NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. HET ROOKEN. OOM JACQUES ivo. 63. Woensdag 7 Augustus 1907. Zes-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. DE WERELD WIL BEDROGEN ZIJN. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden met Zondagsblad 0.75; Franco per post door het geheele Rijk 1. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER. BureauLangestraat 77. Telephoon n°. 69. ADVEBTENTIËN: Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7Cent. AdvertentiSn viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Er bestaat wellicht geen mensche- lijke gewoonte, die tot zoo veelvuldige beschouwingen aanleiding geven kan als het rooken. Die gewoonte mag meer dan elke andere kunstmatig genoemd worden want weinige zijn zoo terugstootend voor den natuur lijken smaak. Zij is meestal onaange naam voor hen, die daarvan geen gebruik maken, terwijl zij die zich daarop toegelegd hebben niet zonder groote moeite het daarheen hebben weten te brengen. Zij is over het grootste gedeelte der aarde verspreid en in aile volksklassen overgegaan van den wilde op de laagste trap der ruwheid tot op den meest be schaafden mensch. Deze algemeene verspreiding is nog meer in het oog vallend, wanneer men in aanmerking neemt dat die gewoonte nog niet zoo heel lang bestaat; want 250 of 300 jaren zijn een korte tijd voor zoo groote algemeenheid. Uit de geschiedenis blijkt, dat Ame rika de bron is waaruit deze gewoonte zich over de heele wereld beeft ver spreid. Wanneer men nagaat boe de bewoners van de Oosterscbe landen aan de tabak gehecht zijn, en in welke mate zij de rookkunst verfijnd hebben dan zou men bijna betwijfelen of die gewoonte in Azie wel zoo nieuw is als in Europa. Er zijn dan ook velen, die beweren, dat Azië de tabak reeds kende, en dat die in de zestiende eeuw uit Amerika naar Europa kwamdoch anderen meenen dat dit een dwaling is. De oudere Oosterscbe boeken, waarin de zeden en gebruiken des volks nauwkeurig beschreven zijn b.v. de Arabische Nachtvertellingen maken er geen melding van. Wel beweren de Chineezen, sedert vele eeuwen tabaksrookers te zijn geweest, doch hier schijnt een mis verstand plaats te hebben, daar de Chineezen wel, gelijk ook thans nog, andere kruiden en planten, doch geen tabak gerookt hebben. Waarschijnlijk hebben zij de eerste tabak uit Indië ontvangen, vanwaar de Portu- geezen in 1599 het zaad overbrachten. Bijna dertig jaren lang hadden de Portugeezen bezittingen aan de Per zische zee, en gedurende dien tijd werd waarschijnlijk het gebruik van tabak in Perzië ingevoerd. De Portugeezen brachten vermoe delijk de gewoonte in de mode en voerden de tabak uit Jndië, terwijl ook de Perzen zeiven een vrij levendige gemeenschap met dat land onderbiel- den. Na 1628, twee jaren na de ver drijving der Portugeezen uit den Per- sischen zeeboezem, ontving Perzië aan zienlijke bezendingen tabak uit Indië. De Turken schijnen en den tabak èn het rooken rechtstreeks uit Europa ontvangen te hebben, omtrent den- zeilden tijd, dat de Perzen ze uit Indië ontvingenboewei zij ook uit Perzië en Indië tot de bewoners van Turkije gekomen kan zijn. Toen Sir Thomas Hubert in de eerste helft der zeventiende eeuw te Bagdad was, bezocht bij daar de kof fiehuizen, waar de bewoners der stad, zegt hij, 's avonds bijeenkwamen om koffie te drinken, »een helsche, zwarte, dikke en bittere drank" en om zich door het nuttigen van arak en tabak te bedwelmen. De Engelsche reiziger Sandys, die reeds in 1610 te Konstantinopel was spreekt nog bepaalder en noemt uit drukkelijk hel labakrooken een nieuwe gewoonte der Turken. Zij rooken zegt bij, door roeren, waaraan grootehouten koppen voor de tabak aangebracht zijn. Hij voegt daar bij, dat de tabak aldaar door de Engelscben was inge voerd en dat het gebruik daarvan zich nog verder zou uitgebreid hebben wanneer niet van tijd tot tijd menig verbod daartegen afgekondigd ware. Gedurende het verblijf van Sandys te Konstantinopel werd aan een Turk eene pijp door den neus gestoken en aldus werd bij tot hoon door de stad geleld. Eerst in 1572 kwam de tabak naar Engeland waar hij door den beroemden sir Walter Raleigh uit Amerika over gebracht werd. Men zegt dat hij ge woon was voor zijne deur te zitten en in gezelschap van zijn vriend een pijp te rooken. Vermoedelijk werd het gebruik van de tabak door deze openbaarheid en door den aanzienlijken stand der rookers bevorderd. Onder de regeering van koningin Elisabeth ging het rooken slechts langzaam vooruit, doch Store, die in 1631 er iets over schreef en de tabak seen stinkend tot Gods oneer misbruikt kruid" noemt, verhaalt ons, dat het gebruik daarvan zich omtrent dien tijd onder de mannen en zelfs onder de vrouwen verspreidde. Jakobus I schreef kort na zijne troonsbeklimming een verhandeling tegen bet tabaksrooken en dit ging tenminste onder de hovelingen eene gewoonte tegen, die overigens reeds zeer groote vorderingen gemaakt had. is het niet een groote dwaasheid zegt de koninklijke schrijver, dat thans niemand zijn vriend anders weet te verwelkomen, dan door hem terstond tot rooken uit te noodigen. Hij zegt verder het is niet blootelijk een groote ijdelbeid maar eene verachting der gave Gods, dat de aangeuaamlieid van den menscbelijken adem, die eene ede gave Gods is, opzettelijk door dit stinkende rooken bedorven wordt! Eindelijk was de koning gewoon te zeggen, dat indien hij de duivel ter tafel noodigen wilde, bij hem drie zaken zou voorzetten een braadvar- ken, stokvisch met mosterd en een pijp tabak om de vertering te bevor deren. H. M. de Koningin-Moeder brengt op Hare terugreis van Pyrmont, van 12 tot 14 Augustus, een bezoek aan den Vorst van Bentheim. De Koningin en Prins Hendrik Zaterdag van Soestdijk over Apeldoorn naar Mecklenburg-Schwerin vertrok ken, zijn des avonds te Krakow aan gekomen en terstond per rijtuig door gegaan naar 's Prinseu landgoed Dob bin, waar zij tot het laatst dezer maand zullen vertoeven. De Koninklijke familie wordt 29 dezer uit Dobbin op Het Loo terugverwacht. Op het zevende Internationaal Congres der Oud-Katbolieken, den 3, 4 en 5 September te 's-Gravenhage te houden, zullen naar de Oud Katholiek bericht de volgende stel lingen behandeld worden I. De Katholieke Kerk wordt gekend aan de zuiverheid der geloofsbelijdenis en aan de wettigheid en apostolische opvolging der herders. Inleider: Prof. F. Kenniuck, pastoor te Amers foort. II. De wereldlijke overheid ontvangt haar gezag niet van de geestelijke overheid, doch onmiddelijk van God. Het kerkelijk moet zich zij het soms onder protest aan de wetten van den Staat volkomen onderwerpen, tenzij er uitdrukkelijke strijd bestaat met de goddelijke wet, waarmede in- tusscben bet kerkelijk recht niet mag worden vereenzelvigd. De kerkelijke overheid mist voorts de bevoegdheid de vorsten af te zetten of onderdanen van den eed van trouw aan hunne vorsten te ootslaan. Inleider: Mr. A. J. van den Bergh te Utrecht. III. Waar eenerzijds de geloovigen in de diaspora aan de kerkelijke ver plichtingen blijven onderworpen en op hen de plicht blijft rusten zich bij den pastoor eener Oud-Katbolieke (Chris ten-Katholieke) gemeente op te geven, is het anderzijds de roeping der ker kelijke overheid, ook bij verzuim hun nerzijds, in de geestelijke belangen der verstrooiden te voorzien. In leider: pr. K. Weckerle, te Bazel. IV. Aangezien de propaganda voor de Oud-Katholieke beginselen door middel van de pers zeer onvoldoende wordt gesteund, beveelt het congres deze propaganda dringend in de zorg van de kerkelijke overheden aan. Inleider: Prof. Dr. E. Michaud, te Bern. V. Het zevende Internationaal Con gres der Oud Katholiekeo spreekt den wensch uit, dat in alle Oud-Katholie ke gemeenten jongelingsvereenigingen, in den geest van de «Zwitsersche Ver- eeniging van jonge Christen-Katholie ken" mogen tot stand komenwaar het vijfde congres te Bonn de oprich ting van dergelijke vereenigingen reeds heeft aanbevolen, richt dit congres opnieuw het verzoek aan alle Oud- Katholieken om te werken ter be reiking van dit do6l. Inleiderpr. Erwin R. A. Kreuzer, te Kempen. VI. Een der meest wezenlijke plichten van een Christelijke Kerk bestaat in de zorg voor het godsdienstig onder wijs der kinderen deze plicht rust in hooger mate op het tegenwoordige dan op vorige geslachten en is nood zakelijker voor de Oud-Katholieken dan voor vele andere Christelijke ge nootschappen. Vooreerst moeten wij dus onze kinderen bekend maken met de voornaamste feiten, vermeld in het Oude en Nieuwe Testament en ver volgens ons er op toeleggen om hun een goed begrip van het dogma en de moraal te geven, alvorens ben tot de eerste H. Communie toe te laten. Daarna is het noodzakelijk hun de hoofdpunten der kerkelijke geschiede nis bekend te maken en hen vol doende in de Christelijke apologetiek te onderwijzen om hen krachtig te doen staan tegenover het gevaar om het geloof te verliezen en hen in staat te stellen een nuttig gebruik van de H. Schriftuur te maken. Inleider pr. G. Volet, te Parijs. VII. Jezus Christus heeft het huwe lijk tot de waardigheid van sacrament verheven; huwelijk en sacrament zijn dus vereenzelvigd. Inleiderpr. A. Schindelar, te Gablonz. Voordracht van den Heer G. Moog, lie. theol. pastoor te Crefeld, over DOOR THÉRÈSE THELEN. 3) «Mooi, hé Meneer? echt spulen geld waard ook!" »Hm! hm!" zegt de aangesprokene. »Mooi nagemaakt, zeker!" Watblief, meneer 7" roept de man ver schrikt. «Nagemaakt? en ik gaf er Roos f25 voor; dat zou al te verschrikkelijk zijn! nee, meneer, dat kan nietl" De antiquair bedwingt een glimlach en ant woord bedaard: »Arme man! je bent er leelijk ingeloopen, doch ik heb vandaag goede zaakjes gemaakt en wil jou ook wat laten verdienen! Ik zal je er f30 voor geven, dan maak je nog f5 winst!" De bedrogen handelaar neemt dankbaar het geld aan; inwendig tevreden, dat men hem er zoo goed afhielp; al had hij ook ge hoopt, een aardig sommetje hiervoor te krij gen, doch men moest nemen wat men krijgen kon, besloot hij zijn logica. De kooper verwijderd zich intusschen met zijn schat. «Ziezoomompelt hij lachend. «Eindelijk heb ik jullie dan ook eens beet! Je hebt mij er al zoo dikwijls tusschen gehad! Dit vaasje zal ik eens netjes opknappen en dan verkoop ik 't weer voor f 100 en geen cent minder! mijn dag is dus goed!" Verderop staat nog een handschoenen tentje. Een jong meisje nadert met haar vriendin. Het is een onderwijzeres en ze moet van haar klein tractementje zien rond te komen, dus 't is overleggen. «Zie eens, Nellij", zegt ze verwondert. «Wat liggen daar mooie handschoenen juist de kleur van mijn mantel en hoe goedkoop! Zou ik er niet een paar nemen?" «Ja, doe 't Joluidt het antwoord. «Ze zien er goed uit I" Haastig wordt de kleur uitgezocht en fluks het pakje geborgen, nog eens omkijkend, of geen bekenden 't gezien hebben. Maar neen! alles liep mede, dat was ge troffen Tehuis gekomen, past Jo haar handschoe nen aan. Ze zitten prachtigaan de hand geschilderd maar o, wee! al zijn de toppen ook heel, het overige gedeelte der hand wemelt van kleine gaatjes! de motten hebben er in ge huisd Goedkoop is en blijft duurkoop Zoo zien we op de wekelijksche maandag rommelmarkt, den een bedriegen en den an der bedrogen worden! DOOR THÉRÈSE THELEN. 1) Wat een goede, oude man is toch die oom Jacques Wie vraagt ernaar, of hij in een Gesticht zijn kamers heeft? Wie denkt er ooit aan, of de snit van zijn jas misschien wel van 't jaar nul is? Hindert het iemand, dat hij zijn eigen beelden en vazen schoonmaakt? dat hij steeds zoo netjes zijn heilgen versierd? Klaagt er iemand over, dat hij steeds on getrouwd bleef? Daar moet wel ergens een teer plekje zijn!" zegt de wereld. «Waarom anders bleef hij, de vriend der dames, zoo alleen?" Men zegt, dat hij ongelukkig is geweest in de liefde! 't Is Zondag! de klok slaat juist twaalf uur! Eerbiedig knielt de oude man neder en bid het Angelus. Daarna plaatst hij zich aan 't hoofd der tafel, in de groote mahoniehouten leunstoel. Langzamerhand komen nichtjes en neven binnen en zetten zich rondom de tafel. De oudste van het gezelschap neemt de honneurs waarschenkt bevallig de dampende koffie in en presenteert er een koekje, be schuitje of Delftsche mop bij. Ja, de trommeltjes van Oom Jacques zijn des Zondags altijd goed gevuld en ieder is er welkom Ge zult vragenwaarom vertoeft hij in een klooster Dit zal ik U eenvoudig vertellen. Oom Jacques was ongetrouwd en leed aan toevallen. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 1