader.
Ter uitvoering van een desbetref
fend Kon. besluit heeft de Minister
van Oorlog bepaald dat de vrijwil
ligers van het Reservekader bij de
infanterie, de vest.-artillei ie, de genie
en de bereden korpsen, die in 1905,
of vroeger, voor de laatste maal onder
de wapenen zijn geweest en aan wie
nog niet is of zal worden toegestaan
dit jaar voor den tijd van ten minste
drie weken onder de wapenen te komen,
in 1907 voor den tijd van vier weken
voor den werkelijken dienst moeten
opkomen, en dat zij daartoe door den
korpscommandant kunnen worden op
geroepen tegen een door dezen vast
te stellen datum, tenzij door hen als
nog voor 15 Mei e. k. wordt aange
vraagd, in dit jaar voor ten minste
drie weken vrijwillig onder de wapenen
te mogen komen.
Geneeskundig Congres.
Zooals reeds vroeger is medegedeeld
zal ter gelegenheid van het Natuur-
en Geneeskundig Congres, dat in de
eerste dagen van April van dit jaar
te Leiden zal worden gehouden, aldaar
een tentoonstelling worden aangericht,
van alles, wat op de geschiedenis der
geneeskunde betrekking heeft, van
welke tentoonstelling Prof. Dr. E C.
van Leersum vooral de ziel is. Voor
deze tentoonstelling die in het Univer
siteitsgebouw en in de Bibliotheek
van de Leidsche Universiteit zal
worden gehouden is bij Prof. Van
Leersum reeds heel wat ingekomen
of zijn toezeggingen daartoe gedaan,
zoowel van particulieren als uit musea
en verzamelingen.
Natuur- en geneeskundige instru
menten, anatomische preparaten, hand
schriften, waaronder: buitengewone
kostbare, prenten, teeleningen, kaar
ten, enz. enz.
Doch hoeveel oogenschijnlijk mis
schien eenvoudige doch voor de ge
schiedenis der medische wetenschap
inderdaad belangrijke voorwerpen en
documenten zijn er nog weliicht niet
hier en daar bij gerieesheeren of
doktersfamilies verborgen.
Deze uit alle oorden uit de achter
hoeken des lauds op de tentoonstelling
bijeen te hebben ziedaar het ideaal
van Prof. van Leersum.
Wie er iets in bezit heeft op dit
gebied wordt daarom mede in het
belang der medische wetenschap ver
zocht zich te wenden tot Pr. Dr. E.
C. van Leersum, Kruidthof, Leiden.
Over de toezending zal nader in on
derhandeling worden getreden.
Wij vleien ons dat onze lezers voor
zoover zij tot het welslagen dezer
tentoonstelling op de gevraagde wijzen
kunnen bijdragen daartoe gaarne be
reid bevonden zullen worden.
Iets vermakelijks uit ons postwezen.
De heer S. Wartena te Ilallum
schrijft aan de «Leeuw. Ct." het vol
gende merkwaardige geval
Sinds den tijd dat ik, ter verpoozing
van mijnen arbeid, in mijne eenzaam
heid alleen eenigen afwisseling in lichte
lectuur kan vinden, ben ik o. a. ge
abonneerd op het Geïllustreerd Week
blad »De Prins",
Tot mijn verbazing ontving ik het
blad gefrankeeid met anderhalve
cent. Niet om de knikkers, maar om
spel schreef ik aan den uitgever dat
dit abuis was, en naar ik merkte
abuis van langen tijd. Ge kunt
zoo schreef ik hem met 1 cent
frankeering volstaan en vei wees hem
naar de desbetreffende bepaling in de
»Post-en Telegraafgids"bl 15en bl. 17.
De uilgever schreef mij dat hij zicb
na ontvangst van mijn schrijven on
middellijk tot hel postkantoor (let wel
het postkantoor te Amsterdam
had gewend en dat hem daar was
gezegd dat het anderhalve cent moest
zijn, omdat er een feuilleton (in liet
Bijvoegsel) was in eene anderen vorm
Ik stond kortweg verbaasd over zoo
veel naïveteit van bet postkantoor te
Amsterdam. Kan men daar niet lezen,
lezen nog wel in eigen vaksclirift?
Wat drommel dacht ikze heb
ben daar in Nederlarid's hoofdstad
ongelijk! Maar zou ik, Plattelandsche-
Menniste Dominee het beter weten
dan de rijksambtenaren aan het post
kantoor van de eerste en grootste stad
des lands? En als ik nooit vroeger
een rijksambtenaar (laat ons zeggen
b. v. bij de belastingen) wel eens
met de wet in de hand van vergis
sing had overtuigd of door hoogere
autoriteiten had doen overtuigen, ik
ware misschien voor de uitspraak van
Amsterdam's postkantoor uit den weg
gegaan.
Maar nu ligt dat eenmaal niet in
mijne natuur, en ik ben een beetje
brutaal uitgevallen als ik weet gelijk
te hebben, nu lrad ik ervanng op
dat terrein, en ik had toch den
«Post- en Telegraafgids" voor mij
Ik schreef terug dat Amsterdam's
postkantoor dwaalde en dat zelfs die
IV4 cent belachelijk was. Als men in
het novellistische bijvoegsel van «De
Pi ins" geen bijvoegsel zag in denzin
NAAR HET ZWEEDSCH
DOOR
3)
Bij den Landraad had hij een honderd en
een kistje sigaren op Kerstavond. Maar wat
zwaarder woog was het vooruitzicht, dan weer
alles flink te kunnen regelen op zijn dierbaar,
oud Storkebo 1 Die verzoeking was te groot.
En binnen veertien dagen had Pihl zijn
intrek genomen in »de twee groote kamers
aan de rechterzijde."
Vóór zijne komst was alles verbazend mooi
gemaakt; in de eerste week liep hij groot
gevaar van te stikken in de verllucht en aan
te veel eten.
De rogge was reeds binnen, maar de haver
stond geelde oude geest werd vaardig over
Gustaf Pihl en weldra hanteerde hij de zeis
op zijne welbekende manierelke flinke streek
was voor hem als eene liefkoozing die zijn
hart goed deed.
«Ga maar; je kunt niet goed meer rapen,
oudje! Ik ben niet te goed om te «rapen"
als de Vaandrig zich zoo gemeen maakt om
voor mij te maaien
Pihl keerde zich om bij het geluid van die
krachtige maar vriendelijke stem en nu zag
hij Anua Karin's groote figuur ijverig bezig
met het verzamelen der aren in zijn spoor.
En dit bleef zij volhouden telkens wanneer
hij de zeis ter hand nam.
Voor zijn persoonlijke verpleging zorgde zij
ook. Zij bracht hem Zondag's zijne koffie op
bed en ging dan op den stoel bij zijn schrijf
tafel zitten, om met genot te zien hoe lekker
het ontbijt hem smaakte. Zij keuvelde en
lachte en gevoelde zich zoo gelukkig als nooit
te voren.
Arme Anna KarinToen zij jong was werd
zij door vader met Anders Petter saamge-
koppeld als een paar bij elkaar passende
ploegpaarden; zonder kinderen die hare natuur
lijke teederheid zouden hebben gewekt, ver
spilde zij nu op Pihl hare acht-en-twintig-
jarige, onderdrukte gevoelens in een warme
liefde die elke ader van de gerijpte vrouw
met bruisend bloed vulde.
Pihl zag natuurlijk hoe het met haar ge
steld was. Maar hij was niet genegen om
erop in te gaan. Zijne moeder was de dochter
van een Secretaris geweest en zijn vader had
vier jaren lang te Upsala gestudeerd. Hier
door had er in zijne ouderlijke woning altijd
een fijne beschaafde toon geheerscht; de aan
geboren fatsoenlijke manieren van Pihl kwamen
in opstand tegen Anna Karin's platte spraak
en tegen hare gewoonte om haar neus te
vegen met de binnenzijde van haar boezelaar.
Het was immers best zoo als het nu was;
waarom zou het niet zoo blijven? Hij leefde
en ademde voor niets anders dan den ouden
gronddeze was zijn éenige liefde. Als Anna
Karin dol op hem was des te beter; dan
zou zij zoo licht geen anderen tweeden man
nemen, die hem op Storkebo overvloedig zou
doen worden. Het beviel hern uitstekendhij
was vroolijk en tevredenhet onkruid was
uitgeroeid; de met instorten dreigende dijken
waren door flink metselwerk vervangen en
tegen het voorjaar zou een stuk grond van
zes tonnen lands worden omgeploegd.
Maar op een avond in 't laatst van Juli,
ten tijde der jaarlijksche manoeuvres van het
regiment, stonk Pihl de Vaandrig bij den
Midzomerstaak naar de toestroomende volks
menigte te zien, toen hij plotseling het roode,
vollemaansgezicht van Anna Karin onder
van bl. 17, dan moest het port hooger
zijn, als vallende onder de rubriek
«gedrukte stukken", zoo 't wél een
bijvoegsel was, dan kan 't nooit hooger
zijn dan één cent, omdat »'Je Prins"
beneden de 150 gram bleef. Met
andere woorden, «compliment van mij,
en dat een Plattelandsche-Menniste
Dominee beweerde bet beter te weten
dan het postkantoor te Amsterdam".
Dit schrijven had ten gevolge, dat
de uitgever zich wendde tot den direc
teur-generaal der posterijen en 't
bleek dat Amsterdam ongelijk had.
Verleden Zaterdag kwam «De Prins"
voor 't eerst met één cent gefrankeerd
en daarna een schrijven van den uit
gever met dankbetuiging aan mijn
adres.
Landweer.
Dit jaar zullen geen landweer
oefeningen worden gehouden,doch in
1908 en wel binnen het tijdvak 18
Mei18 Juli.
In de zeer slecht bezochte
maandvergadering van de vereenigirig
«Handel en Nijveibeid" op Woens
dagavond j.l. werd tot bestuurslid
(vacature-Schimmel) gekozen de heer
B. II. Hehenkamp.
Naar aanleiding eener ingekomen
circulaire wordt besloten zich aan
te slunen bij het nationaal comité
tot bestrijding van den woeker en
de contributie daarvoor vast te stellen
op f2.
Voorts doelt de voorzitter mede,
dat de inlichtingen omtrent een kanaal
door de Geldersche vallei aan den
burgemeester zijn verstrekt. De brief
van Handel en Nijveibeid zal bij het
adres aan de Koningin worden ge
voegd.
De heer Eggink, die een door hem te
Gouda geposten brief eerst 15 uur
later hier tu ontvangst nam, verzocht
bel bestuur nogmaals bij de directie
van hel postkantoor op vroegere be
scheidde. Met een beleefde buiging trad hij
haar te gemoet en zij fluisterde, doch op haar
eigene manier zóo dat de naaste, drie honderd
personen liet duidelijk konden hooren:
«Lieve hemel, ik kon het thuis niet langer
uithouden, zoo alleen. Ik vond het al te ver
velend. En zie-je, ik heb een kistje met bestek
meegebracht.
Het gevolg was een feestmaaltijd onder
vier oogen in een afzonderlijke kamer, naast
de eetzaal van de onder-officierstent en zoo
als te begrijpen is, moest Pihl van dien dag
af de plagerij van de kameraden hooren over
zijne «zoo bijzonder vriendelijke en bezorgde
meesteres."
Maar met het hart van die arme Anna
Karin werd het hoe langer hoe erger. Hare
genegenheid was werkelijk zoo diepgeworteld
en zoo ernstig, dat zij hierdoor bij baar de
natuurlijke bedeesdheid der beschaafde vrouw
onder soortgelijke omstandigheden ontwik
kelde; anders zou zij stellig ronduit tegen
Pihl gezegd hebben, hoe zij over hem dacht.
(Slot volgtj.