NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
DE DOCHTER VIII DEN BAANWACHTER
BUITENLAND.
Woensdag 9 October 1907.
Zes-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG:
Officieele Publicatiën.
Wo» 81.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden met Zondagsblad f 0.75;
Franco per post door bet gebeele Rijk 1.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLangestraat 77. Telephoon no. 09.
ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Bekendmaking.
Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort herinneren belanghebben
den aan de navolgende bepalingen
der Woningwet:
le. Verhuurders van woningen,
welke drie of minder ter bewoning
bestemde vertrekken bevatten, zijn
onverschillig of de woning op zich
zelve een gebouw vormt dan wel van
een gebouw deel uitmaakt, verplicht
binnen twee maanden aangifte te
doen van
a. hunnen naam, hunne voornamen
en woonplaats;
b de ligging, zoo mogelijk met
aanduiding van straat en nummer
van het gebouw, waarin zich de
woning bevindt;
c. bet aantal vertrekken der woning
d. het aantal der bewoners met
vermelding van naam en beroep.
2e. Onder verhuurders worden ver
staan de personen, die hetzij voor zich
zeiven hetzij in eenige hoedanigheid
eene woning schriftelijk of mondeling
verhuren.
3e. Verhuurders zijn voorts verplicht
nieuwe aangifte te doen binnen ééne
maand, nadat de woning door een
nieuwen huurder is betrokken, tenzij
deze inmiddels de bewoning heeft
gestaakt.
De formulieren van aangifte zijn
ter Secretarie Kamer no. 3 kosteloos
verkrijgbaar.
Met nadruk wordt er op gewezen,
dat bij, die niet of niet behoorlijk
voldoet aan bovengenoemde verplich
tingen, wordt gestraft met eene geld
boete van ten hoogste vijf en twintig
gulden.
Amersfoort8 October 1907.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFEEtT KROESE.
Aangifte van vertrek uit en van
Vestiging in de Gemeente.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gelet op het koninklijk besluit van
den 27ste Juli 1887, (Staatsblad No. 141),
regelende de verplichting der ingezetenen
tot het doen van aangifte voor de bevol
kingsregisters
Herinneren den ingezetenen de op hen
rustende verplichting tot het dom van
aangifte van vertrek uit en van vestiging
in de gemeenteen brengen daartoe bij
deze te hunner kennis de bepalingen van
gezegd koninklijk besluit, welke luiden
als volgt:
1. Z(j die op den dag der volkstelling
in den vreemde of in eene der koloniën
of overzeesche bezittingen van het R(jk
hebben vertoefd, geven binnen ééne
maand na hunne terugkomst hiervan
kennis aan het gemeentebestuur.
Zjj die bij die telling zijn overgeslagen,
geven binnen ééne maand na den dag
voor elke telling bepaald, van dit ver
zuim kennis aan het bestuur hunner
werkelijke woonplaats. Voor de leden
van huisgezinnen rust de verplichting tot
kennisgeving op het hoofd van elk huis
gezin.
2. Zij die uit een Nederlandsche ko
lonie, een overzeesche bezitting of uit
den vreemde hunne woonplaats over
brengen in eene gemeente binnen het
Rijk, doen hiervan eene verklaring aan
het gemeentebestuur, vergezeld van het
gebruikelijke getuigschrift voor hen die
uit de koloniën of bezittingen, van een
paspoort of reis- en verblijfpas of andere
door de politie deugdelijk erkende be
wijsstukken voor hen die uit den vreemde
komen.
Deze verklaring geschiedt binnen ééne
maand na hunne aankomst in de ge
meente.
3. De kennisgeving in de twee vorige
punten vermeld, gaat vergezeld van de
noodige opgaven om in de bevolkings
registers te worden ingeschreven.
4. Zij die hunne werkelijke woonplaats
binnen het Rijk verlaten om die over te
brengen naar eene Nederlandsche kolonie,
een overzeesche bezitting of naar den
vreemde, doen hiervan eene verklaring
aan het bestuur der gemeente, welke zij
verlaten.
5. Zij die hunne werkelijke woonplaats
I uit eene gemeente van het Rijk naar eene
'andere gemeente overbrengendoen hier
van eene verklaring aan het bestuur der
gemeente die zij verlaten en waar zij in
het bevolkingsregister zijn ingeschreven,
met opgaaf der gemeente, waar zij toen-
schen zich te vestigen.
Zij ontvangen een kosteloos getuig
schrift van verandering van werkelijke
woonplaats.
6. Ter plaatse, waar zij hunne wer
kelijke woonplaats overbrengen, doen zij
uiterlijk binnen ééne maand na hunne
aankomst eene verklaring aan het Ge
meentebestuur, met overlegging van het
getuigschrift in het vorige artikel ver
meld.
7. Elk hoofd van een huisgezin geeft
uiterlijk binnen ééne maand kennis aan
het Gemeentebestuur van ieder lid dat
in het huisgezin wordt opgenomen of
daar uitgaat, inwonende dienst- en werk-
boden daaronder begrepen. Omtrent die
kennisgeving geldt het b(j sub 3 be
paalde.
Dezelfde kennisgeving geschiedt door
afzonderlijk levende personen, wanneer
zij andere personen in hun huisgezin
opnemen.
Bestuurders van instellingen, gestichten
en inrichtingen, niet staande onder be
stuur ot toezicht van het openbaar ge
zag, waar personen, onder eenig bestuur
samenwonen, geven maandelijks aan het
Gemeentebestuur kennis van alle perso
nen, die in de samenwoning zijn opge
nomen of daarvan zijn uitgetreden.
De verplichting vervalt, wanneer langs
een anderen weg de vereischte kennis
geving voor het bevolkingsregister ge
daan is.
8. Onverminderd de bovenstaande
voorschriften is een ieder, door het Ge
meentebestuur daartoe opgeroepen, ver
plicht tot het doen der opgaven, die
vereischt worden om de bevolkingsre
gisters in te vullen.
9. Overtreding dezer bepalingen wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste
veertien dagen of geldboete van ten
hoogste honderd guldetl.
Gedaan te Amersfoortden 8 October
1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
De Secretaris, WUYTIERS.
J. G. STENFERT KROESE.
Ministers aan het woord.
Zoowel de Fransche als de Britsche
Eerste-Minister hebben zich in een
politieke redevoering uitgelatenhet
is alsof de heeren, nu de eigenlijke
vacantietijd voorbij is, behoefte ge
voelen zich weer eens te laten hooren,
en de openbare bijeenkomst kiezen
in plaats van de parlementszaal die
nog niet weer geopend is.
Campbell Bannerman sprak over
hetgeen op het oogenblik bet belang
rijkste is in de Britsche politiekhet
conflict der twee Huizen van het
Parlement. Hij begon met een lof
rede op zijn eigen Regeering te
houden, die in twee jaren tijds even
veel tot stand had gebracht als
vele andere gedurende haar vollen
regeeringstijd. In deze twee jaar had
men de vrijheid der onderdanen en
het zelfbestuur in het gansche Rijk
bevorderd; men had de zegeningen
der autonomie gebracht onder de
medeonderdanen in Zuid-Atrika die
een paar jaar geleden nog onder
andere omstandigheden en andere
invloeden op het slagveld tegenover
de Britten hadden gestaan.
De kracht van het Britsche Rijk,
zoo zeide Bannerman, werd meer ver
sterkt door uitbreiding van vrijheid
en zelfbestuur dan door eenigen
oorlog. Zoo ging de Premier voort
met de opsomming van wat hij en
de zijnen alzoo met behulp van bet
Lagerhuis in deze twee jaren tot
stand hadden gebracht.
Maar meer nog dan wat de Regeering
tot stand gebracht had, meende hij,
was datgene wat zij niet tot stand
had kunnen brengen, door de tegen
werking der Lordsen daarop volgde
de lange rij van maatregelen welke
het Lagerhuis had gewild en door de
Lords waren tegengehouden. Vooral
over de landwetten sprak Bannerman
de koppigheid van het Hoogerhuis
had gemaakt, dat de liberale maat
regelen der Regeering niet ingevoerd
hadden kunnen worden en daardoor
waren er vele plattelands-bewoners
gedwongen geworden naar de groote
steden te verhuizen, of naar de landen
over de zee te trekken. Daarom moest
de almachtigheid der Lords worden
gebroken; zij die tot dusver aan geen
wet gebonden waren, moesten onder
den druk van een wet worden ge
bracht.
De spreker werd luide toegejuicht.
Clemenceau, de Fransche Eerste
Minister, sprak te Amiens, en bad
het, juist zooals Briand de vorige week,
tegen de anti-militaristen. Het zou
belachelijk zijn, meende Clemenceau,
bang te zijn voor de misdadige
propaganda; »als één land recht heeft
op de dankbaarheid van zijn kinderen,
dan is het de heerlijke grond van
Frankrijk. Wij nemen onze voor
vaderen en onze zonen tot getuigen
wij zullen niet gedoogen, dat het
groote, mooie en nobele Frankrijk
door misdadige lieden zal worden be-
leedigd."
Deze aan inhoud niet zeer rijke
rede had bij de hoorders groot succes.
Het Engelsche bestuurbare lucht
schip Nulli Secundus heeft Zaterdag
van Farnborough uit een onverwacb-
ten en zeer welgeslaagden tocht over
Londen heen gemaakt.
In het schuitje waren drie per
sonen kolonel Capper, de Heer Cody
en luitenant Waterlow. Bij het op
stijgen waren slechts weinige toeschou
wers; alleen invalieden die een luchtje
schepten en dienstmeisjes met kin
derwagens. Maar toen het uitmun
tend' bestuurde, sigaarvormige ge
vaarte boven de hoofdstad kwam,
liepen de menschen overal te hoop
om het te zien: in Ludgate-hill, St-
Pauls Churchyard, Scbeapside, Can-
nonstreet, Strand, enz., enz. Het wekte
overal levendige belangstleling.
De Nulli Secundus voer een paar
maal om de St-Paul heen, paradeerde
DOOR
DOERI TINGGI.
11)
In plaats van nu naar een meer eerlijken
werkkring om te zien, verbraste ik het geld
binnen korten tijd en na enkele maanden
was ik weer even arm als ooit te voren."
Na het hooren van deze bekentenis liet de
rechter den gevangene naar zijne cel terug
brengen en den griffier groetende, spoedde
hij zich naar zijne woning, waar hij zich in
zijne studeerkamer opsloot.
Hier alleen zijnde kon hij zich zonder stoor
nis aan zijne gedachten overgeven.
Heermans, de oude spoorwegwachter, de
vader van het jonge meisje om wiehij in on-
eenigheid van zijn zoon was gescheiden, was
onschuldig en zou niet de geminachte per
soon blijven als tot dusverre!
Maar welk ongelukkig toeval jnoest hem
daar juist mede bekend maken! Zijn eer en
geweten, zijn plicht als rechter noopten hem
die onschuld in het openbaar te bevestigen
en den werkelijk schuldige zijn misdrijf doen
boeten. Zelfs al was de bekentenis van den
gevangene aan hem alleen, zonder getuigen,
gedaan, dan nog zou hij den spoorwegwach
ter in zijne eer herstellen. Hij toch was niet
alleen rechter over misdadigers, doch ook ver
dediger van onschuldigen. Maar daardoor
verloor hij een wapen in den tegenstand,
dien hij zijn zoon bood. Nu de goede trouw
van Heermans bewezen was, zou hij nu toch
zijne toestemming moeten geven tot het on-
gewenschte' huwelijk van zijn zoon Otto met
de dochter van den baanwachter. Neen! al
was Heermans, de voormalige Adjunct Direc
teur der Domeinen, in zijne eer hersteld, dan
bleef hij toch nog den geringen spoorweg-
wachter en zou dat huwelijk eene ergelijke
mêsaillance blijven. Maar niettegenstaande
dit alles zou hij maatregelen nemen om de
onschuld van Heermans te bevestigen. Doch
voor hij dit deed, wilde hij persoonlijk gaan
omderzoeken welke soort van menschen de
Heermans waren. Den volgenden dag zou hij
zijn vriend, den burgemeester van Adrecht
bezoeken en zeker van hem alle mogelijke
inlichtingen kunnen bekomen.
Na het afzenden van een telegram aan den
heer van den Hoogstraete waarin hij kennis
gaf den volgenden te Adrecht te zullen ko
men, ging hij met meer verlicht hart naar de
huiskamer om zijne vrouw deelgenoote te
maken van hetgeen hem bekend was ge
worden.
Op meer waardeerende wijze sprak hij tot
haar over Heermans, waardoor zij een licht
straal meende te bespeuren voor haar zoon,
ondanks de wijze waarop haar man zich uitliet
over de liefde tusschen Cornelia en hun zoon.
Nu de omstandigheden zoo ten gunste van
Heermans veranderd waren en zijne dochter
Cornelia waarschijnlijk binnen kort weder
tot haar vroegeren stand zou terugkeeren,
begon Mevrouw de Berkeelen meer over te
hellen tot de huwelijksplannen van haar
zoon, met wien zij wel medelijden gevoelt,
doch wien zij geen hulp had willen verleenen
in zijn verzet tegen haar man. Wel vond zij
het jammer, dat Cornelia geheel zonder mid
delen was doch dit bezwaar telde zij niet
groot: Otto toch was in de toekomst rijk
genoeg om een huwelijk zonder geld te kun
nen sluiten. Waren alle verdere inlichtingen,
die zij over Heermans en zijne dochter
zou inwinnen even gunstig als haar zoon
zeide, dan hoopte zij voor hem eene goede
voorspraak bij haar man te zijn.
VI.
Een spoorwegongeluk.
De spoorbaan, die van Geuldamme naar
Adrecht loopt, gaat op ongeveer een kwartier
afstand van wachtpost 36, aan den overweg
naar het dorpje Hinsum over in de baan van
Winkelhuizen naar Adrechteen wissel wachter
was daar geplaatst zorg te dragen, dat de
wissel steeds in goede richting lag, waardoor
de van Adrecht komende treinen die van
Geuldamme konden passeeren.
Den morgen dat de heer De Berkeelen,
Otto's vader zich op reis begeven had om
persoonlijk informatiën te gaan inwinnen over
de familie Heermans, ging de wachter van
post 36 zijne woning uit, om als naar ge
woonte, den trein te laten passeeren,
[Wordt vervolgd