NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. BINNENLAND. EENE MISDEELDE Wo. 38 Zaterdag 11 Mei 1907. Zes-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Bedelarij ten platten lande. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoon no. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/« Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte De winter is heengegaan, de kachels en overjassen worden opgeborgen en vele ongemakken zijn met den winter verdwenen. Voor de buitenbewoners is wel een van de ergste ongemakken de bedelarij. Telkens lezen wij in de bladen hiervan staaltjes, die aan- toonen dat de toestand niet verbeterd is, maar dringend verbetering eischt, want het platteland ligt voor de bedelarij onbeschermd open. Wij weten dat de bedelarij bij de wet strafbaar wordt gesteld en dit is maar goed ook, want niets vernedert den mensch zoo als het bedelen. Iemand die bedelt vergeet tevens zoo spoedig wat hem niet toebehoort of wel. De groote steden hebben 't minst last van de bedelarij, door de betere organisatie van het politiewezen wordt dit zoo goed als onmogelijk gemaakt. Ook in de steden loopen blinden en lammen rond, die volmaakt gezond zijn, die wanneer hun zware dagtaak is volbracht zich naar bun «clublocaal" begeven om onder gezellig samenzijn de wederwaardigheden van den dag te bespreken. Merkt de politie hun echter dan wordt er onvoorwaardelijk proces-verbaal opgemaakt. Doch op bet platteland is de toe stand geheel anders. De bedelarij tiert er meer dan welig en de bedelaars gaan er ongestoord van huis tot huis. Op sommige dorpen is de bedelarij als eene brandschatting aangekocht zeer practisch en tot genoegen der bedelaars. De lieden hebben in hunne raamposten en luiken gleufjes laten maken en de bedelaars hebben een voudig maar aan het raam te tikken om de centen door de gleuf te laten glijden. De boeren worden eiken avond lastig gevallen door rondtrekkende individuen om in den hooiberg of koestal te mogen slapen en dikwijls durft een boer zulk een vraag niette weigeren, want hij vreest voor den wraak van den bedelaar. Hoe dikwijls zijn er geen branden voorgekomen, waarvan de oorzaak onbekend was Ook de klachten over de zooge naamde woonwagens, die men in de buurt van elke stad vindt zijn legio. Die lui die daarin wonen gaan zoo genaamd op negotie uit, doch die negotie sluit tevens in dat zij alles wegkapen wat van hunne gading is. Bovendien kweeken de woonwagens een bevolking op die nu niet gerekend kan worden tot de aristocratie. De klachten over de bedelarij ten platte lande zijn velerlei en groot en dikwijls heeft men gezocht naar een middel tegen deze kwaal. Som mige ministers en ervaren rechtsge leerden waren van oordeel dat er geen middel tegen deze kwaal te vinden was, of dat men moest wachten dat door meerdere beschaving en ontwik keling de bedelarij verdwenen was. Een ander was van oordeel, dat door niet te geven de bedelarij ver dwijnen zou. Allemaal mooi in theorie. Ook in de meest welvarende en beschaafde streken vindt men individuen waarmee niets te beginnen is en die uit luiheid of drankzucht nu eenmaal willen bedelen. De regeering is verplicht in dezen wel wat te doen. De bedelaars dienen in de eerste plaats aangehouden en naar gestichten gebracht te worden misschien kunnen er nog nuttige leden voor de maatschappij uitgroeien. Maar dat aanhouden gaat zoo gemakkelijk niet. Op de meeste plattelands ge meenten is slechts één gemeenteveld wachter en die kan onmogelijk dag en nacht toezicht houden en de bedelaars te lijf gaan. Ook de rijks- veldwacht is vaak onvoldoende, veelal wordt hun tijd door de Rechtszaal in beslag genomen. Er is wat anders. Het korps marecbaussées is bij ervaring gebleken uitstekend voor zijn taak berekend, vooral in het donkere zuiden van ons vaderland bewijst het gewichtige diensten. Dit korps vooral dat te paard dient uitgebreid te worden en zij zullen de bedelarij een gevoeligen nekslag toebrengen. Hier en daar zou een nieuwe kazerne moeten worden gesticht en deze moeten telephoniscb verbonden worden om elkaar spoedig te alarmeeren. Deze zaak zou zeker vrij wat geld kosten, doch ook de bescherming van het platte land is wat waard. Als proef zou men kunnen beginnen mei een enkele provincie en gelukt de maatregel dan zou men langzamer hand tot uitbreiding kunnen overgaan. De afschaffing der tiendrechten. Ongeveer een jaar geleden werd het wetsontwerp tot afschaffing der tienden bij de Tweede Kamer ingediend. Thans nu men beztg is het ontwerp in de Kamer te bespreken naar alle waarschijnlijkheid zal bet wets voorstel dezer dagen worden aange nomen achten wij het niet ondien stig het geheugen onzer lezers te dien aanzien eens op te frisschen, door over te nemen een artikel uit een der in het Zuiden van ons land verschij nende bladen, waarin op eenvoudige, zeer bevattelijke wijze de beteekenis van bet ontwerp wordt uiteengezet. De beraadslagingen in de Kamer be treffen hoofdzakelijk kwesties van on dergeschikten aard, b.v. of een daartoe in te stellen commissie of de rechter de schadeloosstelling aan de tiendhef- fers zal hebben te regelen enz. Wij laten nu het bedoelde populaire artikel hier ten nutte der landbouwers onder onze lezers grootendeels volgen, onder vertaling van enkele vreemde woorden «De tienden stammen ver uit de middeleeuwen, en trouwens in het Joodsche recht, vóór den tijd van Mozes reeds, kende men de tienden Aan de tienden zijn groote bezwaren verbonden, nationale bezwaren zelfs. Onder ander houden zij het in be bouwing brengen van braak liggende gronden tegen. Een boer met tiend- plicbtigen grond zou misschien wel wat meer land ontginnen, een nieuwen akker aanleggen, wanneer hij maar niet, zoodra hij er mede begint, tienden moest opbrengen van den oogst. Iets wat hij misschien niet kan. Zoo houden deze tienden nieuwe landontginningen en zelfs verbetering van den grond tegen. Maar nu zullen ze worden afge schaft, als alles goed gaat. Evenwelvoor wat hoort wat. Als men den tiendheffers een geldwaardig goed ontneemt, moet dat vergoed worden. Dat spreekt van zelf. Als bet Rijk een zieke koe in beslag neemt betaalt het ook, tegenwoordig, en dat is maar goed ook. De afschaffing komt den tiendplich- tigen ten goede; deze zullen dus ook de vergoedingskosten moeten dragen Maar om de heele som te betalen, dat zou geen boer kunnenanders kochten ze nu de tienden wel af. Want dat mag, volgens de wet. Maar hoe denkt de iegeering dat lastige zaakje nu toch klaar te spelen? Daarvoor is een mooi plan uitgedacht, en het kost het Rijk geen cent. Het voorstel van de Regeering, oor spronkelijk uitgedacht door den heer G. A. M. Groeneveldt en uitgewerkt door de commissie «Tiendrecht" van het Ned. Landbouw-comité wordt in de Memorie van Toelichting als volgt kort weergegeven gelijktijdige afschaf fing van alle tiendplichtigheidtoeken ning door den Staat van een schade loosstelling aan de helïers, en vesti ging (als vergoeding daarvan) van een tiendrente op de van tienaplich- tigen ontlaste gronden. Die tiendrente loopt in 30 jaren af (in dien tijd kan de voor de totale schadeloosstelling noodig geachte Staatsleening van f'20.000 000 zijn gedelgd); de liend- plichtige betaald intusschen 5 55 pCt. als vaste rente aan den Staat, en de heller is, behalve dat hij in con tanten schadeloos wordt gesteld, van alle lasten van inning af. De tiendplichtige zal, gedurende die 30 jaren, nog iets minder dan 19/20 van de waarde van zijn tiend hebben te betalen. De Toelichting op de wet geeft het volgende duidelijke voorbeeld: «Wanneer b v. bij Koorntienden de tiendplichtige van de 125 schoven er tien moet afstaan, dan zal hij er voortaan slecht 9 V» behoeven te reserveeren om uit de opbrengst de tiendrente te voldoen, en dus te zijnen bate geen 115 maar 115'/« scbooven oogsten. Bij een zoodanige regeling springen ook duidelijk in 't oog de voordeelen van het wets ontwerp, dat den landbouwer bevrijdt van den op zijn grond drukkenden tiend door hem de verplichting op te leggen, gedurende 30 jaren jaarlijks een bedrag te betalen dat nog iets lager is dan de meerdere opbrengst, welke hij tengevolge van de afschaffing der tienden van zijn land geniet. Daarbij komt dat de tiendrente volgens het ontwerp valt onder de bepalingen der wet op de invordering dor directe belastingen, zoodat op gemakkelijke wijze, desverlangd in tien termijnen, kan worden betaald". De bedoeling, is om de tiendrente te innen tegelijk met de grondbelas ting. Het is dus geen belasting maar het zal er toch op neer komen, dat de boerin de kous zal moeten open maken als het belastingbiljet komt, en er wat rijksdaalders meer uithalen. 't ls waar, dan hoeft geen tiend meer betaald, wat toch ook een mooi ding is. Maar hoe lager nu het rijk die rente stelt, hoe beter voor den boer. Nu hebben knappe bollen berekend, dat het 't rijk niets kost, geen cent, Dat komt zoo: Het rijk koopt de tienden af; maar krijgt geld voor 3'/» iets meer, iets minder, maar in DOOR Mevr. P. SMISSAERT-BOOGAERT. 1) Eenzaam ging zij haar weg, de arme oude juffrouw, haar gestalte gebogen meer door het leed dan door het gewicht der jaren. De grijzende haren lagen dun over de slapen, scherp stak de groote neus uit tusschen de ingevallen, bleeke wangen. Om den breeden mond lag een harde, bittere trek, een klein kneveltje ontsierde de bovenlip. Ze was zoo leelijk, zoo echt leelijk, de arme oude juffrouw! Het eenige schoone aan haar waren de oogen, prachtige, grijze oogen! Wat moesten ze eens mooi geweest zijn, vóór ze die droevige en tevens onvriendelijke uitdruk king verkregen hadden! Heel alleen stond ze op de wereld, de arme verlaten ziel; familie noch vrienden bekom merden zich om haarde bloedverwanten had den ieder hun eigen belangen, man, vrouw en kinderen. Vrienden, zij had ze nooit ge had. Noch de rozen der liefde, noch die der vriendschap hadden op haar pad geblooid; in droevige verlatenheid had ze haar leven geleefd. Acht en veertig lange, jarenjaren van bitterheid en smart, van miskenning en hoon Jalousie was binnengeslopen in haar hart, nijd en afgunst hadden welig getierd in haar ontvankelijk gemoed. Slechts de liefde kon er niet groeienals zij zich even vertoonde, ver dorde zij alras, want elk voedsel werd haar onthouden en liefde zonder wederliefde kan op den duur niet bestaan Arme, oude juffrouw met uw troosteloozen ouderdom, welken kinderen noch kleinkinderen komen opvroolijken, geen liefhebbende hand strijkt u ooit langs de grijze haren, geen kindermond kust u moegeweende oogen. Eenzaam hebt gij geleefd, eenzaam zult gij ook sterven. Op uw graf zal niet worden ge treurd door bedroefde aehterblij venden, geen vriendenhand zal een krans leggen op uw laatste rustplaats. Arme ziel, misschien zult ge eenmaal uw deel ontvangen, zal u vergoed worden wat gij op aarde moest ontberen. Maar gij gelooft niet aan zulk eene vergoeding voor al het lijden hier geleden, dat spreekt uit de troostelooze uitdrukking uwer oogen, waarin geen straal van hoop meer schittert, dat toont uwe gebogen houding van onwillige berusting. Uwe geschiedenis? Ach, zij is zoo heel, heel gewoon, zoo dood-gewoon en juist daarom zoo dubbel treurig. Geen groote ongelukken hebben u getroffen, bij geen sterfbed knieldet ge in stomme vertwijfeling neer. Doch het lot onthield u alles wat aan het leven licht en kleur geeft, het liet uw naar liefde dorstend hart versmachten, het maakte u vrouw en onthield u zijn grootste gave, de schoonheid! Leelijk waart ge reeds als kind, vreeselijk leelijk! Zoo'n kind als gij waart, ziet mea slechts zelden. Ge hadt rood haar, van dat vurige, helroode haar, een fijn-bleeke gelaats kleur, 's zomers bruin van de zonnesproeten, een grooten neus, een breeden mond en een hoekige, magere gestalte. Slechts uwe oogen waren mooi. Groote grijze oogen, die nooit een kinderlijke uitdrukking bezaten, maar meestal ernstig, dikwijls droevig keken. Als ze lachten en toen gebeurde dat nog wel hoe schitterden ze danZij pasten eigenlijk niet in uw leelijk gezichtje, die prachtoogen! Het lachen verleerden ze al spoedig reeds als kind kendet ge slechts de bitterheid van het leven. Was het een wonder, dat die harde trek al spoedig zich vertoonde om uw mond, dat menig onvriendelijk woord uw kinderlippen ontsnapte, dat gij stug en ongenaakbaar waart Arm kind, zoo weinig liefde was uw deel! Uw ouders? Ach, ze hielden van u omdat ouders nu eenmaal van nature hun kinderen liefhebben, maar heel innig was de band tusschen u en hen nooit. Uw leelijkheid had reeds vroeg uw karakter bedorven, gij waart jaloersch op uw meer bevoorrechte zusters en kennisjes. Dat maakte u bitter en onaardig; gij waart geen vroolijk en aanhalig kind. Gij wildet niet bedelen om de liefkozingen, die zoo ruimschoots het deel waren der anderen, maar als men uw zusje over de zijdeachtige bruine lokken streelde, welde een traan op in uw oog en de ijverzucht schoot wortel in uw kinderhart. Gij waart een lastig meisje, onhandelbaar en ondeugend. Gij plaagdet uw broertjss en zusjesuw oogen konden vonken schieten van drift, uwe kleine handjes sloegen soms onbarmhartig in het rond. Uw speelmakkertjes hielden niet van u, zij ontweken u en duldden u slechts noode bij hun spelen. Reeds toen waart ge dikwijls eenzaam en verlaten, waart ge een uitgestootene in de kindermaatschappij. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 1